Terug naar zoekresultaten

2.16.52 Inventaris van het archief van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat: Stukken betreffende Grenscorrecties met Duitsland, (1943) 1947-1963

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.16.52
Inventaris van het archief van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat: Stukken betreffende Grenscorrecties met Duitsland, (1943) 1947-1963

Auteur

Jac. Vos

Versie

21-03-2022

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1977 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Ministerie van Verkeer en Waterstaat: Stukken betreffende Grenscorrecties met West-Duitsland
VW / Grenscorrecties West-Duitsland

Periodisering

archiefvorming: 1947-1963
oudste stuk - jongste stuk: 1943-1963

Archiefbloknummer

W26599

Omvang

; 212 inventarisnummer(s) 1,50 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Ministerie van Openbare Werken en Wederopbouw / Directie van de Waterstaat Ministerie van Verkeer en Waterstaat / Directie van de Waterstaat Demarcatie-Commissie voor de Nederlands-Duitse Grens
Veld, C. in 't
Kerk, J. van de
Ringers, J.A.

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief betreft de onderhandelingen over de annexatie van Duits grondgebied en de teruggave van deze gebieden (Elten en Tüddern). In het archief bevindt zich een collectie kaarten en rapporten over de grensproblematiek en gedeponeerd archief van ir. C. in 't Veld en ir. J. van Kerk, die beide namens Rijkswaterstaat nauw waren betrokken bij de grenskwestie. Daarnaast is gedeponeerd archief opgenomen van Dr. ir. J.A. Ringers, minister van Openbare Werken en Wederopbouw, in verband met voorstellen en onderhandelingen over mogelijke annexatie van Duits grondgebied in de periode 1945-1947.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Historisch overzicht
De totstandkoming van onze grens met Duitsland is in zekere zin van toevallige omstandigheden afhankelijk geweest. De kans hierin wijzigingen aan te brengen deed zich tot 1945 nagenoeg niet voor. Een boeiend beeld hierover en van de historische banden die de bevolking van Kleef en Opper-Gelder - ondanks de op de kaart getrokken grenslijnen - verbonden met de Republiek der Verenigde Nederlanden werd geschetst door drs. J.P.D. van Banning. ( zie documentatienr. 17, pag. 197 e.v. ) Blijkens dit artikel heeft het hen van 1648 tot 1815 strijd gekost om - tegen de officiële overheid in - van hun pro-Nederlandse gezindheid te doen blijken. De enige mogelijkheid tot wijziging der grenzen welke zich voordeed, was in 1919 bij het opstellen van het Vredesverdrag van Versailles. Na Wereldoorlog I werd namelijk door de geallieerden aan Nederland een belangrijk groter gebied aangeboden dan wat in 1948 door de Nederlandse regering als alternatief werd gevraagd, en wel op grond van de overweging dat deze streek meer Nederlands dan Duits was. De ontwerp-vredesbepaling hier omtrent, in minute getekend door de afgevaardigden van Amerika, Engeland, Frankrijk, Italië en Japan, luidde als volgt: ( idem nr. 18 pag. 5 )
  1. Germany undertakes to accept such rectifications of her frontier in the estuary of the Ems as the Netherlands may claim and the League of Nations may sanction with the object of securing to the Netherlands adequate freedom of access through her own territorial water to the post of Delfzijl.
  2. Germany undertakes to accept any other modification of her frontier with the Netherlands, which the League of Nations may consider necessary, provided that such modification shall not in any case extend beyond the territory included in the circles of Cleve, Mörs, Geldern, Kempen, Rees and Borken.
Nederland heeft toen geweigerd onder het motto: "Ik ben geen partij in het conflict geweest, ik wens geen partij bij de afrekening te zijn." Toen een wijs besluit, maar het behoeft dan ook geen verbazing te wekken dat men zich van Nederlandse zijde bij de herordening van Europa na Wereldoorlog II, rekenschap ging geven van de ligging van die grens, deels om ingeslopen anomaliën ( zie inv. Nr. 74 ) weg te werken, deels om economische of andere voordelen te behalen. In Nederland ontstond reeds tijdens de bezetting een streven om bij de vredesonderhandelingen een annexatie van Duits grondgebied door Nederland te bewerkstelligen als vergoeding voor de aan Nederland tijdens de oorlog toegebrachte schade. In de ondergrondse pers werden over dit probleem hele discussies gehouden. Ook de in Engeland aanwezige Nederlandse regering liet zich in deze geest uit, ondermeer door een artikel van de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken, mr. E.N. van Kleffens, in het tijdschrift "Foreign Affairs" van juli 1944. ( Winkler Prins 1948 deel 2 pag. 102. ) De Nederlandse regering zond op 29 oktober 1944 een nota aan de regeringen van de "United Nations" waarin werd gesteld dat zij zich het recht voorbehield om na de beëindiging van de oorlog met een annexatie-eis ten aanzien van Duitsland te komen. De Britse Minister C.R.Attlee maakte hiervan direct melding in het Parlement en zegde bovendien zijn steun toe. Op 2 Maart deelde hij mede, dat op de van 4 tot 11 februari 1945 te Yalta gehouden conferentie der "Big Three" de afstand van Duits grondgebied aan Nederland als schadevergoeding aan de orde was geweest. Sedert de verklaring van minister van Kleffens zijn vele stemmen gehoord. Na de bevrijding werd in juli 1945, onder voorzitterschap van de oud-minister van Financiën ir. J. v.d. Broek, te 's-Gravenhage het "Nederlandsch Comité voor Gebiedsuitbreiding" opgericht. Dit comité propageerde middels lezingen en een groot aantal brochures de idee van de annexatie van Duits grondgebied. Daarnaast verschenen er ook enige meer wetenschappelijke geschriften. Hiertoe kunnen ondermeer gerekend worden:
  • Bakker Schut, dr. Ir. F., "Uitbreiding Nederlands grondgebied gewenst?", Amsterdam - 1945
  • Zeegers, G.H.L., "Een ernstige beslissing. Het vergulde blazoen.", 1945.
  • Jongmans, prof. Dr. W.J. en Sax, dr. H.G.J., "Delfstoffen in het grensgebied.", Amsterdam - 1945.
  • Hilterman, mr. G.B.J., "Land om land.", Amsterdam - 1945.
  • Kloeke, prof. Dr. G.G., "De taalkundig culturele kant van het annexatie-vraagstuk.", Delft - 1945.
  • Keuning, H.J., "Nederlandsch-Duitsche grenslanden.", Amsterdam -1945.
  • Het annexatienummer van "Sociaal-Geografische Medelingen", Utrecht - 1946.
Het waren niet alleen de voorstanders van annexatie, welke zich middels publicaties tot de openbaarheid wendden. In Groningen bestond een "Comité van Actie tegen Annexatie" dat onder andere een brochure van de hand van dr. J. Oortwijn Botjes onder de titel "Annexatie? Dat nooit!!" het licht deed zien. ( zie documentatienr. 2 ) In de rij van tegenstanders schaarde zich, middels een brochure, een zekere 'IJ', welke brochure door "Vrij Nederland" werd uitgegeven. Ook in de "Vrije Katheder" verschenen er artikelen. ( idem nr. 9 pag. 36. )
Hoe zijn de regeringseisen tot stand gekomen?
Op 25 augustus 1945 werd door de minister van Binnenlandse Zaken namens de minister-president geïnstalleerd de Commissie van het Annexatievraagstuk. De voorzitter hiervan was de heer K. Vorrink. Men zag dit vraagstuk primair als een onderdeel van de vraag hoe Nederland een zo groot mogelijke vergoeding kon krijgen voor de door de Duitse bezetting aan ons land toegebrachte schade.
Secundair had men oog voor het element van straf dat in gebiedsafstand was gelegen.
Op 7 mei 1946 bracht de commissie haar lijvig rapport met talrijke bijlagen uit. Zij veroorloofde zich de regering in overweging te geven dit verslag met de bijlagen te doen openbaar maken en algemeen verkrijgbaar te stellen. Daartoe is men echter niet overgegaan.
Op 5 november 1936 bracht de Nederlandse regering - inmiddels was het kabinet Beel tot stand gekomen - haar eisen ter kennis van de geallieerden. In dit eisenpakket bemerken wij een heel ander uitgangspunt, immers het woord "straf" zullen wij er tevergeefs in zoeken. Bij nota van 7 januari 1947 ontving de Regering van de "Raad van Ministers van Buitenlandse Zaken" het verzoek aan de vertegenwoordigers van Duitsland schriftelijk mededeling te doen van haar zienswijze t.a.v. de aspecten van het Duitse probleem die voor Nederland van belang waren. De Regering gaf hieraan gevolg door in haar memorandum van 25 januari 1947 een nadere precisering met uitvoerige toelichting te geven. Principiële wijzigingen hield dit memorandum niet in.
In mei 1947 heeft een Engels-Nederlandse missie, het zgn. Fact-Finding Committee, de grens, zoals in de beide bovengenoemde memoranda was aangegeven, op het terrein verkend en gegevens verzameld.
Als gevolg van dit onderzoek werden kleine correcties aangebracht op de reeds bij memorandum van 25 januari 1947 gecorrigeerde lijn van 5 november 1946. Deze nader gewijzigde lijn is de getrokken lijn op de kaart. [blz. 9]
Begin 1948 werd te Londen een internationale conferentie gehouden door het Committee of Western German Frontiers. Deze stelde een Working Party in, welke de opdracht verkreeg: ( zie inv. Nr. 23, annex K. )
"The Working Party shall make a preliminary study of any proposals which may be put forward for the adjustment of the present western frontiers of Germany and shall only examine and report on those proposals which involve no appreciable loss to the German economy and which, being minor character only, can be regarded as desirable to eliminate local anomalies and improve communications.
En verder:
The establishment of this Working Party shall be without prejudice to the rights of the Governments concerned to raise their economic and territorial claims at a later date and at any rate before the final settlement with Germany.
De 'Working Party' kwam van 22 juli tot 1 september 1948 te Parijs bijeen. Dat de Nederlandse delegatie het eenvoudig had om onze wensen geëffectueerd te krijgen kan beslist niet worden gesteld. In een telegram van de delegatieleider dr. ir. J.A.Ringers aan de regering van 25 augustus 1948 werd er zelfs gesproken over "koehandel" en mededeling gedaan dat de andere delegaties door het Engelse voorstel om Nederlands gebied te ruilen tegen Duits gebied "gechoqueerd" waren. ( zie inv. nr. 54 ) In haar vergadering van 22 februari tot 22 maart 1949 te Parijs ging het Committee accoord met de conclusies van de 'Working Party' en stelde de bepalingen vast ter uitvoering van de door te voeren grenscorrecties. ( zie inv. nr. 24 ) Het protocol van deze conferentie werd op 23 maart 1949 ondertekend. In april 1949 kwam de Demarcatie Commissie, bestaande uit Brigadier-General R.L.Whitmore, Luit.-Kolonel F. Morel Deville en ir. C. in 't Veld te Valkenburg bijeen. Deze commissie had tot taak de te Parijs vastgestelde voorlopige grens (de definitieve grensscheiding immers zou eerst bij het vredesverdrag met Duitsland worden bepaald) tussen Nederland en Duitsland af te palen. In december d.a.v. bracht deze commissie haar eindrapport aan de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken uit. Deze sprak in zijn schrijven van 23 december 1949 zijn waardering uit voor de door de commissie verrichte werkzaamheden. ( zie inv. nr. 105 )
Het verdere verloop
Het bleek - gezien de omstandigheden, welke zich na de oorlog ontwikkeld hadden - noodzakelijk met het na-oorlogse Duitsland tot een oplossing van een aantal 'brandende' problemen te komen. ( Bijlagen bij de Handelingen der Tweede Kamer, 1960/61 en 1961/62. Idem der Eerste Kamer, 1962/63. ) Dit klemde te meer omdat Frankrijk zich al in 1954 tot het sluiten van een overeenkomst hiertoe met Duitsland bereid had getoond. België volgde in 1956 in Luxemburg in 1959.
In 1956 werden reeds door Duitsland pogingen ondernomen om ook met ons land tot een bilaterale regeling van de hangende vraagstukken te komen. Daar echter een zodanig accoord niet kon worden verwacht, zolang men ieder der aanhangige kwesties op zich zelf beschouwde, bleef er een aantal wrijvingsvlakken bestaan. Tijdens een bezoek dat minister mr. J. Luns aan zijn Duitse collega von Brentano, op 1 en 2 maart 1957 te Bonn, bracht, werd daarom overeengekomen "dat de naar hun aard voor bilaterale oplossing geschikte vraagstukken, ofschoon zij niet alle nauw met elkaar samenhangen, als één geheel zouden worden opgevat en tezamen onderwerp van bespreking zouden vormen." De aldus van weerszijden aan de orde gestelde problemen waren:
  1. de vergoeding aan de nazi-slachtoffers;
  2. de Nederlandse financiële aanspraken;
  3. het vraagstuk der grenslanderijen;
  4. het Eems-Dollard probleem;
  5. de Rijnvaaart;
  6. de grenswateren;
  7. de grenscorrecties;
  8. het grensoverschrijdend verkeer.
Het is uit deze samenvoeging van problemen verklaarbaar geworden dat in de gedeponeerde archivalia van ir. C. in 't Veld en ir. J. van de Kerk welke in deze inventaris werden opgenomen, meerdere van deze kwesties ter sprake kwamen.
In Nederland was inmiddels op 23 april 1949 het Grenscorrectiebesluit van 22 april 1949 [Stb.J. 181] afgekondigd. In de Britse bezettingszône werd op dezelfde dag de "Ordinance no. 184" afgekondigd bepalende dat een aantal gebieden "shall be transferred provisionally to the administration of the Government of Belgium or the Netherlands, as the case may be, and shall cease to be administered as part of the British Zone of Germany".
Op 7 september 1949 kwam de Bondsrepubliek Duitsland tot stand. De Bondsregering stelde dat de grenscorrectiegebieden rechtens tot haar territoir behoorden. Zij baseerde deze stelling ondermeer op het feit dat de Bondsrepubliek een aantal "Länder" omvatte, die reeds vóór 23 april 1949 als zodanig waren geconstitueerd. Men dacht daarbij in het bijzonder aan Nedersaksen en Noordrijn-Westfalen. De Nederlandse regering heeft deze zienswijze nooit aanvaard. Wel stelde zij dat aan Nederland niet de souvereiniteit over deze gebieden was overgedragen, reden waarom men in het Grenscorrectiebesluit en in de Grenscorrectiewet sprak van "worden geacht" te behoren tot het grondgebied van het Rijk. Dit op grond van het Protocol van Potsdam, dat de beslissing op dit punt verwees naar het definitieve Vredesverdrag.
De eerste fase der onderhandelingen heeft zich voornamelijk in 1957 afgespeeld. In deze periode bleek het onmogelijk de standpunten inzake de diverse Nederlandse eisen op financieel gebied nader tot elkaar te brengen. Ten aanzien van diverse vorderingen bleven de opvattingen over het rechtskarakter en de omvang van de diverse posten uiteenlopen.
Op 23 juni 1958 vond er te 's-Gravenhage wederom een bespreking plaats tussen de ministers van Buitenlandse Zaken.
Na vele intensief en op velerlei niveau gevoerde onderhandelingen, welke in januari 1959 werden hervat, kon er overeenstemming over de diverse overeenkomsten, samengevoegd tot het "Algemeen Verdrag", worden bereikt. Op 8 april 1960 werd protocol hiervan te 's-Gravenhage ondertekend.
Bij Koninklijke Boodschap van 2 februari 1961 werd dit Algemeen Verdrag ter goedkeuring aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal aangeboden. Deze nam het voorstel in de commissie-vergadering van 20 april 1961 in behandeling. De commissie bracht pas op 18 juli 1962 haar Voorlopig Verslag uit, nadat bij brief van 6 juli 1962 een Nota van Wijziging haar had bereikt. Dit verslag was bijzonder critisch, bijna afwijzend gesteld. Enkele citaten mogen dit verduidelijken. "Iedereen zal begrijpen, dat wij hier de facto staan voor een klein vredesverdrag. Met deze feiten voor ogen is het resultaat, naar het oordeel van de hier aan het woord zijnde leden, beschamend."
En ten aanzien van de grenscorrecties. ".....of men toe moet geven aan revanchistische Duitse verlangens met betrekking tot de grenzen."
Na veel geharrewar werd het wetsontwerp tenslotte op 21 februari 1963 met 84 tegen 23 stemmen door de Tweede Kamer goedgekeurd. ( Handelingen Tweede Kamer, 1962/63, blz. 739. ) Ook bij de behandeling in de Eerste Kamer bleek de ontvangst van deze overeenkomst niet onverdeeld gunstig. Enkele leden waren zelfs van oordeel, dat gezien de weerstand welke dit wetsontwerp in de Tweede Kamer had ondervonden en de gevoelens van onbehagen die het had opgeroepen, het staatkundig onjuist zou zijn dit voorstel met grote spoed te behandelen. (april 1963) Desondanks besloot de vergadering van 7 mei 1963 het wetsontwerp met 43 tegen 18 stemmen goed te keuren. ( Handelingen Eerste Kamer, 1962/63, blz 423. ) Op 9 mei daaraanvolgend werd de wet in het Staatsblad no. 298 afgekondigd.
Op 1 juli 1963 werden in Bonn de akten van bekrachtiging uitgewisseld.
Blijkens een van het ministerie van Buitenlandse Zaken ontvangen mededeling werd tot op heden met Duitsland nog geen definitief Vredesverdrag gesloten.
Embedded Image
Geschiedenis van het archiefbeheer
Oorspronkelijk waren de 16 dozen beschreven in deze inventaris geborgen in een bunker bij het Rijkswaterstaatsgebouw van de Van Hogenhoucklaan te 's-Gravenhage. Vandaar werden zij in 1968 overgebracht naar het bureau Semi-Statische Archieven van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, destijds gevestigd in de Plaspoelpolder te Rijswijk, thans in het departementsgebouw aan de Plesmanweg te 's-Gravenhage.
Het is gebleken dat de archivalia over de periode 1947 - 1949 betreffende de grenscorrecties, in weerwil van de codering der stukken, buiten het toenmaals 'lopende' Kabinetsarchief zijn gehouden. Een bevestiging werd gevonden door het niet voorkomen daarvan in de officiële ingang op het Rijkswaterstaats Kabinetsarchief en werden geborgen op de kamer van ir. C. in 't Veld. Deze trad dus in de plaats van de beheerder van het Kabinetsarchief. Dit heeft tot een nogal merkwaardige 'dossier' vorming geleid, terwijl ook een scherpe scheiding tussen het 'archief' en de 'collectie' niet was gehandhaafd.
De verwerving van het archief
Het archief is krachtens bepalingen van de Archiefwet overgebracht.

Inhoud en structuur van het archief

Inhoud
De in deze inventaris beschreven archivalia werden in 16 dozen aangetroffen. Daarvan droegen er 5 het opschrift "Rijkswaterstaat - Annexatie Duitse grensgebieden", 10 dozen "Collectie in 't Veld" en 1 doos "ondershandse correspondentie afd. A. Nederlands-Duitse grens". Deze laaste doos bevatte ondermeer de werkarchieven van ir. C. in 't Veld en ir. J. Van de Kerk in hun kwaliteit van lid van de ambtelijke commissies tijdens de vanaf 1957 gevoerde onderhandelingen met de Bondsrepubliek Duitsland met betrekking tot het totstandkomen van het in 1960 gesloten Algemeen Verdrag.
De overige 15 genoemde dozen bevatten archivalia betrekking hebbende op de in 1949 totstandgekomen grenscorrecties en de afpaling daarvan.
Selectie en vernietiging
Uit deze fondsen werden, behoudens doublures aangetroffen in de gedeponeerde archivalia, geen stukken vernietigd.
Verantwoording van de bewerking
De aangetroffen 'dossier' vorming werd zoveel mogelijk gehandhaafd en slechts daar gewijzigd waar de duidelijkheid of een betere toegankelijkheid dit wenselijk maakten. De in de 'collectie' aangetroffen stukken, welke kennelijk in het 'archief' thuishoorden, werden daarheen overgebracht.
In het 'totaal' bevindt zich een groot aantal landkaarten, zowel originelen als lichtdrukken en fotocopieën. Besloten werd - mede gezien de thans heersende opvattingen geen kaartbeschrijvingen te maken van in verbalen aangetroffen kaarten - daarvan geen aparte kaartenlijst samen te stellen.
Dat de archivalia van de vorengenoemde werkarchieven uit de periode 1957 - '63 in deze inventaris werden opgenomen vindt zijn oorzaak in het feit dat de officiële archieven zich thans nog onder codenummer 124 in het dynamische Kabinetsarchief van de Hoofddirectie van de Rijkswaterstaat bevinden en vooralsnog niet beschreven kunnen worden. Toch geven de summiere gegevens, welke in deze gedeponeerde archivalia gevonden kunnen worden, reeds een eerste indruk van de moeilijkheden tijdens de Nederlands-Duitse onderhandelingen in de genoemde periode.
Tenslotte zij vermeld dat achter de inventaris een overzicht werd opgenomen van de aangetroffen perscommentaren en andere publicaties betreffende het in deze inventaris behandelde onderwerp, onder het hoofd 'Documentatie'.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Deels openbaar, deels beperkt openbaar (A). Beperking openbaarheid betreft stukken over grenscorrecties die nog niet beslecht zijn.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Verkeer en Waterstaat: Stukken betreffende Grenscorrecties met West-Duitsland, nummer toegang 2.16.52, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, VW / Grenscorrecties West-Duitsland, 2.16.52, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Verwante archieven
Verder moge erop worden gewezen dat in de semi-statische archieven van de Directie van de waterstaat (2.16.22.01) stukken over de grenscorrecties '1949' aanwezig zijn [o.m. dossier 45].

Bijlagen

Overzicht van geraadpleegde bronnen Banning, J.P.D. van. Nadere beschouwingen over het annexatie-vraagstuk. Zonder jaartal. Banning, J.P.D. van. 'De grenscorrecties.' Artikel in Tijdschrift van het Kon. Ned. Aardrijkskundig Genootschap , 2e reeks, Deel LXIV no. 2, 1947. Maris, A.G., Witteveen, C.J. Grenswijziging Nederland-Duitsland. Zonder jaartal. Maris, A.G., Witteveen, C.J. A new borderline Netherlands-Germany. 1948. Oortwijn Botjes, J. Annexatie? Dat nooit !! Groningen, zonder jaartal. Veen, E. Schadevergoeding door Annexatie. Amsterdam, 1945. Winkler Prins , deel 2. Amsterdam/Brussel, 1948.

Archiefbestanddelen