Terug naar zoekresultaten

2.11.11.01 Inventaris van het archief van het Rijkszuivelconsulentschap voor Kaas te Arnhem: archief, (1950) 1959-1971 (1973)

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.11.11.01
Inventaris van het archief van het Rijkszuivelconsulentschap voor Kaas te Arnhem: archief, (1950) 1959-1971 (1973)

Auteur

H.M. Meijnen

Versie

27-03-2022

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1979 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Rijkszuivelconsulentschap voor Kaas te Arnhem
Rijkszuivelconsulentschap Kaas

Periodisering

archiefvorming: 1959-1971
oudste stuk - jongste stuk: 1950-1973

Archiefbloknummer

L217

Omvang

; 131 inventarisnummer(s) 3,90 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Rijkszuivelconsulentschap voor Kaas te Arnhem

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief van het Rijkszuivelconsulentschap voor Kaas te Arnhem (1959-1971) bevat hoofdzakelijk stukken betreffende haar organisatie, takenpakket, en ondernomen nevenactiviteiten. Onder taken en nevenactiviteiten wordt verstaan o.a. kwaliteitsonderzoek, mechanisatie vraagstukken, kaasverpakking, kaasafzet en -bewaring, voorlichting, en rapportages aangaande internationaal overleg en optredens van het consulentschap.
De meeste archiefbescheiden bestaan uit notulen, correspondentie, agenda's, rapportages, notities en concepten.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Omstreeks 1880 ging de coöperatieve verwerking van melk steeds meer op de voorgrond treden, de bereiding van boter en kaas werd overgebracht van de boerderij naar de fabriek. In deze tijd ontbrak het in Nederland aan voorlichting en aanmoediging van de zijde van deskundigen, zoals wel het geval was in het buitenland, vooral in Denemarken.
In Friesland gevoelde men al spoedig de concurrentie van andere exporterende landen, zodat van genoemde provincie uit pogingen in het werk werden gesteld om zich aan te passen bij de veranderde omstandigheden.
Met de tijdelijke aanstelling van een deskundige op zuivelgebied uit Sleeswijk-Holstein in 1881 door de Friesche Maatschappij van Landbouw, die optrad als inspecteur in de zuivelbereiding en adviezen gaf, en in 1889 door dezelfde Maatschappij de aanstelling van een ambtenaar in vaste dienst, die zich als consulent geheel zou wijden aan de bevordering van de belangen van de zuivelbereiding, begint de geschiedenis van het zuivelconsulentwezen in Nederland.
Het goede voorbeeld, door de Friesche Maatschappij van Landbouw gegeven, vond navolging in andere provincies.
Achtereenvolgens werden zuivelconsulenten aangesteld in de provincies: Zuid-Holland in 1893, Noord-Holland in 1895, Utrecht, Gelderland en Limburg in 1887, Noord-Brabant in 1898, Zeeland en Drenthe in 1899 en tenslotte Groningen en Overijssel in 1900.
Ofschoon in bijna alle provincies het initiatief voor de aanstelling van zuivelconsulenten werd genomen door de bestaande landbouworganisaties, waarbij het Rijk financiële steun verleende, waren de consulenten toch niet te beschouwen als direct ondergeschikte ambtenaren van die organisaties. Evenwel waren er al spoedig moeilijkheden voornamelijk van financiële aard. De uitgaven gingen bij sommige landbouworganisaties weldra de draagkrachten te boven, zodat deze naast de Rijkssubsidie ook bijdragen van zuivelfabrieken moesten vragen.
Een en ander was oorzaak dat door de Regering in 1912 werd besloten de zuivelconsulenten geleidelijk in rijksdienst te doen overgaan, nadat geruime tijd tevoren de provincies Gelderland en Overijssel de aldaar werkzame zuivelconsulenten tot provinciaal ambtenaar hadden gemaakt.
De eerste zuivelconsulenten die tot Rijksambtenaar werden benoemd, waren die in de provincies Noord-Brabant en Noord- en Zuid-Holland, waarna sinds 1930 geleidelijk in de andere provincies ook rijkszuivelconsulenten werden benoemd.
In de jaren 1957-1979 werden de provinciale rijkszuivelconsulentschappen geleidelijk opgeheven.
In de plaats daarvan werden enerzijds vele taken ondergebracht bij enkele landelijke specialistische rijkszuivelconsulentschappen, nl. voor Kaas te Arnhem (zie inv. nr. 1), voor Consumptiemelk en voor melkprodukten, de beide laatsten gevestigd in 's-Gravenhage, allen ressorterende onder de Directie Veeteelt- en Zuivelaangelegenheden en anderzijds taken overgenomen door de landelijke provinciale rijksveeteeltconsulenten. In verband met een herstructurering van het departement van Landbouw en Visserij werd het Rijkszuivelconsulentschap voor Kaas te Arnhem per 1 januari 1971 opgeheven. (zie inv. nr. 1)
Taak (zie inv. nr. 1)
De taak van het Rijkszuivelconsulentschap voor Kaas kan als volgt worden omschreven:
  1. De Consulent moet de overheid zo goed mogelijk inlichten over de gang van zaken op technisch gebied en ten aanzien van de kwaliteit van de kaasprodukten. Hij woont daarom de keuringen bij, die de regionale zuivelbonden van de Koninklijke Nederlandse Zuivelbond houden, teneinde de voor de leverancier vast te stellen prijs te bepalen.
  2. De Consulent onderhoudt een zo goed mogelijk contact met de directies en technische diensten van kaasfabrieken en het Nederlands Instituut voor Zuivelonderzoek om moeilijkheden en problemen bij de kaasbereiding op te lossen.
  3. De Consulent verzamelt zoveel mogelijk kennis en ervaring om als neutrale instelling bepaalde ontwikkelingen en eventueel nieuwe mogelijkheden in de kaasbereiding te beoordelen.
  4. Uit de taakomschrijving volgt dat de Consulent optrad als een "Studiedienst" voor de kaasindustrie en hiertoe een documentatie aanlegde. Hij was dus nauw betrokken bij de industrialisatie van de kaasbereiding. Soms leidde dit tot openbaarmaking van nieuwe procédé's in overleg met het bedrijfsleven.
In de praktijk betekende dit, dat de Consulent wetenschappelijke research verrichtte op het terrein van onderzoek naar de kwaliteit van kaas en van de kaasbereiding. De bestaande kaaskeuringen bleken onvoldoende garanties te bieden voor de consument, omdat de kaas na de keuring nog werd verpakt, opgeslagen en getransporteerd. Het Consulentschap ontwierp derhalve een methodiek om stukken kaas, gekocht in de winkels, te beoordelen (zie inv. nr. 65). Hiertoe trad een speciale keuringscommissie op. De resultaten werden openbaar gemaakt door voorlichtingsavonden voor plaatselijke grossiers, die de Consulent tesamen met het Nederlands Zuivelbureau organiseerde. Tevens werden de keurmeesters nader geïnstrueerd.
Uiteindelijk werden de bevindingen onderwerp van gesprek in een speciaal opgerichte Staatscommissie voor de Kwaliteitsbevordering van Kaas (de zg. commissie Wellen), waarin de Consulent als lid-notulist zitting had (zie inv. nrs. 125-131).
Wanneer een uitvinder bij het Ministerie van Economische Zaken een ontwikkelingscrediet (zie inv. nr. 42) aanvroeg, vroeg deze de Consulent om advies over de kwaliteit van deze uitvinding.
De Consulent had zitting in de Commissie inzake Octrooiaangelegenheden van de F.N.Z. (Koninklijk Nederlandse Zuivelbond) (zie inv. nrs. 51-52), zodat hij de nieuwste uitvindingen op het gebied van de mechanische kaasbereiding en -verpakking naar hun merites mede kon beoordelen.
Teneinde de kwaliteit van de kaas te verbeteren nam de Consulent ook zitting in een studiecommissie betreffende het voorverpakken van kaas van het Nederlands Instituut voor Efficiency (N.I.V.E.) (zie inv. nrs. 57-59).
Voorts was de Consulent afgevaardigde van het Ministerie van Landbouw en Visserij in de Centrale Commissie voor Kaascontrolestations (zie inv. nrs. 68-72) en tevens adviserend bestuurslid in de Kaascontrolestations Zuid-Holland - Brabant (zie inv. nrs. 73-83) en Noord-Holland (zie inv. nrs. 84-88).
Deze stations controleren de kwaliteit van de kaas en zijn bevoegd om boeten uit te schrijven, wanneer het aangebodene niet aan de kwaliteit voldoet.
De Consulent adviseerde de stations bij de invoering van nieuwe controle methodieken.
Geschiedenis van het archiefbeheer
Na de opheffing van het Consulentschap vond in 1972 overbrenging plaats naar de departementale archiefbewaarplaats van het Ministerie van Landbouw en Visserij te Arnhem, waar het archief zich thans nog bevindt.
Het geïnventariseerde archief is verpakt in 31 archiefdozen.
De inventarisator zegt hierbij zijn welgemeende dank aan de heer drs. J. A. A. Bervoets, Chartermeester van de 2e afdeling van het Algemeen Rijksarchief, aan de heer ir. P. Tiersma, voormalig Rijkszuivelconsulent voor Kaas, alsmede aan zijn naaste medewerker de heer IJ. Edam, voor hun adviezen, die voor de totstandkoming van deze inventaris onontbeerlijk waren.
De verwerving van het archief
Overbrenging van een overheidsarchief

Inhoud en structuur van het archief

Selectie en vernietiging
Tijdens de registratuurperiode vond een uitgebreide vernietiging van stukken plaats, zoals blijkt uit de Verklaring van Vernietiging ingevolge artikel 5 van het Archiefbesluit dd. 30 januari 1970 (zie inv. nr. 4).
Lijst van vernietigde stukken tijdens de inventarisatieperiode Een Verklaring van Vernietiging ingevolge artikel 5 van het Archiefbesluit is op 1 november 1974 opgemaakt.
  • Begeleidingsbrieven van niet-principiële aard Verzoeken om inlichtingen van eenvoudige aard
  • Stukken betreffende personeelsaangelegenheden, met uitzondering van benoeming, ontslag en taakstelling van de Rijkszuivelconsulent
  • Stukken betreffende de aanschaf van materieel en kleine herstelwerkzaamheden aan het kantoor
  • Stukken betreffende het nemen van monsters, met uitzondering van de eindrapporten en correspondentie van principiële aard.
Verantwoording van de bewerking
Bij vergelijking van de code met hetgeen in het archief bewaard is gebleven, bleek de registrator de code vaak te hebben toegepast voor een onderwerpsgewijze rubricering.
Hierdoor werd het noodzakelijk om in de omschrijvingen het verband te leggen dat er bestond tussen de archiefvormende instantie en het behandelde onderwerp. Het bleek, dat binnen de code gedeponeerde archivalia als neerslag van nevenfuncties van de Consulent zonder onderscheid naast hoofdactiviteiten waren gearchiveerd en dat volstrekt verschillende zaken rubrieksgewijs in een dossier waren ondergebracht.
Na uitsplitsing van de nevenactiviteiten en omschrijving van de zaken als "concrete gevallen", (vgl. hierbij J. L. van der Gouw c.s. "Nederlandse Archiefterminologie", par. 66) bleek de oorspronkelijke ordening niet meer te handhaven.
Tevens bleek, dat ca. 40% op den duur niet meer voor bewaring in aanmerking kwam en buiten de inventaris moest worden gehouden.
Besloten is derhalve tot een systematische indeling van de inventaris - volgens de criterium organisatie - taak waarbij een rubriek nevenactiviteiten.
Na de opheffing van het Consulentschap werden door de Consulent enkele lopende zaken afgedaan. Deze archivalia, gevormd in 1972, zijn in de inventaris opgenomen, teneinde een afgerond beeld van de activiteiten te verkrijgen.
Een lijst van tijdens de inventarisatie vernietigde stukken, zoals blijkt uit de verklaring van vernietiging ingevolge artikel 5 van het archiefbesluit dd. 1 november 1974 is opgenomen als bijlage.
Ordening van het archief
Het geïnventariseerde archief werd geordend volgens het dossierstelsel met gebruikmaking van de Archiefcode voor de Rijkslandbouwvoorlichtingsdiensten van het Ministerie van Landbouw en Visserij van januari 1955 (zie inv. nr. 4).

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Rijkszuivelconsulentschap voor Kaas te Arnhem, nummer toegang 2.11.11.01, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Rijkszuivelconsulentschap Kaas, 2.11.11.01, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar

Archiefbestanddelen