Terug naar zoekresultaten

2.06.082 Inventaris van het archief van het Ministerie van Economische Zaken: Directoraat-Generaal voor de Prijzen en voorgangers, (1939) 1940-1956

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.06.082
Inventaris van het archief van het Ministerie van Economische Zaken: Directoraat-Generaal voor de Prijzen en voorgangers, (1939) 1940-1956

Auteur

CAS 174

Versie

05-10-2021

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1995 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Directoraat-Generaal voor de Prijzen en Voorgangers
EZ / Prijzen

Periodisering

archiefvorming: 1940-1956
oudste stuk - jongste stuk: 1939-1956

Archiefbloknummer

E20113

Omvang

; 1357 inventarisnummer(s) 34,00 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Ministerie van Handel, Nijverheid en Scheepvaart / Dienst van de Gemachtigde voor de Prijzen Ministerie van Handel, Nijverheid en Landbouw / Directie voor de Prijzen Ministerie van Handel en Nijverheid / Directoraat-Generaal van de Prijzen Ministerie van Economische Zaken / Directoraat-Generaal voor de Prijzen Centraal Afwikkelingsbureau van de Inspecties voor de Prijsbeheersing te Rotterdam, 1940-1944, 1944-1945, 1945-1946, 1946-1952, 1946-1949

Samenvatting van de inhoud van het archief

Op 24 juni 1939 werd de Prijsopdrijvings- en Hamsterwet 1939 aangenomen. Op 10 mei 1940 werd dit gevolgd door een totale prijsstop. De Duitse bezetter kondigde eveneens een prijsstop af. De prijsstop gold zowel voor roerende en onroerende goederen als huur en diensten. Ontheffingen waren slechts mogelijk met toestemming van het ministerie. Op 11 november 1940 richtte de Duitse bezetter de Dienst van de Gemachtigde voor de Prijzen op. Deze dienst, onder leiding van mr. H.C. Schokker, werd verantwoordelijk voor de prijspolitiek. Dat gold zowel wetgeving als het opsporen van overtredingen en het straffen van overtreders. Dat laatste was vastgelegd in het Prijsbeheersingsbesluit van 1941 en voorzag in boetes, inbeslagnames en vrijheidsstraffen. Tegen het einde van de oorlog werd de prijsontwikkeling niet meer in de hand gehouden. Alhoewel organisatie en regels op een aantal punten werden aangepast werd de prijspolitiek van de bezettingstijd na de oorlog door het Militair Gezag en de Nederlandse burgerlijke autoriteiten in grote lijnen overgenomen. De noodzaak van een effectieve prijsbeheersing was onbetwist. De Directeur-Generaal voor de Prijzen hield nauw toezicht op de prijzen tot ongeveer 1950 toen de controle veel losser werd en het werk sterk werd vereenvoudigd en ingekrompen.
Het archief bevat zowel stukken van de Dienst voor de Gemachtigde voor de Prijzen als het Directoraat-Generaal voor de Prijzen en gedeponeerd archief van verschillende inspecties, het afwikkelingsbureau en lokale bureaus in Amsterdam, Arnhem en Rotterdam. Het bevat stukken over de eigen organisatie, prijsvoorschriften per economische sector en stukken over de opsporing en berechting van overtredingen.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
De oorlogsperiode
Maatregelen.
Teneinde het opdrijven van prijzen en het hamsteren van goederen onder de dreiging van een groot gewapend conflict in Europa te voorkomen, werd op 24 juni 1939 de Prijsop- drijvings- en Hamsterwet 1939 (S. 634) afgekondigd. Deze maatregel zou de eerste zijn van een lange reeks van maatregelen die vlak voor, tijdens en enkele jaren na de Duitse bezetting nodig waren om, in samenhang met distributiemaatregelen, ervoor te zorgen dat enerzijds de schaarse meest cruciale goederen door de gehele bevolking aangeschaft konden worden en anderzijds het produktie- en handelsapparaat niet door onbeheerste prijsvorming zou instorten. De prijsbeheersing vormde een van de wezenlijke pijlers onder het beleid om Nederland zo goed mogelijk economisch door de oorlog heen te loodsen. Voor dit streven werd in de loop der jaren een uitgebreid ambtenarenapparaat in verschillende organisaties in het leven geroepen, dat pas in de vroege jaren '50 tot normale proporties teruggebracht kon worden. "Normaal" omdat na de Tweede Wereldoorlog een zekere mate van bemoeiing van de overheid met vorming van en controle op prijzen tot de reguliere taken is gaan behoren.
Van juli 1939 tot het uitbreken van de oorlog op 10 mei 1940 is het ingrijpen van de overheid op het gebied van de prijzen zeer gering geweest. Op 10 mei 1940 echter werd direct een prijsstop afgekondigd door de Nederlandse overheid en tevens door de Duitse bevelhebber der binnenvallende troepen ( Beschikking nr. 28455 van 10-5-1940 van de Ministers van Handel, Nijverheid en Scheepvaart en van Landbouw en Visserij (Stcrt. 14-5-1940 nr. 92) en Verordening nr. 6 van 10-5-1940 van de Befehlshaber der Heeresgruppe (Heeresgruppenverordnungsblatt nr. 1) ) . Na deze noodmaatregel werd uiteraard snel een regeling opgesteld die strenge prijsbeheersing mogelijk maakte: de Prijzenbeschikking 1940 nr. 1 van 11 juli 1940 ( Verordeningenblad voor het bezette Nederlandse Gebied 64/1940. ) . Deze was echter niet op alle prijzen van toepassing: prijzen voor bepaalde onroerende goederen, prijzen vastgesteld ingevolge de Landbouwcrisiswet 1933, prijzen voor personen- en goederenvervoer, arbeidslonen en prijzen van nog niet afgenomen buitenlandse goederen vielen niet onder de beschikking. De Prijzenbeschikking 1940 nr. 1 gold in principe voor alle roerende en onroerende goederen, maar ook voor huur en verhuur en het verrichten van diensten. Grondtrek van de regeling is het verbod om goederen of diensten tegen een hogere prijs te verkopen dan gebruikelijk was op 9 mei in in de regeling uitgewerkte omstandigheden. De Secretaris-Generaal van de departementen van Handel, Nijverheid en Scheepvaart en van Landbouw en Visserij (Dr.H.M. Hirschfeld) kon van de bepalingen van deze beschikking ontheffing verlenen of een andere prijs vaststellen. In de meeste prijsvoorschriften is eveneens een dergelijke ontheffingsbepaling opgenomen. Door de opstelling van een massa specifieke prijsvoorschriften voor bepaalde produkten werd de Prijzenbeschikking 1940 nr. 1 langzamerhand uitgehold.
Aanvankelijk werden de prijsbesluiten en -beschikkingen nog, in overeenstemming met algemene Verordeningen van de Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandse Gebied (nr. 3/1940 en nr. 23/1940), uitgevaardigd door de Secretarissen-Generaal van de betreffende departementen. Zij waren immers na het vertrek van de ministers naar Londen belast met de feitelijke leiding van het departement.
Door de al spoedig verslechterende economische omstandigheden werd het echter van Duitse zijde wenselijk geacht de bevoegdheden op het gebied van de prijsbeheersing meer te centraliseren. Na enige tijd hebben de Secretarissen-Generaal zich daarmee accoord verklaard. Zo werd door hen het instituut van een Gemachtigde voor de Prijzen ingesteld op 11 november 1940 ( V.O. 218/1940 ) . De eerste en enige Gemachtigde was mr. H.C. Schokker, administrateur bij het Departement van Handel, Nijverheid en Scheepvaart, benoemd tot Gemachtigde op 2 december 1940 ( Stcrt. van 2 december 1940 nr. 235. ) . Deze Gemachtigde werd belast met de regeling en handhaving van de prijzen van alle goederen en diensten en vergoedingen van iedere aard, in het bijzonder van goederen voor de dagelijkse behoeftevoorziening, huurprijzen voor roerende goederen, prijzen, huren en pachten van onroerende goederen, vervoerstarieven, gas- en electriciteitstarieven en renten. Ten aanzien van de prijsvorming kon de Gemachtigde richtlijnen vaststellen. Tevens werd hij belast met de zorg voor de naleving van de prijsvoorschriften. Prijsvoorschriften werden door de betreffende Secretarissen-Generaal uitgevaardigd na overleg met de Gemachtigde. In de praktijk kwam dit er al spoedig op neer dat besluiten pas werden uitgevaardigd wanneer de Gemachtigde daarmee instemde. Bij verordening van de Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandse gebied van 13 oktober 1942 ( V.O. 115/1942. ) werd vervolgens de uitvaardiging van wettelijke voorschriften op het gebied van de prijzen van de Secretarissen-Generaal overgeheveld naar de Gemachtigde voor de Prijzen. Daardoor werden de wetgeving, opsporing en berechting in één instantie verenigd, geheel tegen de Nederlandse principes van gescheiden staatsmachten. Ten aanzien van prijszaken in verband met verpachting en vervreemding van landbouwgronden, tarieven van het bank- en kredietwezen en hypotheekrenten behielden de Secretarissen-Generaal echter hun bevoegdheden. Spoedig na de oprichting van de Dienst van de Gemachtigde voor de Prijzen op 11 november 1940 ( Besluit van de Secretarissen-Generaal van de departementen van Handel, Nijverheid en Scheepvaart, van Landbouw en Visserij, van Waterstaat, van Binnenlandse Zaken, van Financiën, van Sociale zaken (wnd), en van Justitie van 11 november 1940 (V.O. 218/1940). ) was op 7 januari 1941 een besluit uitgevaardigd door de Secretarissen-Generaal van Handel, Nijverheid en Scheepvaart en van Justitie waarbij de bestraffing geregeld werd van overtreding van prijsvoorschriften: het Prijsbeheersingsbesluit. ( VO 11/1941 ) Hierbij werd de mogelijkheid geboden overtreders naast vrijheids- of geldstraffen ook tuchtstraffen op te leggen. De opsporing van overtredingen en de tuchtstrafvordering, die tot de competentie van de Gemachtigde voor de Prijzen behoorde, werd geregeld in de Organisatiebeschikking Prijsbeheersing, uitgevaardigd door de Gemachtigde op 20 januari 1941 ( Stcrt. van 20 januari 1941 nr. 13. ) . Daarbij werd o.a. bepaald dat het hoofd van de Afdeling Prijsbeheersing van de Dienst van de Gemachtigde voor de Prijzen bevoegdheden had op zowel het terrein van de opsporing (art. 9 en 11) als het terrein van de tuchtrechtspraak (art. 6, 2e lid en art. 7, le lid, art. 8, 2e lid). De regionale inspecteurs voor de prijsbeheersing, die ressorteerden onder het hoofd van de Afdeling Prijsbeheersing (art. 2-3), hadden in hun ressorten eveneens dergelijke bevoegdheden (art. 4, 5, 6, 3e lid, art. 10-12). Voor de opsporing van prijsovertredingen was, althans op het niveau van de detailhandel, ook het Prijsaanduidingsbesluit 1941 van 24 april 1941 van belang ( VO 87/1941 ) . Een van de eerste maatregelen op het gebied van de prijsvorming was het door de Secretarissen-Generaal uitgevaardigde Besluit van 9 augustus 1941, het Prijsvormingsbesluit 1941 ( VO 167/1941. ) . Hierin werden algemene richtlijnen gegeven voor prijsvorming en voorschriften ten aanzien van nieuwe goederen. Hierbij kon worden bepaald (art. 5) dat nieuwe goederen eerst dan mochten worden verkocht als aan de Secretarissen-Generaal van Handel, Nijverheid en Scheepvaart en van Landbouw en Visserij een uitvoerige prijsberekening was voorgelegd, waarop goedkeuring verkregen was. Verder werden in dit besluit voorschriften gegeven ten aanzien van het achterhouden van goederen, koppelverkoop, kettinghandel en het voor fabrikanten en groothandelaren verplicht aantekening houden van en inlichtingen geven over door hen gemaakte verkoopsprijzen. Voor de uniformiteit in de behandeling van prijsvormingsaangelegenheden werden door de Gemachtigde algemene richtlijnen voor prijsvaststellingen gegeven in de Richtlijnen voor de Prijsvaststelling nr. 1 van 11 april 1942 ( Stcrt. van 11 april 1942 nr. 69a. ) . Hierbij werd tot in detail aangegeven waar bij een verantwoorde prijsberekening op gelet diende te worden. Ten gevolge van de oorlogsomstandigheden waren de kosten van produktie, vervoer of handel vaak zodanig gestegen dat de producent/handelaar met de normale kostprijsberekening niet goed meer uitkwam. In zo'n geval was een actieve prijspolitiek van de overheid noodzakelijk om het economisch leven in evenwicht te houden. Men kon de producent een prijsverhoging toestaan of men kon een subsidie toekennen uit een fonds om de kostenverhoging daarmee te bestrijden. Voor diverse groepen produkten bestonden diverse zgn. egalisatie- en verrekeningsfondsen. Deze zijn al spoedig na mei 1940 bij diverse Rijksbureaus en bij de organen van de Bedrijfsorganisatie en door groepen ondernemingen gevormd. Begin 1942 zijn op Duits initiatief pogingen in het werk gesteld om te geraken tot één centraal Fonds voor de Prijspolitiek. Begrotingsgelden waren toen reeds opgevoerd en goedgekeurd op de begroting van de Dienst van de Gemachtigde voor de Prijzen. Uiteindelijk is formeel bij gemeenschappelijk besluit van de Gemachtigde voor de Prijzen en de Secretaris-generaal van Financiën van 22 november 1943 dit Fonds tot stand gekomen ( Stcrt. van 6 december 1943 nr. 237. ) . Overigens werden niet alle reeds bestaande prijzenfondsen hierin opgenomen. Het Fonds werd gevoed uit heffingen (door de Rijksbureaus op te leggen of via het Prijsvormingsbesluit te heffen), uit het overschot van de Dienst voor de Gemachtigde voor de Prijzen en uit saldi van oude bestaande fondsen, die met de verplichtingen werden overgenomen. Het Fonds voor de Prijspolitiek figureerde op de begroting van de Dienst van de Gemachtigde voor de Prijzen. Naast prijsregulering was ook de steun aan stilgelegde bedrijven een, zij het secundaire, functie van het Fonds.
Organisaties
Op het organisatorische vlak werd bij de Afdeling Nijverheid van het Departement van Handel, Nijverheid en Scheepvaart een Bureau Prijzen ( Het eerste weekverslag gaat over de periode 15 mei - 20 juli (!) 1940. ) opgericht, dat belast werd met de behandeling van prijsaangelegenheden, voornamelijk op industrieel terrein. Vanzelfsprekend kon dit bureau niet zonder de adviezen van de Rijksbureaus voor Handel en Nijverheid die belast waren met de regulering van de distributie van bepaalde produktengroepen. Zij hadden, waar hun leiding bestond uit personen die hun sporen in de handel en industrie verdiend hadden, immers bij uitstek zicht op de problemen rond de prijsvorming. Ook stonden deze rijksbureaus vanaf eind 1940 ( Besluit van de Secretaris-Generaal van het Ministerie van Handel, Nijverheid en Scheepvaart van 31 oktober 1940 betreffende de opbouw van een zelfstandige organisatie ter ontwikkeling van het bedrijfsleven (VO 206/1940). ) in verbinding met de organen van het georganiseerde bedrijfsleven (de hoofdgroepen en de vak- en bedrijfsgroepen), wat hun deskundigheid nog vergrootte. De Rijksbureaus hebben, de een korter, de ander langer, zelf prijscontrole uitgeoefend en prijsvormingszaken behandeld in hun afdelingen Prijzen. Sommige hebben dit op een gegeven moment moeten overdragen aan de Dienst van de Gemachtigde voor de Prijzen. De bedrijfsorganisaties op het gebied van de voedselvoorziening hebben op grond van het Organisatiebesluit Voedselvoorziening 1941 steeds zelf prijsregelingen voor voedingsmiddelen uitgevaardigd ( Besluit van de Secretaris-Generaal van Landbouw en Visserij van 28 maart 1941, in werking getreden op 1 april 1941 (VO 69/1941). ) . Deze verordeningen waren wel onderworpen aan schorsing of vernietiging door de Secretaris-Generaal van het Departement van Landbouw en Visserij of, voor sommige zaken, door de Gemachtigde voor de Prijzen.
In 1942/43 fungeerden inmiddels bij de Directie voor Handel en Nijverheid:
  • een Bureau voor Prijs- en Financiële vraagstukken onder de Afdeling Secretariaat, in het bijzonder belast met de algemene besluitvorming rond de prijsvorming;
  • het bovenvermelde Bureau Prijzen, later Bureau Financiële aangelegenheden, onder de Afdeling Nijverheid, in het bijzonder belast met de behandeling van verzoeken om prijsverhoging in de industrie; en
  • een Bureau Prijzen onder de Afdeling Middenstand, in het bijzonder belast met de vaststelling van detailprijzen en marges.
Ook bij diverse andere departementen werden "prijzenbureaus" opgericht.
  • Bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken werd ingesteld een (Afdeling) Prijzenbureau voor Onroerende Zaken (huurprijzen). Door deze ministerie-afdeling werden in 60 gemeenten Prijzenbureaus voor Onroerende Zaken opgericht, verbonden aan en bemand met ambtenaren van de betreffende gemeentelijke diensten voor Bouw- en Woningtoezicht, maar ressorterend onder het Ministerie van Binnenlandse Zaken ( De Prijzenbureaus voor Onroerende Zaken zijn ingesteld bij Besluit van de Secretarissen-Generaal van Binnenlandse Zaken, van Handel, Nijverheid en Scheepvaart en van Financiën van 23 augustus 1941 tot uitvoering van het Huurprijsbesluit 1940 (art.2). ). Het personeel werd benoemd en ontslagen door de betreffende gemeente, onder kennisgeving aan Binnenlandse Zaken, waarbij de aan de bureaus verbonden kosten gedeclareerd konden worden. De ressorten van de bureaus vielen samen met die van de kantongerechten. Op 18 december 1941 zijn de bureaus van start gegaan, en wel met de controle op de huurprijzen. Zij hielden zich bezig met alles betreffende de prijszetting van onroerend goed. In december 1942 is de verantwoordelijkheid voor deze bureaus overgegaan naar de Dienst van de Gemachtigde voor de Prijzen en in mei 1945 naar het Directoraat-Generaal van de Prijzen. In januari 1951 kwam de verantwoordelijkheid te berusten bij het Ministerie van Wederopbouw en Volkshuisvesting. Dit ministerie heeft de supervisie uitgeoefend tot aan de opheffing van de inmiddels tot 11 provinciale bureaus gereduceerde Prijzenbureaus per 15 augustus 1956. De archivalia van de bureaus gingen over naar de Huuradviescommissies.
  • Bij het Ministerie van Landbouw en Visserij fungeerden onder het Rijksbureau voor de Voedselvoorziening in Oorlogstijd in 1942/43:
    • - een afdeling Prijzen (ook nog in 1943/44), belast met de behandeling van calculatieschema's, maximumprijzen, minimumprijzen en vaste prijzen van landbouw-, veeteelt- en visserijprodukten en industrieel verwerkte agrarische produkten en de behandeling van individuele aanvragen tot prijsverhoging, een Afdeling Prijszetting en een Afdeling Prijscontrole.
  • Bij het Ministerie van Financiën werd een afdeling belast met werkzaamheden in verband met de prijzen van hypotheken.
  • Bij het Ministerie van Sociale Zaken werd een afdeling belast met werkzaamheden in verband met de prijzen van verzekeringen. Ook het departement voor Bijzondere Economische Zaken had bemoeienis met deze materie.
  • Bij het Ministerie van Waterstaat fungeerde in 1942143144 een Sectie, later Bureau, Tarieven en Prijzen onder de Afdeling Vervoerswezen.
Uiteraard was er ook Duitse invloed op het prijsbeleid. Naast de Duitse invloed op structuur van organisatie en wetgeving was er ook een bureaucratische invloed. Hoewel de invloed niet gering geweest is, is hij in hoofdzaken niet storend geweest. ( B.Pruyt, De Prijsbeheersingspolitiek tijdens de bezetting 1940-1945, blz. 56-59. ) Binnen het Rijkscommissariaat werd in het Generalkommissariat für Finanz und Wirtschaft een Abteilung Preisbilding als afvaardiging van de Reichspreiskommissar te Berlijn geformeerd in het begin van de bezetting. Verder was aan elk Rijksbureau voor Handel en Nijverheid een Bevolmächtigte verbonden. Bij praktische en principiële zaken moesten deze instanties geraadpleegd worden. De Gemachtigde voor de Prijzen zou worden bijgestaan door een Commissie van Bijstand, althans volgens art. 5 van het besluit 218/1940 en de Bestuursalmanak. Deze commissie zou bestaan uit door de Secretaris-Generaal van het Ministerie van Handel, Nijverheid en Scheepvaart benoemde vertegenwoordigers van de departementen van Handel, Nijverheid en Scheepvaart, van Landbouw en Visserij, van Waterstaat, van Binnenlandse Zaken, van Financiën, van Justitie en van Sociale Zaken. Deze commissie is echter volgens Van der Zant echter nooit in het leven geroepen ( Z.M. van der Zant, De Prijswetgeving in Nederland, blz.49. ) .
De Dienst van de Gemachtigde bestond uit
  • een Secretariaat,
  • een Afdeling Prijsvorming, onderverdeeld in hoofdgroepen en groepen naar bedrijfstak of produkten en diensten,
  • een Afdeling voor de Prijsbeheersing ( Althans volgens art. 1 van de Organisatiebeschikking Prijsbeheersing van 20 januari 1940 (Stcrt. van 20 januari 1941 nr. 13); in de Bestuursalmanakken voor het bezette Nederlandse Gebied 1942/1943 en 1943/1944 is echter alleen nog sprake van twee gescheiden afdelingen Opsporing en Berechting, terwijl later, in de stukken weer sprake is van Inspecteur voor de Prijsbeheersing in Algemene Dienst als hoofd van "de Opsporing" en "de Berechting". ), later gescheiden in de afdelingen Opsporing en Berechting,
  • een Accountantsdienst,
  • een Afdeling Algemeen Beheer,
  • een Afdeling Comptabiliteit en
  • vijf regionale Inspecties voor de Prijsbeheersing, gevestigd in de plaatsen waarin een gerechtshof gevestigd was
De organisatie werd in 1942 geacht voltooid te zijn. Per l september 1944 werd de organisatie op het laatst nog gewijzigd: naast de afdelingen Prijsvorming, Opsporing en Berechting werd een nieuwe Afdeling Wetgeving in het leven geroepen. Deze afdeling was verantwoordelijk voor de letterlijke inhoud van alle prijsvoorschriften en met deze gelijk te stellen bekendmakingen van de Dienst van de Gemachtigde voor de Prijzen. De afdeling Wetgeving zorgde voor de behandeling van alle juridische aangelegenheden die de andere afdelingen aan haar overdroegen. In overleg met de afdeling Prijsvorming en de afdeling Berechting bepaalde de afdeling Wetgeving de wezenlijke inhoud van de uit te vaardigen prijsvormings- en prijsbeheersingsvoorschriften.
Procedures
Bij de prijspolitiek, die sinds de instelling van de Dienst van de Gemachtigde voor de Prijzen steeds meer door deze dienst en door de Duitse autoriteiten beheerst werd, ging het initiatief uit van de Dienst van de Gemachtigde voor de Prijzen, die in overleg trad met de Rijksbureaus voor Handel en Nijverheid, de prijzenafdelingen van de departementen en het Reichskommissariat. Het fiat van de Abteilung Preisbildung van de laatste was bijvoorbeeld voor alle belangrijke beslissingen vereist.
Voor de aanvrage van personen en bedrijven (al of niet in groepsverband) tot verhoging en vaststelling van prijzen van produkten en diensten op grond van de Prijzenbeschikking 1940 nr. 1 (ex art 6) en het Prijsvormingsbesluit 1941 (ex art. 2 lid 5) golden, al naar gelang van het belang van de vast te stellen prijs, meer of minder ingewikkelde procedures.
De prijsvoorschriften werden aanvankelijk als regel door de lagere organen als Vakgroepen, Rijksbureaus en door de prijzenafdelingen van de departementen voorbereid, waarna ze uiteindelijk door de Gemachtigde voor de Prijzen vastgesteld en sinds 20 oktober 1942 ook uitgevaardigd werden. Sinds 1942 kon echter de procedure vereenvoudigd en versneld worden door delegatie van een en ander aan de bedrijfstaksgewijs gespecialiseerde groepschefs van de Dienst van de Gemachtigde voor de Prijzen, omdat inmiddels gedetailleerde prijsvaststellingsrichtlijnen beschikbaar waren. Ook werd over bepaalde prijsvaststellingen in gemeenschappelijke vergaderingen van prijzenafdelingen van Rijksbureaus en de departementen en de betreffende groepschefs van de Dienst van de Gemachtigde voor de Prijzen meteen beslist, wat de procedure flink bekortte. Doordat in de loop der tijd de deskundigheid van de Dienst toenam, werd deze steeds meer het centrale punt bij de prijsvorming en kon zo ook zijn eigen opsporingsdienst meteen van het meest up-to-date controlemateriaal voorzien. Dat opsporing en prijsvorming in een dienst verenigd waren is voor beide taken van voordeel geweest.
Betrokken bij de opsporing en berechting waren: de afdelingen Opsporing en Berechting en de regionale Inspecties voor de Prijsbeheersing van de Dienst van de Gemachtigde voor de Prijzen, verder de Prijzenafdelingen van de Rijksbureaus voor Handel en Nijverheid, benevens in voorkomende gevallen de normale justitiële diensten. Beroepszaken in tuchtrechtzaken werden namens de Gemachtigde behandeld door het Hoofd van de Berechting.
De hoofdlijnen van het instrumentarium voor de prijsbeheersing in de oorlogstijd zijn hiermee in grote trekken aangegeven. Vanaf 1941 tot 1944 zijn talloze prijsvoorschriften uitgevaardigd door de Secretarissen-generaal, de Gemachtigde voor de Prijzen, besturen van bedrijfsorganisaties en directeuren van Rijksbureaus voor Handel en Nijverheid. Tegen het eind van de oorlog was het prijsbeheersingsapparaat echter niet meer in staat de prijzen behoorlijk in de hand te houden ( Jaarverslag van het Directoraat-Generaal van de Prijzen over 1945, blz. 1. ) .
De wederopbouw-periode
Maatregelen
Na de oorlog moesten tengevolge van de ontwrichting van de economie prijsbeheersing en prijspolitiek weer met volle kracht ter hand worden genomen. Een van de eerste maatregelen die - door het Militair Gezag - genomen werd was de uitvaardiging van de Beschikking Prijsstop, beschikking van de Chef van de Staf Militair Gezag van 18 september 1944 nr. 1 ( Publicatieblad van het Militair Gezag van 28 september 1944 nr 5. ) , waarvan door deze ontheffing kon worden verleend; deze bevoegdheid ging later over op de betreffende minister bij art. 2 van de Beschikking Prijsstop van 4 juni 1945 ( Stcrt. van 8 juni 1945 nr. 7. ) . De bestaande prijsregelingen werden bij de Verordening Prijzen, verordening van de Chef van de Staf Militair Gezag van 18 september 1944 nr 29, uit practisch oogpunt grotendeels gehandhaafd, met uitzondering van een paar op typisch Duits belang gerichte voorschriften ( Verordening van de Chef van de Staf van het Militair Gezag van 18 september 1944 nr 29, gepubliceerd in het Publicatieblad van het Militair Gezag van 28 september 1944, nr 5. ) . Belangrijk in deze verordening was de bepaling in art. 1 dat de Prijsopdrijvings- en Hamsterwet 1939 in zijn werking geacht werd te zijn verlengd en dat de op grond van de wet uitgevaardigde besluiten, voorzover niet bij deze verordening of andere besluiten ingetrokken, gehandhaafd werden. De wet, die in de oorlog langzamerhand steeds meer omzeild was en bij besluit van de Secretarissen-Generaal van Handel, Nijverheid en Scheepvaart en van Landbouw en Visserij, alsmede van de Gemachtigde voor de Prijzen van 24 mei 1943 ( Stcrt. van 12 juli 1943 nr. 132. ) met ingang van 12 juli 1943 zelfs formeel was ingetrokken, is zo na de oorlog weer de basis geworden voor de prijsbeheersing en prijspolitiek ( Herleefd krachtens art. 1 van de Verordening Prijzen van de Chef van de Staf van het Militair Gezag met ingang van 28 september 1944. ) . Een belangrijke regeling die door de Verordening Prijzen verviel was het bepaalde omtrent tuchtrechtspraak ingeval van prijsovertredingen in afdeling II van de Organisatiebeschikking Prijsbeheersing. Het gehele Prijsbeheersingsbesluit was eveneens vervallen. In de Verordening Prijzen werden verder hier en daar wat wijzigingen in verband met de gewijzigde situatie aangebracht. Zo moest bijvoorbeeld overal waar in de voorschriften sprake was van de Gemachtigde voor de Prijzen, gelezen worden: "Directeur-Generaal van de Prijzen" (art. 5). Deze ressorteerde onder het in Londen geformeerde Ministerie van Handel, Nijverheid en Landbouw. Gedurende de bijzondere staat van beleg heeft de Chef van de Staf Militair Gezag nog dezelfde bevoegdheden als ministers en secretarissen-generaal en de Directeur-Generaal van de Prijzen gehad op het gebied van het vaststellen van prijsvoorschriften. Gedurende korte tijd is door de Chef van de Staf Militair Gezag uitvaardiging van prijsvaststellingen gedelegeerd aan het College van Algemene Commissarissen voor Landbouw, Handel en Nijverheid te Tilburg. Ook aan de Directeur van de Prijzen zijn nog bevoegdheden van de Chef van de Staf Militair Gezag gedelegeerd ( Z.M. van der Zant, De Prijswetgeving in Nederland, blz. 71, Amsterdam 1954. ) . Met de beëindiging van de bijzondere staat van beleg op 4 maart 1946 ( Besluit van 8 september 1945 S. F168. ) bleven de door het Militair Gezag uitgevaardigde prijsverordeningen van kracht dank zij de Beschikking Geldende Prijsbeschikkingen van 8 november 1944 ( Publicatieblad van het Militair Gezag van 27 december 1944 nr. 12. ) .
Deze beschikking werd door de Minister van Handel, Nijverheid en Landbouw en zijn ambtgenoot van Justitie uitgevaardigd, tegelijk met het Besluit Berechting Economische Delicten, en trad in werking op 10 november 1944. Hierbij werd bepaald dat alle op het moment van uitvaardiging van de beschikking geldende prijsbeschikkingen, ongeacht door
wie uitgevaardigd, tot nader order als prijsvoorschriften in de zin van art. 3 en 4 van de Prijsopdrijvings- en Hamsterwet 1939 beschouwd werden. Naderhand werden bepaalde in de oorlog uitgevaardigde besluiten zoals het Prijsvormingsbesluit 1941 en het Prijsaanduidingsbesluit 1941 formeel ( Bij Wet van 11 mei 1946 S. G116. ) verklaard tot uitvoeringsvoorschriften van de Prijsopdrijvings- en Hamsterwet 1939. De werkingsduur van deze wet werd steeds bij wet voor een jaar verlengd tot 1961. Reeds in 1956 werd een ontwerp voor een vervangingswet opgesteld, die echter pas in 1961 tot stand kwam. In dat jaar werd van kracht de Wet van 24 maart 1961 S. 135, houdende regelen op het gebied van de prijzen van goederen en diensten (Prijzenwet). De bestaande regelingen omtrent de tuchtrechtspraak werden omstreeks 1947 niet meer adaequaat voor de veranderde situatie geacht. Derhalve werd een nieuw Wetsontwerp op de Economische Delicten opgesteld, dat in 1950 tot wet verheven werd en in 1951 van kracht werd ( Wet van 22 juni 1950 S. K258, in werking getreden op 1 mei 1951. ) . Daar de omschrijving van de bevoegdheden van de nieuwe Directeur-Generaal van de Prijzen, zoals aangeduid in de van kracht gebleven wettelijke regelingen, nogal summier was, is zijn taak nader aangegeven in de beschikking van de Ministers van Handel en Nijverheid, Van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening en van Scheepvaart van 18 februari 1946 nr. 2301 JZ ( Stcrt. van 19 februari 1946 nr. 35. ) . Het voorbereiden van door de ministers uit te vaardigen prijsregelingen, de medewerking aan de prijspolitiek, de verlening van ontheffingen van bepalingen in prijsvoorschriften, het vaststellen van prijsvaststellingen, het beheer van het Fonds voor de Prijspolitiek en de opsporing van prijsovertreders zijn de belangrijkste elementen van zijn taak.
Organisaties
Het economisch beleid werd bij de nieuwe kabinetsformatie in juni 1945 niet gecentraliseerd bij een minister van Economische Zaken, maar verdeeld over een aantal ministers, die tezamen met enkele andere de Economische Commissie van de Ministerraad vormden.
Prijsvoorschriften werden op voorstel van de Directeur-Generaal van de Prijzen door de betrokken ministers vastgesteld, zodat de Directeur-Generaal van de Prijzen als het speciale, als het ware interdepartementale, orgaan op zijn gebied ten behoeve van elk van deze ministers functioneerde. Prijsvoorschriften voor verkeerstarieven werden door de Minister van Verkeer, prijsvoorschriften voor agrarische produkten en levensmiddelen door de Minister van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening en prijsvoorschriften voor industriele produkten en diensten (behalve verkeer) door de Minister van Handel en Nijverheid uitgevaardigd. Administratief viel de door de Kroon benoemde Directeur-Generaal van de Prijzen onder de Minister van Handel en Nijverheid, aan wie hij ook in eerste instantie verantwoording schuldig was. Vanaf juli 1946 werd dat de Minister van Economische Zaken. ( Koninklijk Besluit van 18 juli 1946 S. G186. ) Het gesmeerd lopen van de nieuwe dienst van het Directoraat-Generaal van de Prijzen ( In de eerste weken na mei 1945 was de naam Directie van de Prijzen. ) , die een voortzetting vormde van die van de Gemachtigde voor de Prijzen, ging niet van de ene dag op de andere. Er gingen enige maanden overheen voordat de Centrale Dienst weer vanuit Deventer in fatsoenlijke huisvesting in Den Haag bijeen was. Veel personeelsleden hadden aan het eind van de oorlog ontslag genomen of waren na de oorlog weggezuiverd, omdat velen, vooral bij de opsporings- en berechtingsafdelingen, lid van de NSB waren geweest. Door het controle-apparaat van het Directoraat-Generaal van de Prijzen niet zelf alle controles daadwerkelijk te laten uitvoeren, maar vooral coördinerend te laten optreden bij daadwerkelijke controles door andere instanties, werd het personeelsgebrek goed opgevangen. Na de bevrijding kwam de berechtingstaak natuurlijk niet meer terug bij de opvolger van de Gemachtigde voor de Prijzen. Door de ministers van Justitie en Handel en Nijverheid gezamenlijk werden onafhankelijke Tuchtrechters voor de Prijzen ingesteld voor berechting van prijsovertredingen. Het Directoraat-Generaal voor de Prijzen (Afdeling Juridische Zaken) hield wel toezicht op de organisatorische gang van zaken bij de tuchtrechtspraak tot aan de opheffing van de tuchtgerechten per 1 mei 1951 ten gevolge van het inwerkingtreden van de nieuwe Wet op de Economische Delicten. Het Directoraat-Generaal van/voor ( De omslag tussen de benaming van en voor de Prijzen schijnt in 1948 te liggen, hoewel tot in de jaren 50 functionarissen de term van de Prijzen gebruiken. ) de Prijzen was in de periode 1945-1955 als volgt georganiseerd:
Onder de leiding van de Directeur-Generaal van de Prijzen en zijn plaatsvervanger fungeerden:
  • "Staf"-afdelingen:
    • Afdeling Secretariaat (en Voorlichting)
    • Economische Afdeling,
    • Juridische Afdeling
    • Afdeling Algemeen Beheer
  • Prijsvormende Afdelingen:
    • Afdeling Handel en Nijverheid
    • Afdeling Landbouw en Voedselvoorziening
    • Afdeling Verkeer
    • Afdeling Onroerende Goederen
    • Afdeling Verzekering en Kredietwezen
    • Afdeling Diverse Bedrijven
  • Opsporingsafdelingen
    • Afdeling Prijscontrole Groothandel en Industrie
    • Afdeling voor de Prijsbeheersing
De opsporingsafdelingen stonden in verbinding met de onder het Directoraat-Generaal ressorterende Regionale Opsporingsdienst in vijf districten.
Het Directoraat-Generaal had tevens het beheer over het uit de oorlog daterende Fonds voor de Prijspolitiek, welk beheer later door een aparte afdeling, de Afdeling Fonds voor de Prijspolitiek, uitgevoerd werd. De Economische Afdeling had tot taak zich op de hoogte stellen van het peil van de prijzen in binnen- en buitenland en aan te geven welke maatregelen nodig waren om de Nederlandse prijzen te doen aanpassen bij de lonen, de kosten van produktie en het buitenlands prijspeil.
Per 1 april 1946 zijn de Afdeling Prijscontrole Groothandel en Industrie en de Afdeling voor de Prijsbeheersing samengevoegd tot één afdeling: de Prijscontroledienst, later kortweg Controledienst genoemd. Bij besluit van 3 juni 1949 nr. 1593 Dir/Afd. Organisatie werd de gehele controle op de prijzen gelegd bij het controle-apparaat van de Economische Controle Dienst, voorheen Centrale Dienst voor de Economische Controle ( De CEDEC werd opgericht bij beschikking van de Minister van Handel en Nijverheid van 20 september 1945. ) , welke kwam te ressorteren onder het Directoraat-Generaal voor de Prijzen.
De afwikkeling van zaken van de tuchtrechtspraak uit de oorlog (beroepszaken, openstaande vorderingen etc.) werd direct na de oorlog uitgevoerd door het Centraal Afwikkelings Bureau voor de Inspecties voor de Prijsbeheersing (CABIP), gevestigd te Rotterdam. In feite was dit het bureau van de Inspectie voor de Prijsbeheersing te Rotterdam, voorheen de sub-inspectie Rotterdam (onder Den Haag). Elke regionale inspectie heeft ook nog een eigen (regionaal) afwikkelingsbureau gehad. In 1951 zijn deze werkzaamheden afgerond.
In het jaar 1950 was, zoals blijkt uit de Staatsalmanak, de organisatie van het Directoraat-Generaal voor de Prijzen door het wegvallen van de prijsvormingsafdelingen al sterk vereenvoudigd, in overeenstemming met het economisch herstel. De prijsvormingsaangelegenheden voor industrie en groothandel werden in 1950 ( Ministerieel Besluit van 21 augustus 1950 nr. 18883 Afd. HN/O. ) overgenomen door de Afdeling Prijsvorming van de Directie Industrie en Groothandel van het Directoraat-Generaal voor Handel en Nijverheid. Eveneens in 1950 werd de taak met betrekking tot vervoerstarieven overgenomen door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Afdeling Vervoerswezen. De bemoeienis met prijzen van onroerende goederen is per 1 januari 1951 door het Ministerie van Wederopbouw en Volkshuisvesting overgenomen. Nadat in 1952 een Afdeling Prijzen geformeerd was bij de Directie Ordeningsvraagstukken ( Ministerieel Besluit van 8 juli 1952 nr. 17416 D.-G. van Handel en Nijverheid/AZ. ) , was het Directoraat-Generaal voor de Prijzen langzamerhand niet veel meer dan het afwikkelingsbureau voor de Tuchtgerechten ( Er was een Centraal Afwikkelingsbureau van de Tuchtgerechten voor de Prijzen, ressorterend onder de Afdeling Juridische Zaken, ingesteld in 1951 ) en de beheerder van het Fonds voor de Prijspolitiek. Ook dit Fonds werd eind 1952/begin 1953 overgebracht naar de Directie Ordeningsvraagstukken. De gedachte dringt zich op dat het Directoraat-Generaal van de Prijzen de facto per 1 januari 1953 heeft opgehouden te bestaan, maar dat de functie van Directeur-Generaal van de Prijzen (en wellicht van enkele andere medewerkers) nog enige tijd is blijven bestaan uit juridische overwegingen.
Geschiedenis van het archiefbeheer
Bij de Tweede Afdeling bevonden zich vóór inventarisatie vijf archiefblokken (archiefeenheden met eigen naamsaanduiding en eigen nummering) die (hoofdzakelijk) bestonden uit archivalia van De Dienst van de Gemachtigde voor de Prijzen en van het Directoraat-Generaal van de Prijzen. Die archiefblokken waren:
  1. Afdeling Prijzen (grotendeels archief GvdP) 1941-1951, 50, 8 m'
  2. Directoraat-Generaal voor de Prijzen (grotendeels archief DGvdP) c. 1940-1960, 214,5 m'
  3. Inspectie voor de Prijsbeheersing, Centrale Dienst (grotendeels onderdeel van archief GvdP) c. 1940-1944, 2,5 m'
  4. Inspectie voor de Prijsbeheersing, Centraal Afwikkelingsbureau (grotendeels, archief-technisch gezien, eigen CABIP-archief en geen onderdeel van het centrale DGvdP-archief), c. 1941-1950, 2,9 m'
  5. Bureaus voor Onroerende Zaken (zowel GvdP als DGvdP hoofdzakelijk), c. 1941-1951, 1,9 m'
Het archief van de Dienst van de Gemachtigde voor de Prijzen
Algemeen
De dienst is te kenmerken als een dienst met een sterk uitvoerend karakter, hoewel ook op het gebied van de aktieve prijspolitiek in samenhang en overleg met andere instanties beleid gevormd werd. Voor het kunnen uitvoeren van zeer gedetailleerde praktische taken is een gedetailleerd opgezet archief-ordeningssysteem en een strenge handhaving daarvan een eerste vereiste. Gedurende de bestaansperiode van de Dienst is zo'n gedetailleerd archiefordeningssysteem in gebruik geweest en werden veel instructies, circulaires en voorbedrukte formulieren en mappen als ondersteuning bij de postbehandeling en archivering gebruikt. Afdelingen beheerden hun "eigen afdelingsarchief" volgens de centrale normen.
Registratuur en ordening
In principe werd de registratuur centraal geregeld en werd door de afdelingen van het centrale deel van de Dienst van de Gemachtigde voor de Prijzen van één uniform opbergingssysteem gebruik gemaakt. Steeds werd in principe gebruik gemaakt van 1 soort stempel waarop als belangrijkste aangegeven wordt: een gecodeerde aanduiding voor de behandelende afdeling(en) of functionaris(sen) en een gecodeerde aanduiding voor het opbergen van het stuk in een bepaalde map. Wanneer een afdeling noodgedwongen buiten het hoofdpand moest verblijven en zijn eigen registratie verzorgde kon een afwijkend stempel gebruikt worden. Voor de registratie werd een kaartsysteem aangehouden gespecificeerd op naam van de afzender of geadresseerde. Het archief bestond voor het overgrote deel uit geregistreerde en volgens de archiefcode bundelsgewijs geordende stukken. Een klein deel was "bureau-archief" dat zoals gewoonlijk slecht tot matig, min of meer op onderwerp, geordend was.
De codering bestaat uit een rubrieksletter en een decimaal onderverdeeld codegetal. Deze combinaties zijn ook in de betreffende plaatsingslijst terug te vinden. Het blijkt dat de stukken per jaar op code geordend werden. Rubrieken in het archief vloeien deels direct voort uit duidelijke wettelijke taken van de Gemachtigde voor de Prijzen, deels uit de praktische noodzaak de zaken over de eigen organisatie bijeen en apart te houden.
De taakrubrieken werden aangegeven met de (combinatie van) letters:
  • P "correspondentie prijsvorming" (onderverdeling mbv decimale code)
  • I.P. "correspondentie prijsvorming" (onderverdeling mbv decimale code)
  • P.A. "Groep Prijspolitiek" (onderverdeling mbv decimale code)
  • R.A. "gepubliceerde prijsvoorschriften" (numeriek dossiersysteem)
  • P.J. "Groep Juridische Aangelegenheden (onderverdeling mbv decimale code) (O deze letter moet gebruikt zijn voor opsporingszaken; hiervan is in het archief niets teruggevonden)
  • T tuchtrechtzaken (onderverdeeld met decimale code) en
  • T.I. tuchtrechtzaken, inbeslaggenomen goederen (numeriek dossiersysteem)
(deze rubrieksletters bleken uit de plaatsingslijst van het archiefblok Inspectie voor de Prijsbeheersing, Centrale Dienst)
De rubrieken voor de organisatorische zaken waren:
  • A "correspondentie huishoudelijke dienst
  • S "correspondentie interne organisatie en correspondentie met diverse instanties (onderverdeling mbv decimale code)
  • S.O. "correspondentie groep organisatie"
  • S.P. "personeelszaken"
  • S.V. "Secretariaat"
De stukken werden per map chronologisch (t.e.m. 1943) of op afzender/geadresseerde (vanaf 1944) opgeborgen.
Uit het oude inv.nr. 118 van het archiefblok "Afdeling Prijzen" bleek dat een voorstel gedaan is door de "afdeling Archief" bij de Dienst om per 2 januari 1942 over te gaan op een nieuwe code voor de dossiers met de letters:
  • A = Algemeen Beheer,
  • C = Comptabiliteit,
  • G = Gemachtigde,
  • O = Opsporing,
  • P = Prijsvorming,
  • R = Accountantsdienst
  • S = Secretariaat en
  • T = Prijstuchtzaken.
In hoeverre dit verwezenlijkt is is niet bekend; bepaalde van deze nieuwe letters zijn niet in het archief aangetroffen.
Toegangen
Het kaartsysteem op afzender/geadresseerde is niet meer aanwezig. De archiefcode vormt de primaire toegang.
Volledigheid
Uit de inv.nrs. 3927 en 3928 van het oude archiefblok "Directoraat-Generaal voor de Prijzen" blijkt dat uit het archief van de Gemachtigde voor de Prijzen indertijd vernietigd is. Bij het doornemen van de plaatsingslijst van het oude archiefblok "Afdeling Prijzen" viel op dat van prijsvormingszaken van na 1941 van bepaalde codegroepen P 3,4,5 niets of praktisch niets aanwezig is. Van de stukken uit het archief van de Gemachtigde voor de Prijzen die in verband met overdracht van taken van de opvolger van de Dienst, nl. het Directoraat-Generaal van de Prijzen, terechtgekomen zijn bij diverse instanties, zijn sommige niet meer aanwezig, andere zijn in het bestand geïncorporeerd. Van het aan het Ministerie van Verkeer en Waterstaat overgedragen deel is niets meer aanwezig bij het Ministerie.
Vreemd archief
Inv.nr. 281-284 van de oude lijst bevatte archief van het College van Algemene Commissarissen voor Landbouw, Handel en Nijverheid, afd. Prijsvorming. Ook was sporadisch archief van de Directie van Handel en Nijverheid aanwezig. Dit materiaal werd afgezonderd ter invoeging in andere archieven.
Het archief van het Directoraat-Generaal voor de Prijzen
Het Directoraat-Generaal voor de Prijzen is eigenlijk qua taak en organisatie een voortzetting van de Dienst van de Gemachtigde voor de Prijzen, zij het met dit duidelijke verschil dat het berechtingsapparaat voor prijsovertredingen niet meer in de organisatie maar daarbuiten was ondergebracht. Het ligt dus voor de hand dat ook het archief van het Directoraat-Generaal een voortzetting is van dat van de Dienst van de Gemachtigde voor de Prijzen.
Registratuur en ordening
Evenals bij het archief van de Gemachtigde voor de Prijzen was het merendeel van de stukken geregistreerd en volgens een registratuurplan met een decimaal ingerichte archiefcode opgeborgen. De ongeregistreerde stukken zijn "bureau-archief" met de gebruikelijke slechte ordening.
De code is ontworpen voor prijsvormingszaken, te behandelen door de afdelingen prijsvorming voor diverse bedrijfstakken, en voor juridische zaken, te behandelen door de afdeling Juridische Zaken. Het onder de afdeling Juridische Zaken ressorterende Centraal Afwikkelingsbureau van de Tuchtgerechten voor de Prijzen maakte eveneens gebruik van de code voor juridische zaken. Elke afdeling zorgde voor zijn eigen archiefgedeelte en had zijn eigen rubrieksletter. De rubrieksletters waren:
  • H voor de Afdeling Industrie en Handel
  • M voor de Afdeling Dienstverlenende Bedrijven
  • L voor de Afdeling Landbouw en Voedselvoorziening
  • O voor de Afdeling Onroerende Goederen
  • V voor de Afdeling Verkeer
  • J voor de Afdeling Juridische Zaken.
Een ander deel, dat door de "staf" van het Directoraat-Generaal voor de Prijzen behandeld werd (Kabinet van de DG, Afd. Secretariaat, Economische Afdeling, Afd. Beheer), werd opgeborgen op registratienummer. De rubrieksletters voor deze eenheden waren resp. DG, S, E en B. Het registratuurplan is beschreven in een stuk in inv.nr. 426. De codelijst springt van 5 op 8 en mist enkele hoge onderverdelingen van codecijfer 8. In het archief is echter wel iets van code 6 aanwezig (archiefzaken), maar code 7 is afwezig in het archief.
De stukken werden per een of meer jaren per code alfabetisch op afzender/geadresseerde of (slecht) chronologisch geborgen per map. De sector Chemie vormde een uitzondering en heeft alle stukken op relatie geordend over een aaneengesloten periode. De Afdeling Fonds voor de Prijspolitiek heeft een numeriek dossiersysteem aangelegd, min of meer overeenkomend met een alfabetische volgorde van de onderwerpsaanduidingen (met een restgroep).
Toegangen
Voor de serie op volgnummer geordende correspondentie van de "staf"afdelingen was uiteraard een namenklapper onontbeerlijk. De serie loopt vanaf 1 mei 1945. De namenklappers voor de stafafdelingen in het archief dateren echter van 1946. Aanvankelijk is de namenklapper per behandelende eenheid opgezet. Naderhand, waarschijnlijk met de invoering van het voor het hele ministerie verplichte fiche-doorschrijf-agendasysteem, per 1 januari 1949, heeft men besloten een algemene namenklapper aan te leggen. Deze loopt tot 1950. Van de Juridische Afdeling zijn echter namenklappers van 1949-1954 aanwezig.
De agenda's van het fiche-doorschrijfsysteem zijn aanwezig tot 1950. Verschillende afdelingen e.d. hebben een eigen registratie aangehouden vanaf 1945 tot waarschijnlijk 1949 (de Afdeling Fonds voor de Prijspolitiek zelfs tot 1956).
Volledigheid
Uit de klapper bleek dat bepaalde stukken niet meer aanwezig waren. Ook bepaalde delen van de klapper ontbraken door overdracht van archiefgedeelten aan andere instanties.
In het stuk dat het registratuurplan beschrijft wordt gezegd dat:
  1. Het archief van de sector Verkeer in verband met de overneming der prijsvormende werkzaamheden door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat met ingang van 1-3-1950 door het Ministerie voornoemd in zijn geheel (vanaf 1946) werd overgenomen. Toch bevond zich nog een 15-tal dozen van de sector Verkeer in het archiefblok "Directoraat-Generaal van de Prijzen".
  2. Het archief van de sector Onroerende Goederen is in zijn geheel overgebracht naar de Afdeling Prijsvorming Onroerende Goederen, welke afdeling komt te ressorteren onder het Ministerie van Wederopbouw.
In het bij het Algemeen Rijksarchief berustende deel van het archief van de Economische Controle Dienst zijn stukken uit het archief van het Directoraat-Generaal van de Prijzen en wel voornamelijk van de (Prijs)Controledienst gevoegd bij het directoraat-archief.
Wat nu nog aanwezig is, is voornamelijk archief betreffende (het Fonds voor de) prijspolitiek en prijsvorming, benevens betreffende juridische zaken en organisatorische aangelegenheden. Stukken betreffende opsporing zijn niet of nauwelijks aanwezig.
Vreemd archief
Archief van prijzenafdelingen van Rijksbureaus voor Handel en Nijverheid werd afgezonderd ter invoeging in de betreffende archieven. Stukken met de centrale EZ-coderingen van drie letters zijn eveneens als vreemd archief verwijderd om ingevoegd te worden in het centrale archief van het Ministerie van Economische Zaken.
Vernietigbaar materiaal
De stukken betreffende de honderden ontworpen en uitgevaardigde prijsvoorschriften en prijsvaststellingen voor een baaierd van goederen en diensten zijn vernietigd met uitzondering van enkele dossiers die als voorbeeld bewaard zijn. Het archief bevat overigens een aantal delen met alle op het moment van uitgave van deze delen geldige prijsvoorschriften (in ruime zin) en prijsvaststellingen van 1939-1950. De eerste delen van deze serie ontbreken helaas.
Zie voor de vernietigingscategorieën "Selectie en vernietiging".
Archivalia van de Inspectie voor de Prijsbeheersing, Centrale Dienst
Het centrale gedeelte van de inspectie voor de prijsbeheersing heeft deel uitgemaakt van de Dienst van de Gemachtigde voor de Prijzen. De centrale inspectie heeft gebruik gemaakt van het centrale ordeningsplan. Wel is een eigen inschrijving gehanteerd.
In het oude archiefblok "Inspectie voor de Prijsbeheersing, Centrale Dienst" trof men bijna uitsluitend stukken aan over de berechting van de door de inspectie opgespoorde overtreders. Het centrale deel van de inspectiedienst kon zowel zaken in eerste aanleg als in beroep behandelen. De dossiers en bundels betreffende tuchtrecht werden gekenmerkt door de rubrieksletters T met decimale code (de algemenere aangelegenheden) of T.I. met volgnummer (de dossiers van vervolgde overtreders; de I staat voor inbeslaggenomen goederen). Uit de hiaten in de nummering van de dossiers van strafzaken en het nauwelijks voorkomen van stukken uit 1944 en 1945 zou men mogen afleiden dat het archief van de Inspectie voor de Prijsbeheersing, centraal gedeelte (opsporing en berechting) niet compleet was. Vermoedelijk is hierin flink vernietigd in de periode kort na de oorlog. Het enkele stuk dat na selectie tot vernietiging na de inventarisatie overbleef is als integrerend deel van het archief van de Dienst van de Gemachtigde voor de Prijzen beschreven.
Het archief van het Centraal Afwikkelingsbureau van de Inspecties voor de Prijsbeheersing (CABIP)
Het Centraal Afwikkelingsbureau ressorteerde als buitendienst onder het DirectoraatGeneraal van de Prijzen. Als zodanig fungeerde de voormalige Inspectie voor de Prijsbeheersing te Rotterdam.
Archiefstukken uit de archieven van bepaalde voormalige regionale Inspecties voor de Prijsbeheersing werden via het Directoraat-Generaal van de Prijzen ter afwikkeling gezonden aan het Centraal Afwikkelingsbureau te Rotterdam. Daarmee werden die stukken regulier archiefstukken van het Centraal Afwikkelingsbureau. Uit de stukken blijkt niet dat gebruik gemaakt is van de registratuurkenmerken zoals die in gebruik waren bij het (centrale deel van het) Directoraat-Generaal van de Prijzen. Er is sprake van "bureaupraktijkorde". De stukken dragen naast de stempels van de voormalige regionale inspecties, het stempel van de voormalige inspectie te Rotterdam dat immers als Centraal Afwikkelingsbureau fungeerde. Er waren geen toegangen in het bestand aanwezig. Een groot deel van de stukken betrof afwikkeling van financiële, personele en organisatorische zaken van de voormalige regionale Inspecties voor de Prijsbeheersing, waarvan veel voor vernietiging vatbaar was.
Archivalia betreffende de Prijzenbureaus voor Onroerende Zaken
Dit archiefbestand bestond uit stukken van de (Afdeling) Prijzenbureau voor Onroerende Zaken van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, de Dienst van de Gemachtigde voor de Prijzen (Hoofdgroep Onroerende Goederen), het Directoraat-Generaal voor de Prijzen (Afdeling Onroerende Goederen) en het Ministerie van Economische Zaken, Centrale Personeelsafdeling, betreffende organisatorische aangelegenheden van de Prijzenbureaus voor onroerende Zaken. Aangezien alle archiefstukken van dit archiefblok formeel behoorden tot andere archieven zijn de stukken die in aanmerking kwamen voor bewaring in de betreffende archieven ingevoegd.
Deze archiefblokken waren indertijd onvoldoende (en bovendien irregulier) geschoond, en onvoldoende geïnventariseerd en materieel verzorgd door Ministerie van Economische Zaken overgedragen bij verklaring van overbrenging van 9 juni / 14 augustus 1969.
De verwerving van het archief
Het archief is krachtens bepalingen van de Archiefwet overgebracht.

Inhoud en structuur van het archief

Selectie en vernietiging
Daar er bij de selectie tot vernietiging geen gebruik kon worden gemaakt van een goedgekeurde vernietigingslijst, is een vernietigingsvoorstel vervaardigd volgens art. 4 van het Archiefbesluit op grond van de aanwijzingen in het archiefbewerkingsplan van het Algemeen Rijksarchief (zie de lijst van vernietigde categorieën stukken). Voor de aanvang van de bewerking bedroeg de totale lengte van het archief 272,6 meter. Na de bewerking bestond het te bewaren gedeelte uit 32.75 meter. Het te vernietigen gedeelte bedroeg 235,3 m' en het bestand aan afgedwaald archief 4.6 m'. Het vernietigingspercentage bedroeg derhalve 86,3. De te vernietigen bescheiden zijn ter vernietiging afgevoerd naar KNP BT Paper Recycling BV te Apeldoorn.
Lijst van vernietigde categorieën stukken
Algemeen
Dubbelen.
Extra copieën van stukken geproduceerd door de archiefvormer.
Stukken betreffende werkzaamheden als lid in commissies, tenzij het lid voorzitter of secretaris was.
Ter kennisneming ingekomen stukken die niet in "dossiers" of onderwerpsbundels, maar in serie of los aanwezig waren, zoals door andere instanties geproduceerde gedrukte of gestencilde: circulaires, jaar- en maandverslagen, notulen, rapporten, nota's, berichten, statistieken en statistische jaarboeken.
kopieën van uitgaande brieven van Rijksbureaus voor Handel en Nijverheid of andere instanties, lijsten van fabrikanten en handelaren, CAO-regelingen, loontarieven-overzichten, prijscatalogi, prijscouranten, copieën van beslissingen van het College van Rijksbemiddelaars, realisatiestaten van de Centrale Dienst voor In- en Uitvoer.
Organisme
Stukken betreffende zaken van eenvoudige huishoudelijke aard (hieronder ook stukken betreffende het autopark).
Financiële boekhouding (financiële jaarstukken zoals begroting, balans, jaarrekening echter bewaardf indien aanwezig).
Stukken betreffende personeelsaangelegenheden, behalve de regelingen van het personeelsbeleid en overzichten van het personeelsbestand.
Taakuitvoering
Stukken betreffende het vaststellen van prijzen, afwijkend van die der prijsbeschikkingen, prijsvoorschriften en prijsverordeningen of het verlenen van ontheffingen van het verbod tot prijsverhoging, krachtens:
  1. Prijzenbeschikking 1940 nr. 1 art. 6;
  2. Prijsvormingsbesluit 1941, art 8.;
  3. De ontheffingsartikelen, vermeld in de meeste prijsbeschikkingen en prijsvoorschriften
  4. Het Besluit Bevoegdheid van de Directeur-Generaal van de Prijzen inzake het vaststellen van prijzen, afwijkend van die der prijsbeschikkingen van 18 februari 1946 ( Stcrt. van 19 februari 1946 nr. 35 ).
(deze categorie wordt prijsvaststellingen genoemd; de prijsvaststellingen waren slechts geldig voor individuele bedrijven en personen; wél zijn enige voorbeelddossiers bewaard resp. de publicatie De Prijsvaststelling).
Stukken betreffende opsporings- en berechtingsaangelegenheden van individuele bedrijven en personen (Prijsbeheersingsbesluit art. 6-26, na de oorlog op grond van de Prijsopdrijvings- en Hamsterwet 1939 art. 3 en 4 voorzoveel de opsporing betreft en het wetboek van Strafvordering, Besluit Berechting Economische Delicten 1944 ( S. E135 en E 142. ) en de Wet op de Economische delicten, art. 5-16 voorzoveel de berechting betreft; wél zijn voorbeelddossiers bewaard).
Dossiers inzake totstandkoming van niet op bepaalde individuele personen en bedrijven betrekking hebbende prijsregelingen in de breedste zin van het woord, indien zij alleen maar de tekst van de regeling en procedurele stukken en geen achtergrondinformatie bevatten. (Besluit inzake de benoeming van een Gemachtigde voor de Prijzen, art. 1 en 3, Verordening van de Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandse Gebied betreffende de bevoegdheden van de Gemachtigde voor de Prijzen, art. 1, na de oorlog op grond van de Prijsopdrijvings- en Hamsterwet 1939, art. 3 en 4).
De niet gepubliceerde concept-prijsvoorschriften.
(Besluit inzake de benoeming van een Gemachtigde voor de Prijzen, art. 1 en 3,
Verordening van de Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandse Gebied betreffende de bevoegdheden van de Gemachtigde voor de Prijzen, art. 1, na de oorlog op grond van de Prijsopdrijvings- en Hamsterwet 1939, art. 3 en 4).
Ingevulde enqueteformulieren inzake het verstrekken van inlichtingen door handelaren en fabrikanten over prijzen (Prijsvormingsbesluit 1941, art. 7).
Zelf aangelegde lijsten en adreskaarten van fabrikanten en handelaren.
Verantwoording van de bewerking
Deze archiefblokken werden in de jaren 1993 en 1994 geïnventariseerd door de Centrale Archiefselectiedienst te Winschoten op grond van een bewerkingsplan van het Algemeen Rijksarchief. Daarbij werd één doorlopend archiefblok gevormd, waarin de archieven van de Gemachtigde van de Prijzen en van het Directoraat-Generaal voor de Prijzen, alsmede van enkele van hun onderdelen zoveel mogelijk volgens het oorspronkelijke ordeningsplan geordend en beschreven werden.
Ordening van het archief
De rubrieksgewijze ordening werd zowel bij het archief van de Gemachtigde als bij het archief van het Directoraat-Generaal gehandhaafd. Een deel van de rubrieksindeling van het archief van de Hoofdgroep Landbouw en Voeding van de Dienst voor de Gemachtigde was niet te achterhalen. Voor wat betreft de indeling van het archief van de Hoofdgroep Landbouw en Voeding werd besloten om de indeling van het archief van het Directoraat-Generaal toe te passen. De benamingen in het schema werden grotendeels ontleend aan de rubrieksnamen in de aanwezige rubriekenlijsten -zie inv. nrs. 7 en 426- van de Gemachtigde en het Directoraat-Generaal, met de codes waarop het archief oorspronkelijk was geordend. De codes uit de rubriekenlijsten zijn achter de rubrieksomschrijvingen geplaatst. Documentatie zonder verband met specifieke stukken en onderwerpen is achteraan in de inventaris geplaatst. Op deze inventaris is een index op naam en of onderwerp vervaardigd.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Directoraat-Generaal voor de Prijzen en Voorgangers, nummer toegang 2.06.082, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, EZ / Prijzen, 2.06.082, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Publicaties
Geraadpleegde literatuur
  • B. Pruyt, De prijsbeheersingspolitiek tijdens de bezetting 1940-1945, Leiden 1948.
  • Z. M. van der Zant, De prijswetgeving in Nederland, Amsterdam 1954.
  • De Prijsbeheersching , prijsvoorschriften vastgesteld door de Gemachtigde voor de Prijzen, en de daarmee verband houdende wettelijke bepalingen verzameld en gerangschikt door mr. C. Vlot, aft. 5-21, 1941-1951, uitg. Van Lonkhuyzen, Zeist.
  • Staatsalmanak voor het Koninkrijk der Nederlanden , 1940, 1946-1960
  • Bestuursalmanak voor het bezette Nederlandse gebied , 1942/43, 1943/44
  • Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden , 1939-1961
  • Nederlandse Staatscourant , 1940-1950
  • Verordeningenblad voor het bezette Nederlandse gebied , 1940-1945

Archiefbestanddelen