Terug naar zoekresultaten

2.09.70 Inventaris van de archieven van het Directoraat-Generaal voor de Bijzondere Rechtspleging (1945-1958), met taakopvolgers en uitvoerende instanties (1945-1986); Deel III Personeelsdossiers

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.09.70
Inventaris van de archieven van het Directoraat-Generaal voor de Bijzondere Rechtspleging (1945-1958), met taakopvolgers en uitvoerende instanties (1945-1986); Deel III Personeelsdossiers

Auteur

Centrale Archief Selectiedienst

Versie

07-03-2024

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
2008 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Ministerie van Justitie: Directoraat-Generaal Bijzondere Rechtspleging, Personeelsdossiers
Justitie / DGBR / Personeelsdossiers

Periodisering

oudste stuk - jongste stuk: 1945-1986

Archiefbloknummer

J1

Omvang

50388 inventarisnummer(s) 180,00 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.Het archief herbergt een grote hoeveelheid pasfoto's.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Ministerie van Justitie / Directoraat-Generaal Bijzondere Rechtspleging

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief bevat ruim 50.000 personeelsdossiers van het personeel dat bij het Directoraat-Generaal voor de Bijzondere Rechtspleging (DGBR) in dienst is geweest. Het merendeel hiervan was in de bewaringskampen werkzaam. De bijzondere rechtspleging was in het leven geroepen om Nederlanders die oorlogsmisdaden hadden gepleegd, die hadden gecollaboreerd of die zich op andere wijze onvaderlandslievend hadden gedragen, te bestraffen.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Wat hield de bijzondere rechtspleging in?
Al tijdens de Tweede Wereldoorlog diende zich het vraagstuk aan, wat er na afloop van de oorlog moest gebeuren met de Nederlanders die tijdens de oorlog met de bezetter hadden gecollaboreerd of zich op een andere wijze onvaderlandslievend hadden betoond. In het kader van de Verklaring van St. James' Palace, de Verklaring van Moskou en de overeenkomst van Londen ging de Nederlandse regering in ballingschap, al in 1943 de internationale verplichting aan om de oorlogsmisdadigers te berechten die binnen de landsgrenzen van het betreffende land hun misdaden hadden begaan. Overeenkomstig de Verklaring van Moskou hoorde deze berechting bovendien te geschieden volgens de eigen wetten van het betreffende land.
Om het vraagstuk van de collaboratie en de oorlogsmisdrijven die in de periode 1940-1945 binnen Nederland waren begaan op een adequate manier tot een oplossing te brengen, werd een tijdelijke organisatie in het leven geroepen. Aangezien het gewone apparaat niet was ingesteld op de grootschalige opsporing die in het kader van die bijzondere rechtspleging benodigd was, werden hiertoe aparte organen gecreëerd die los stonden van de reguliere rechtspleging. Aanvankelijk droeg deze opsporing een geïmproviseerd karakter. Pas een jaar na de bevrijding was er werkelijk sprake van opsporing in georganiseerd verband. Omdat de gewone rechtspraak niet berekend was op de uitzonderingssituatie zoals die tijdens de Tweede Wereldoorlog was ontstaan, werden bovendien aparte rechterlijke organen met een eigen strafrecht in het leven geroepen. Om het bijzondere karakter van dit opsporings- en vervolgingsapparaat aan te duiden werd deze buitengewone periode in de geschiedenis van de Nederlandse rechtspleging aangeduid als de bijzondere rechtspleging. Daarbij werd onderscheid gemaakt tussen collaboratie en misdaden tegen de menselijkheid (oorlogsmisdrijven). Formeel duurde de bijzondere rechtspleging van 1945 tot 1952. De bijzondere rechtspleging heeft diepe invloed gehad op het leven van tienduizenden mensen in de naoorlogse jaren. Dit geldt niet alleen voor de politiek delinquenten en hun gezinnen, maar ook voor de mensen die betrokken waren bij de opsporing, vervolging en bewaking van politieke delinquenten. Veel Nederlanders die in het verzet hadden gezeten, werden zonder enige vorm van opleiding maanden en soms jaren lang ingezet binnen de regimes van de kampen.
De buitengewone rechtspraak wortelde in een speciaal voor dat doel vastgesteld Besluit Buitengewoon Strafrecht. De rechtspraak van de bijzondere rechtspleging onderscheidde zich in formele en in materiële zin van de reguliere rechtspraak door het feit, dat zij kenmerken droeg van zowel het burgerlijk recht als het militair strafrecht. Het buitengewone karakter was verder gelegen in de invoering - met terugwerkende kracht - van ruimere strafbepaling en zwaardere straffen.
Formeel werd de bijzondere rechtspleging in 1952 beëindigd met de ontbinding van het bijzondere opsporingsapparaat en de buitengewone rechtsprekende organen. Ingevolge de 'Wet overgang bijzondere rechtspleging' gingen de bevoegdheden van deze organen met ingang van 1 januari 1952 over naar de reguliere opsporings- en rechtsprekende organen.
Beleid van het militair gezag, 1944 - 1946
Onmiddellijk na de bevrijding waren het Militair Gezag en de Canadese Field Security verantwoordelijk voor de behandeling van politieke delinquenten. De bestaande gevangenissen hadden echter volstrekt onvoldoende capaciteit om de naar schatting 100.000 arrestanten te kunnen herbergen. ( Dit cijfer betreft het vermoedelijke aantal arrestanten in september 1945 zoals genoemd door Belinfante, A.D., In plaats van Bijltjesdag, (Assen 1978) 165. ) Aanvankelijk werden de gearresteerden daarom ondergebracht in noodvoorzieningen als kazernes en scholen. Een grootschaliger oplossing werd gevonden in de vorm van bewarings- en verblijfskampen, met de inrichting ervan werd in het najaar van 1944 begonnen. Verblijfskampen waren bestemd voor mensen die met het oog op hun persoonlijke veiligheid en de in- en uitwendige veiligheid van de staat, een verblijfplaats was aangewezen door of vanwege het Militair Gezag. Dit gebeurde op basis van art. 15 van het Bijzondere staat van beleg. Bewaringskampen waren bestemd voor allen die nog niet waren veroordeeld. Hier zouden mensen worden geplaatst die op grond van art. 16 van het Besluit op de bijzondere staat van beleg waren gearresteerd of aan wie het betreffende kamp als verplichte verblijfplaats was aangewezen. Van de inrichting van verblijfskampen is weinig terechtgekomen; veelal werd aan de personen voor wie de verblijfskampen bestemd waren geweest huisarrest opgelegd. De kampen waren spoedig overvol, waardoor met improviseren niet meer kon worden volstaan. Er moest een gericht beleid gevoerd gaan worden met een duidelijk onderscheid tussen de personen die in ieder geval in bewaring moesten blijven en anderen die voorlopig konden worden vrijgelaten. In december 1944 gingen daarom richtlijnen uit van het Militair Gezag voor inbewaringstelling van staatsgevaarlijke personen en voor invrijheidstelling van personen die niet langer vastgehouden hoefden te worden. ( Richtlijnen d.d. 14 dec. 1944 van de Chef Staf Militair Gezag inzake arrestatie en vrijlating van burgers, in: Parlementaire Enquêtecommissie Regeringsbeleid 1940-1945 dl. Vb, 386-387. ) De bewaking van de kampen was in handen van leden van de Binnenlandse Strijdkrachten (BS) Deze was opgedeeld in de Stoottroepen, die zich bezig hielden met de oorlogsverrichtingen, en de Bewakingstroepen, die allerlei binnenlandse taken verrichten en daartoe ter beschikking gesteld konden worden van het Militair Gezag voor o.a. bewaking van kampen en politieke delinquenten.
Instelling van het DGBR
Het Militair Gezag verdween met de opheffing van de bijzondere staat van beleg per 1 maart 1946. ( Publicatieblad van het Militair Gezag nr. 45 (2 maart 1946). ) De nog lopende zaken zouden worden afgewikkeld door het Afwikkelingsbureau Militair Gezag, dat in Den Haag was gevestigd. De coördinerende bevoegdheden van het Militair Gezag ten aanzien van de bijzondere rechtspleging werden overgenomen door een speciaal daartoe ingesteld Directoraat-Generaal voor de Bijzondere Rechtspleging (DGBR) van het Ministerie van Justitie. Directeur-generaal van het DGBR was mr. B.I.A.A. ter Veer. Het DGBR ging zich met alle facetten van de bijzondere rechtspleging bezighouden, waaronder de coördinatie van het opsporings- en vervolgingsbeleid van de procureurs-fiscaal. Met uitzondering van de rechtsprekende organen kwamen de organen van de bijzondere rechtspleging onder de bevelen van dit DGBR te staan. In feite was het de taak van dit directoraat-generaal om zichzelf zo snel mogelijk overbodig te maken doordat de berechting zover zou zijn gevorderd dat opsporing, rechtspraak en tenuitvoerlegging van opgelegde straffen zonder verstoring van de normale gang van zaken aan het reguliere apparaat konden worden overgegeven. Het DGBR werd opgeheven met ingang van 1 januari 1949.
Organisatie van de bewaringskampen van het militair gezag
Het formele beheer van de kampen berustte aanvankelijk bij de Chef van de Staf Militair Gezag (CSMG) Het toezicht op het beheer van de kampen kon door hem worden overdragen aan een of meer Militaire Commissarissen. Aan het hoofd van elk kamp stond een kampcommandant, die met het beheer van het kamp en de handhaving van de orde en tucht was belast. Hij werd bijgestaan door een adjunct-kampcommandant. Zowel kampcommandant als adjunct-kampcommandant werden door de CSMG benoemd. Wanneer de bewaking van het kamp aan militairen was opgedragen, dan stonden deze onder de bevelen van de kampcommandant. De gevangenen moesten de hun opgedragen arbeid verrichten, zowel binnen als buiten het kamp. Bij overtredingen of misdragingen kon aan de gevangenen een disciplinaire straf worden opgelegd. Het ontslag uit het kamp werd verleend door de kampcommandant, op last van ofwel de autoriteit die het bevel tot bewaring had gegeven, ofwel van een Militaire Commissaris, ofwel van de CSMG. ( Verordening nr. 4 van 12 sept. 1944 betreffende bewarings- en verblijfskampen, in: Publicatieblad van het Militair Gezag nr. 1 (19 september 1944). ) In de praktijk waren het meestal de Bewakingstroepen van de BS die de buitenbewaking voor hun rekening namen. ( Na de opheffing van de B.S., met ingang van 8 augustus 1945, waren 12000 man bereid om de overstap te maken naar de op te richten gezagstroepen. ) Er ontstond zodoende een tweehoofdig gezag: dat van de militaire bevelhebbers over de buitenbewaking en dat van de kampcommandanten, aangestuurd door het Militair Gezag, over de binnendienst in het kamp. De daadwerkelijke invloed van het Militair Gezag op de kampen was daardoor beperkter dan in de aanvankelijke opzet de bedoeling was geweest. ( De Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden, dl. 10a, tweede helft, 824-825. ) Het Militaire Gezag moest met veel verschillende soorten inrichtingen werken. Het personeel bestond grotendeels uit leken op het gebied van het penitentiaire vak. ( In plaats van bijltjesdag 164. )
Door de snelle vulling van de kampen waren er geen of nauwelijks mogelijkheden om personeel te selecteren. De militaire commissarissen, die met de inrichting van de kampen belast waren, bepaalden in de meeste gevallen wie in aanmerking kwamen om dienst te doen in de kampen. Dit waren dan ook vrijwel altijd mensen die goed bekend waren bij een commissaris en die te boek stonden als 'goede' Nederlanders. In totaal werden ongeveer 50.000 Nederlanders ingezet bij de regimes van de kampen. Velen van hen hadden op de een of andere wijze deelgenomen aan het verzet en dat hoefde vaak niet het gewapende verzet te zijn geweest. De meeste van deze Nederlanders hadden totaal geen ervaring met de bewaking en begeleiding van gevangenen. Zonder enige opleiding kregen velen een wapen in de handen gedrukt en werden ze belast met de bewaking van de kampen. Dit leidde er toe dat vooral na de bevrijding de regimes in de kampen niet overeen kwamen met de officiële Verordening op de bewarings- en verblijfkampen en dat er veel misstanden plaats vonden. De mensen die ingezet werden voor de bewaking van de kampen beschouwden de politieke delinquenten als vijanden en haatte ze nog meer dan de Duitsers. De gevoelens van wraak, woede en haat werden vaak niet onder stoelen of banken gestoken. Velen hebben zich dan ook laten gaan en misbruik gemaakt van de hun gegeven macht.
Organisatie van de bewaringskampen van het DGBR
Per 1 januari 1946 werden met het oog op de aanstaande opheffing van het Militair Gezag alle kampen onder het Directoraat-Generaal voor de Bijzondere Rechtspleging (DGBR) van het Ministerie van Justitie geplaatst, met uitzondering van twee kampen die het Bureau Nationale Veiligheid (BNV) had ingericht. Als basis voor het beheer van de kampen diende de beschikking Bewaringskampen van de minister van Justitie van februari 1946. ( Beschikking Bewaringskampen minister van Justitie d.d. 28 febr. 1946; Stcrt. 1946, nr. 53. ) Hiermee werd voorzien in de lacune die zou ontstaan met de opheffing van de bijzondere staat van beleg per 4 maart 1946. De inhoud van de beschikking kwam grotendeels overeen met de verordening van het Militair Gezag met betrekking tot de bewarings- en verblijfskampen en was er vooral voor bedoeld, een formele juridische grondslag voor de detentie in de kampen te geven. Het besluit van de minister bevatte nadere bepalingen omtrent de organisatie en de dagelijkse gang van zaken in de bewaringskampen.
Het beleid inzake de bewaringskampen werd grotendeels door de directeur-generaal van het DGBR vastgesteld. De bewaringskampen werden beheerd door het DGBR. De kampcommandanten stonden onder bevel van de Directeur-generaal, die omtrent de gang van zaken in de kampen gevraagd en ongevraagd geadviseerd werd door een Commissie van Advies. Ter handhaving van de orde en tucht kon de kampcommandant maatregelen treffen of disciplinaire straffen opleggen. Gedetineerden die zware vergijpen hadden gepleegd werden zoveel mogelijk gescheiden van de 'lichte' gevallen. Enkele kampen waren gereserveerd voor de bewaring van bepaalde categorieën delinquenten, zoals SS'ers. Daarnaast waren er aparte vrouwenkampen. In de loop van 1946 werden door het DGBR bovendien speciale jeugdkampen ingericht.
In de loop van 1946 werden politieke delinquenten tewerkgesteld bij grootschalige ontginnings- en herstelwerkzaamheden of in de Staatsmijnen. De selectie van arbeiders die op deze objecten werden ingezet gebeurde door het DGBR Het verdiende loon werd in een kas gestort waaruit de bewaarde bij invrijheidstelling een uitkering ontving. Voor geestelijke en sociale verzorging waren geestelijken en sociale werkers in de kampen werkzaam. Bij het DGBR werd een commissie ingesteld die deze zorg in het hele land moest coördineren en waarin zowel katholieken als protestanten vertegenwoordigd waren. Vanuit de kerken werd de geestelijke en sociale zorg gecoördineerd door het Interkerkelijk Overleg (IKO).
Het grootste deel van het personeel van het Militair Gezag werd overgenomen door het Ministerie van Justitie. De hierboven genoemde tweedeling inzake de bewaking van de kampen bleef bestaan onder het DGBR De bewaking van de kampen lag in handen van een bewaringsdienst; de bewaking buiten het kamp kon worden opgedragen aan de Koninklijke Landmacht, de politie of aan andere bewapende korpsen. Het toezicht op alle delinquenten in en rond de kampen berustte bij de interne kamprecherche.
De bestaande gevangenissen hadden een te kleine capaciteit om alle politieke delinquenten te kunnen herbergen. Kampen die aanvankelijk op tijdelijke basis waren ingericht kregen daarom steeds meer een permanent karakter. Veel geïmproviseerde bewaringskampen uit de eerste maanden na de bevrijding verdwenen daarentegen. De grotere en beter uitgeruste kampen bleven als interneringskamp in gebruik, waarbij de organisatie van de bewaringskampen als uitgangspunt werd genomen. ( Zo werden de bepalingen omtrent de organisatie en de dagelijkse gang van zaken in de bewaringskampen (vastgesteld bij beschikking van 28 feb. 1946; Stcrt. 1946, nr. 53) op grote lijnen overgenomen en aangevuld door de Interneringsregeling 1946 (KB van 31 okt. 1946, Stb. G 310). In laatstgenoemde regeling werd de organisatie van de interneringskampen nader vastgelegd. ) Op basis van een noodwet uit 1918 konden de kampen worden gebruikt voor de tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen. Enkele kampen werden expliciet als gevangenis aangewezen, zoals het kamp Vught.
Ook in de interneringskampen waren de geïnterneerden tot het verrichten van arbeid verplicht. In juni 1947 werden in de interneringskampen zgn. Commissies van Toezicht ingesteld. Deze commissie hield toezicht op de gang van zaken in het kamp. De kampcommandant moest hiertoe alle benodigde medewerking verlenen. De commandant was verplicht om de Commissie op de hoogte te brengen van eventuele misstanden in het kamp. De geïnterneerden konden eventuele klachten bij de Commissie indienen. Jaarlijks bracht de Commissie van haar bevindingen schriftelijk verslag uit bij de minister. Een commissie voor geestelijke en sociale verzorging behartigde de belangen van de geïnterneerden in en buiten het kamp. Evenals de bewaringskampen kenden de interneringskampen een bewakingsdienst en een interne recherche. Anders dan in de bewaringskampen had de interne recherche in de interneringskampen opsporings- en onderzoeksbevoegdheid.
Overgang van bewaringskampen naar interneringskampen, 1945 - 1946
Met het op gang komen van de Tribunaalrechtspraak en de rechtspraak van de Bijzondere Gerechtshoven veranderden het karakter en de functie van de kampen geleidelijk. Sommige kampen werden uitsluitend ingericht als bewaringskampen voor diegenen die op hun buitenvervolgingstelling of berechting wachtten. Andere kampen kregen de functie van interneringskampen voor die delinquenten die door een Tribunaal tot een interneringsstraf veroordeeld waren en die zij in deze kampen moesten uitzitten. Diverse kampen dienden daarnaast gelijktijdig als internerings- en bewaringskamp.
Het duurde vaak lang voor de zaken van de arrestanten door een Tribunaal of een Bijzonder Gerechtshof in behandeling konden worden genomen. Met name de politieke delinquenten die zwaardere feiten hadden gepleegd, moesten daardoor noodgedwongen langer in de kampen blijven, in afwachting van hun berechting. Daarnaast waren er voorzieningen in het strafrecht van de bijzondere rechtspleging, die de oplegging van een langdurige interneringsstraf door een Tribunaal mogelijk maakten. Door het strafrecht werd de oplegging van een dergelijke interneringsstraf gezien als een heropvoedingsinstrument, dat de gevangenen moest omvormen tot 'nuttige leden van het Nederlandsche volk'. ( KB van 31 oktober 1946, 'houdende vaststelling van de Interneeringsregeling 1946' (Stb. G 310). ) De gevangenis- en interneringsstraffen moesten bijdragen aan het opnieuw inschakelen van de veroordeelden in de maatschappij. In deze opvatting was de detentie van veroordeelde politieke delinquenten de eerste fase van hun reclasseringsproces. Arbeid werd hierbij gezien als middel tot resocialisatie en niet als doel op zichzelf, al moest het werk dat door de gedetineerden werd verricht productief en commercieel verantwoord zijn. ( Voor het reclasseringsbeleid in deze periode, zie het rapport institutioneel onderzoek 'reclassering'. )
Liquidatie van de kampen van het DGBR, 1947 - 1948
De overgang van de bijzondere rechtspleging naar een genormaliseerde rechtspleging maakte de opheffing van de kampen noodzakelijk. Deze opheffing werd in 1947 ingezet. ( Op 1 januari 1948 bevonden zich nog ongeveer 13.500 personen in de interneringskampen. De sterkte van het kamppersoneel bedroeg op 1 november 1947 5.240 personen, waarvan 3.083 waren belast met bewakingswerkzaamheden. HTK 1947, toelichting op de Rijksbegroting voor het dienstjaar 1948, IV-5 36. ) De kampen die vooralsnog bleven bestaan moesten kleinschaliger van opzet worden. Kleinere kampen waren goedkoper omdat minder personeel nodig was. Bovendien lagen de meeste kleine kampen in de buurt van goed renderende werkobjecten, waardoor de kosten van de detentie gedeeltelijk werden terugverdiend. Grote kampen als Vught werden dan ook zoveel mogelijk ingekrompen. ( HTK 1948, aanhangsel, 181 (reactie van Van Maarseveen op een kamervraag van 5 mei 1948). ) De resterende kampen werden met ingang van 1 juli 1948 in beheer genomen door de afdeling Gevangeniswezen van het Ministerie van Justitie. Door de opheffing van kampen moesten de nog resterende bewoners elders worden ondergebracht. Daarom werd in september 1948 de wettelijke mogelijkheid gecreëerd, opgelegde interneringsstraffen ten uitvoer te leggen als gevangenisstraf, te ondergaan in een Rijkswerkinrichting. Gelijktijdig werd de Interneringsregeling 1946 ingetrokken. ( KB van 7 sept. 1948 (Stb. I 405). ) In aansluiting hierop werden de taken en bevoegdheden omtrent invrijheidstelling van geïnterneerden zoals die voorheen bij de kampcommandant berustten, met ingang van mei 1949 overgeheveld naar de directeuren van de Rijkswerkinrichtingen. ( KB van 28 april 1949 (Stb. J 187). ) Het DGBR zelf werd met ingang van 1 januari 1949 opgeheven en omgezet in een afwikkelingsbureau en in het Bureau Bijzondere Rechtspleging. Vermoedelijk werden de laatste kampen kort na de liquidatie van het DGBR opgeheven. ( De archieven van de bewarings- en interneringskampen zijn zeer fragmentarisch bewaard gebleven. De archieven van het D.G.B.R. en het Bureau Bijzondere Rechtspleging bevatten bovendien weinig informatie over de liquidatie van de kampen. ) De resterende gedetineerden werden ondergebracht in reguliere gevangenissen. De zorg voor de nog gedetineerde politieke delinquenten ging daarmee over op het gewone gevangeniswezen.
Overzicht van actoren
Militair Gezag
Periode: 1944 - 1946
Instelling
Krachtens het Besluit op de bijzondere staat van beleg, 11 sept. 1943 (D 60); ingesteld bij KB van 19 juli 1944 door de Nederlandse regering te Londen.
Organisatie
Organisatie voor zover de bijzondere rechtspleging betreffende:
Chef van de Staf Militair Gezag (CSMG).
Belast met de uitvoering van het Besluit op de bijzondere staat van beleg, hiertoe bijgestaan door in de verschillende provincies, districten en gemeenten optredende Militaire Commissarissen. Deze Militaire Commissarissen stonden onder bevel van de CSMG, die zelf rechtstreeks verantwoording verschuldigd was aan de minister van Oorlog.
Staf Militair Gezag.
Onderverdeeld in
  1. een stafbureau,
  2. een secretariaat,
  3. een bureau repatriëring,
  4. een bureau grensbewaking en
  5. een aantal secties, met name: Juridische Zaken en Kampen (II),
Directoraat-Generaal voor Bijzondere Rechtspleging (DGBR)
Periode: 1946 - 1949
Instelling
Werkzaamheden aangevangen per 1 januari 1946; taak en bevoegdheden vastgesteld bij het besluit van de minister van Justitie van 19 december 1945 (Stcrt. 1945, nr. 140).
Organisatie, samenstelling
Het DGBR ressorteerde onder het Ministerie van Justitie. Onderdeel van het DGBR was het Bureau Collaboratie (opgericht in juni 1946), dat tot taak had richtlijnen op te stellen voor de opsporing en vervolging van economische collaboratie.
Taken, bevoegdheden
Het voorbereiden en ten uitvoer leggen van alle wettelijke maatregelen en de behandeling van alle zaken die de bijzondere rechtspleging betroffen. Het adviseren van de minister in alle zaken met betrekking tot de bijzondere rechtspleging. Het leiden van en het toezicht houden op de opsporing, aanhouding, bewaring, invrijheidstelling, buitenvervolgingstelling en vervolging van personen, verdacht van een strafbaar feit waarop het Besluit Buitengewoon
Strafrecht (BBS) van toepassing was, en van personen, genoemd in art. 1 van het Tribunaalbesluit. Het houden van toezicht op de executie van straffen, opgelegd door de Bijzondere Gerechtshoven en de Bijzondere Raad van Cassatie, en op de tenuitvoerlegging van bijzondere maatregelen, opgelegd door de Tribunalen. Het zorg dragen voor de materiële, geestelijke en sociale verzorging van personen aan wie internering was opgelegd. Het voorbereiden van verzoeken om gratie van straffen, opgelegd door de Bijzondere Gerechtshoven en de Bijzondere Raad van Cassatie. Het houden van toezicht op de reclassering van politieke delinquenten. Het vaststellen van algemene en bijzondere instructies ten aanzien van de wijze waarop alle natuurlijke of rechtspersonen, colleges en organen, aan wie enige taak op het gebied der bijzondere rechtspleging was opgedragen, deze taken uitvoerden; de rechtsprekende organen van de bijzondere rechtspleging hiervan uitgezonderd. De DG van het DGBR kon de procureurs-fiscaal bij de Bijzondere Gerechtshoven zo dikwijls als nodig was in vergadering bijeenroepen. Van deze vergadering was de DG de voorzitter.
Opheffing, opvolger
Opgeheven met ingang van 1 januari 1949. Opvolger was het Bureau Bijzondere Rechtspleging van de 2e Afdeling van het Ministerie van Justitie (2BBR).
Commissie van Advies in de bewaringskampen
Periode:1946 - 1949
Instelling
Ingesteld in feb. 1946 op basis van een beschikking van de minister van Justitie (Stcrt. 1946, nr. 53).
Taken, bevoegdheden
Het gevraagd en ongevraagd adviseren van de minister van Justitie in alle aangelegenheden, betreffende de kampen of de gevangenen.
Opheffing
Vermoedelijk verdwenen met de opheffing van de kampen in de loop van 1948-1949.
Interne recherche bewaringskampen
Periode: 1946 - 1949
Instelling
Ingesteld in feb. 1946 op basis van een beschikking van de minister van Justitie (Stcrt. 1946 nr. 53).
Organisatie, samenstelling
De leden werden benoemd door de directeur-generaal BR, die deze bevoegdheid aan de kampcommandant kon delegeren.
Taken, bevoegdheden
Belast met het toezicht op allen die zich in of in de omgeving van het kamp bevonden.
Opheffing
Vermoedelijk verdwenen met de opheffing van de kampen in de loop van 1948-1949.
Kampcommandant bewaringskamp Militair Gezag / DGBR
Periode: 1944-1949
Instelling
De kampen ressorterend onder het Militair Gezag werden ingesteld op grond van een verordening van 12 sept. 1944 (Publicatieblad MG nr. 1).
De kampen ressorterend onder het DGBR werden ingesteld in feb. 1946 op basis van een beschikking van de minister van Justitie (Stcrt. 1946, nr. 53)
Organisatie, samenstelling
De kampen van het Militair Gezag hadden elk een kampcommandant, die werd bijgestaan door adjunct-kampcommandanten. Commandanten en adjunct-commandanten werden door of vanwege de CSMG benoemd.
De kampen van het DGBR hadden elk een kampcommandant, die werd bijgestaan door adjunct-kampcommandanten, zij werden benoemd door en stonden onder bevel van de directeur-generaal BR.
Taken, bevoegdheden
Kampen Militair Gezag: Het voeren van het beheer van het kamp. Het handhaven van de orde en tucht in het kamp. Het verlenen van alle nodige medewerking in het belang van de rechtspleging.
Kampen DGBR: Het geven van algemene leiding in het kamp. Het handhaven van de orde in het kamp. Het verlenen van medewerking aan de activiteiten voor gevangenen, georganiseerd door geestelijke en sociale verzorgers. Het zelf organiseren van activiteiten voor de gevangenen.
Opheffing, opvolger
De kampen van het Militair Gezag werden per 1 januari 1946 overgenomen door het DGBR van het Ministerie van Justitie. De kampen van het DGBR werden met ingang van 1 juli 1948 overgedragen aan de afdeling Gevangeniswezen van het Ministerie van Justitie en in de loop van 1948-1949 opgeheven.
Bewaringsdienst bewaringskampen
Periode:1946 - 1949
Instelling
Ingesteld in februari 1946 op basis van een beschikking van de minister van Justitie (Stcrt. 1946, nr. 53).
Organisatie, samenstelling
De leden werden benoemd door de directeur-generaal van de Bijzondere Rechtspleging, die deze bevoegdheid aan de kampcommandant kon delegeren. De directeur-generaal van de Bijzondere Rechtspleging stelde nadere regels betreffende de opbouw van en de rangen bij de bewaringsdienst.
Taken, bevoegdheden
Het bewaken van de gevangenen in de bewaringskampen en het leiden van de dagelijkse gang van zaken. De bewaking van de bewaringskampen en van de gevangenen buiten het kamp kon worden opgedragen aan de Koninklijke Landmacht, de politie of aan andere bewapende korpsen.
Opheffing
Vermoedelijk verdwenen met de opheffing van de kampen in de loop van 1948 - 1949.
Bewarings- en interneringskampen
In onderstaande lijst zijn de kampen vermeld, waarvan personeelsdossiers (aantal in de tweede kolom) in dit archief aanwezig zijn. Niet alle kampen zijn vermeld. Een aantal kleinere kampen hebben maar gedurende enkele weken of maanden als zodanig gefunctioneerd, en zijn nooit onder het beheer van het Directoraat-Genreaal voor Bijzondere Rechtspleging geweest.
Naam kamp Aantal dossiers
Alkmaar, Bewaringskamp 'Westerweg' 91
Alkmaar, Interneringskamp 'Rochdale' 146
Almelo, Gevangenkamp 'Acaciaplein' 15
Alphen aan den Rijn, Martha Stichting 18
Amersfoort, Bewarings- en Verblijfskamp 'Laan 1914' 931
Amstenrade, Bewarings- en Verblijfskamp 'Zuid-Limburg' 535
Amsterdam, Arrestantenkamp 'Levantkade' 620
Amsterdam, Arrestantenkamp 'West', Da Costastraat 63, 64, 91 320
Amsterdam, Bewarings- en Verblijfskamp 'Centrale Bakkerij', Conradstraat 21-23 48
Amsterdam, Bewaringskamp 'Polderweg 10' 15
Apeldoorn, Bewarings- en Interneringskamp 'Willem III kazerne' 64
Bakkum, Bewaringskamp 'Duin en Bosch' 306
Beemster, Bewaringskamp 'Fort bij Spijkerboor' 133
Bergen op Zoom, Bewaringskamp 'Meilust' 6
Bergen op Zoom, Politieke Gevangen- en Interneringskamp 'Oranje Nassau kazerne' 24
Beverwijk, Interneringskamp 'Fort Zuidwijkermeer' 65
Blaricum, Interneringskamp 'Singerhuis' 1
Breda, Bewaringskamp 'Sint Joosje' 62
Brunssum, Bewarings- en Verblijfskamp 'Hendrik' 167
Bussum, Bewarings- en Verblijfskamp 'Brandsmaschool' 2
Dalfsen, Bewarings- en Verblijfskamp 'Hessum Dalfsen' 286
Delft, Bewarings- en Interneringskamp 'Korte Geer' 378
Den Bosch, Interneringskamp 'Papenhulst' 8
Den Helder, Bewaringskamp 'Fort Erfprins' 799
Deventer, Boreelkazerne 57
Doetinchem, Bewaringskamp 'De Kruisberg' 306
Domburg, Bewaringskamp 'Don Suisse' 117
Dordrecht, Gevangen- en Interneringskamp 'Benthienkazerne' 333
Ede, Bewarings- en Verblijfskamp 385
Eijgelshoven, Bewaringskamp 'Julia' 67
Ellecom, Bewarings- en Verblijfskamp 'Avegoor' 490
Ellewoutsdijk, Bewaringskamp 'Fort Ellewoutsdijk' 216
Enschede, Bewaringskamp 'vliegveld Twenthe' 88
Enschede, Noodgevangenis 'Scholten' 42
Farmsum, Interneringskamp 'Irene' 283
Finsterwolde, Interneringskamp 'Carel Coenraadpolder' 301
Fochteloo, Gevangenkamp 'Oranje' 9
Garderen, Centraal Bewarings- en Interneringskamp 'Milligen' 712
Geleen, Bewaringskamp 'Lindenheuvel' 213
Giessen, Bewaringskamp 39
Gilze Rijen, Bewaringskamp 'De Til' 50
Gouda, Interneringskamp (Terrein Kaarsenfabriek) 205
Grave, Bewaringskamp 2
Groningen, Bewaringskamp 'Korenbeurs' 5
Groningen, Bewaringskamp 'Stadspark' 119
Groningen, Interneringskamp 'Albino' 37
Groningen, Interneringskamp 'Helpman' 51
Groningen, Interneringskamp 'Ruischerbrug' 67
Haamstede, Bewaringskamp 42
Haarlem, Bewaringskamp 'Koudenhorn' 610
Haarlemmerliede 'Fort Penningsveer' 160
Halfweg, Bewaringskamp 'Sectorpark' 124
Halfweg, Interneringskamp 'Kruithuis' 247
Harderwijk, Centraal Bewarings- en Verblijfskamp 107
Harlingen, Bewarings- en Verblijfskamp 'Barka' 180
Harskamp, Bewarings- en Verblijfskamp 'Harskamp' 197
Heerenveen, Bewaringskamp 'Crack-State' 71
Heerlen, Bewarings- en Verblijfskamp 'Mijnstreek' 1034
Heerlen, Bewaringskamp noodziekenhuis (Esschenderweg) 31
Hellevoetsluis, Bewaringskamp 'Fort Haerlem' 115
Hemrik, Bewarings- en Verblijfskamp 'Sparjebird' 101
Hilversum, Bewarings- en Verblijfskamp 'Sanatorium Lommerrijk' 204
Hilversum, NSF 21
Hoek van Holland, Bewarings- en Interneringskamp 'Vianda' 392
Hoensbroek, Bewaringskamp 'Hoensbroek' 215
Hoofddorp, Bewarings- en Verblijfskamp 'Fort bij Hoofddorp' 181
Hoorn, Bewarings- en Verblijfskamp 'De Krententuin' (Rijkswerkinrichting) 235
Hoorn, Mariaschool 3
IJmuiden, Bewaringskamp 'IJmuiden' 142
Kampen, Bewarings- en Interneringskamp 'Van Heutzkazerne' 65
Kerkrade, Bewarings- en Verblijfskamp 'Nulland' 87
Kerkrade, Bewaringskamp 'Treebeek' 148
Laren, Centraal Bewarings- en Verblijfskamp 'Laren Noord-Holland' (Crailoo) 969
Leeuwarden, Bewaringskamp 'Arendstuin' 9
Leeuwarden, Bewaringskamp 'Ericadorp' 44
Leeuwarden, Bewaringskamp noodziekenhuis 'Toernooiveld' 12
Leeuwarden, Bewaringskamp voor mannen, vliegveld 229
Leeuwarden, Vrouweninterneringskamp 203
Leiden, Bewaringskamp 'Doelenkazerne' 393
Lochem, Bewarings- en Verblijfskamp 'Ampsen' 211
Maartensdijk, Ondervragingskamp 'Fort Blauwkapel' 78
Maastricht, Bewarings- en Verblijfskamp 'Maastricht' (Grote Looierstraat 17) 302
Marum, Bewarings- en Interneringskamp 'Marum' 185
Middelburg, Bewaringskamp 'Middelburg' 221
Naarden, Bewaringskamp 'Proromo' 392
Naarden, Interneringskamp 'Weeshuiskazerne' 21
Neerijnen, Bewaringskamp 45
Nieuwendijk, Interneringskamp 'Fort Bakkerskil' 187
Nieuwersluis, Centraal Bewaringskamp 'Fort Nieuwersluis' 239
Nijmegen, Bewarings- en Verblijfskamp 'Tuchtschool' (Berg en Dalscheweg 287) 99
Nijmegen, Bewaringskamp 'Mariënbosch' 146
Noordoostpolder, Bewarings- en Verblijfskamp 'Westvaart' 222
Numansdorp, Bewaringskamp 'Hoeksche Waard Fort Buitensluis' 210
Ommen, Bewaringskamp 'Erica' 856
Ooltgensplaat, Bewarings- en Verblijfskamp 'Fort Prins Frederik' 91
Opende, Interneringskamp 'Wilhelminahoeve' 23
Overveen, Bewarings- en Verblijfskamp 'Duinrust' 669
Purmerend, Bewaringskamp 'Fort benoorden Purmerend' 36
Rilland-Bath, Rijkswerkkamp 'De Witte Driehoek' 332
Roermond, Bewaringskamp 'Ernst Casimirkazerne' 21
Roermond, Bewaringskamp 'Herten' 2
Roosendaal, Bewarings- en Verblijfskamp 'Lagero' 56
Roosteren, Bewarings- en Verblijfskamp 'Roosteren' 54
Rotterdam, Bewarings- en Verblijfskamp 'D.Barak' (Ziekenhuis Bergweg) 39
Rotterdam, Bewarings- en Verblijfskamp 'De Hoefslag', Hoofdweg 300 291
Rotterdam, Bewarings- en Verblijfskamp 'Hulpziekenhuis Barkastraat' 99
Rotterdam, Bewarings- en Verblijfskamp 'Rochussenstraat 379' 90
Rotterdam, Bewaringskamp 'Het Blauwe Huis' 941
Rotterdam, Bewaringskamp Hulpgevangenis 217
Rotterdam, Bewaringskamp 'Kanaalweg' 412
Rotterdam, Bewaringskamp 'Noordsingel' 20
Rotterdam, Bewaringskamp 'Tamboerstraat' (hulpgevangenis) 79
Rouveen, Interneringskamp 24
Rozenburg, Bewarings- en Verblijfskamp 'De Beer' 104
Schalkwijk, Bewarings- en Interneringskamp 'Fort Honswijk' 400
Scheveningen, Bewaringskamp 'Duindorp' 799
Scheveningen, Centrale Bewaarplaats voor Politieke Gevangenen 21
Scheveningen, De Cellenbarakken H2 637
Schiedam, Bewarings- en Verblijfskamp 'De Bataaf', Buitenhavenweg 98 82
Schiedam, Bewaringskamp 'De Kuiper' 105
Schiedam, Vrouwenkamp Wilton 9
Schoorl, Bewarings- en Verblijfskamp 234
Sint Jansteen, Interneringskamp 'Groot Eiland' 63
Sleeuwijk, Bewaringskamp 'Fort Altena' (Fort aan de Uppelsedijk) 146
Sluis, Bewarings- en Interneringskamp 'Sint Joseph' (Groede) 410
Sondel, Interneringskamp 24
Spekholzerheide, Bewarings- en Verblijfskamp 206
Standdaarbuiten, Werkkamp 'Sint Antoine' 166
Staphorst, Bewarings- en Verblijfskamp 'Beugelen' 227
Steenbergen, Bewarings- en Verblijfskamp 32
Steenwijkerwold, Bewarings- en Verblijfskamp 'De Eese' 132
Steenwijkerwold, Bewaringskamp 'Beenderribben Post Blokzijl E 1' 468
Steijl, Bewarings- en Verblijfskamp 90
Termunten, Bewaringskamp 'Fimel' 68
Texel, Bewarings- en Verblijfskamp 'De Vlijt' 270
Tilburg, Interneringskamp 'Ave Maria' 135
Uitgeest, Bewaringskamp 'Fort Veldhuis' 110
Utrecht, Bewarings- en Verblijfskamp 'Pomona' 31
Utrecht, Bewarings- en Verblijfskamp 'Rhijnauwen' 606
Utrecht, Bewaringskamp 'Fort de Bilt' 303
Utrecht, Bewaringskamp 'Plompetorengracht' 30
Utrecht, Bewaringskamp 'Wolvenplein' 12
Valkenburg, Bewarings- en Verblijfskamp 'Sint Ignatius-College' 431
Veendam, Bewarings- en Interneringskamp 'De Kazemat' 231
Vlaardingen, Bewarings- en Verblijfskamp 'De Vergulde Hand' 454
Vlagtwedde, Bewarings- en Interneringskamp 'Sellingerbeetse' 257
Voerendaal, Bewaringskamp 'Revieren' 130
Vught, Bewarings- en Verblijfskamp 'Vught' 2015
Vuren, Bewaringskamp 'Fort bij Vuren' 159
Weert, Bewarings- en Interneringskamp 'Sluis XVI' 259
Weesp, Interneringskamp 'De Roskam' 215
Werkendam, Bewaringskamp 'Steurgat' 27
Westerbork, Bewarings- en Verblijfskamp 'Westerbork' 1015
Westernieland (Zoutkamp), Interneringskamp 'De Slikken' 197
Wezep, Centraal Bewarings- en Verblijfskamp 1467
Winschoten, Bewaringskamp 'Hart' 29
Winterswijk, Interneringskamp 'Vossenveld' 139
Woensdrecht, Bewarings- en Verblijfskamp 'Hoogerheide' 369
Wolvega, Bewarings- en Verblijfskamp 'Wierda' 202
Zeist, Bewaringskamp 26
Zutphen, Bewarings- en Interneringskamp (jeugdkamp) 116
Zwolle, Huis van Bewaring 'Menno van Coehoornsingel' 29
Geschiedenis van het archiefbeheer
De verwerving van het archief
Het archief is krachtens bepalingen van de Archiefwet overgebracht.

Inhoud en structuur van het archief

Inhoud
Deze inventaris is deel 3 van de inventarissen van de archieven van het Directoraat-Generaal voor de Bijzondere Rechtspleging. Deel 1 en 2 hadden betrekking op de archieven van het Directoraat-Generaal voor de Bijzondere Rechtspleging (1945 - 1952) met taakopvolgers en uitvoerende instanties (1945 - 1983). In deel 1 (nummer toegang 2.09.08) zijn de inleiding en het Directoraat-Generaal voor de Bijzondere Rechtspleging en taakopvolger(s) terug te vinden. In deel 2 (nummer 2.09.09) zijn de uitvoerende instanties (Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging) terug te vinden. In deel 3 zijn de ruim 50.000 dossiers beschreven van personeel dat bij het DGBR was aangesteld. Van de dit aantal heeft ongeveer 68,5% betrekking op personeel dat werkzaam is geweest in de bewarings- en interneringskampen. De overige dossiers betreffen personen die werkzaam waren bij de opsporingsorganen, (de Politieke Recherche Afdelingen (27%)), bij de rechtbanken, (de tribunalen, parketten, bijzondere gerechtshoven en bijzondere raad van cassatie (3%)) en bij het DGBR zelf (1,5%). Een klein aantal dossiers betreft personeel dat nooit in dienst van het DGBR of van een van zijn onderdelen is geweest. Deze dossiers zijn foutief geplaatst in dit archiefbestand.
Voor een totaaloverzicht met betrekking tot de geschiedenis van de bijzondere rechtspleging kan de inleiding bij deel 1 worden gebruikt. Hierin wordt ook verwezen naar relevante wetgeving, geraadpleegde bronnen, archieven en literatuur en gebruikte afkortingen.
De archieven met betrekking tot de Tweede Wereldoorlog staan van oudsher sterk in de belangstelling. Door verschillende omstandigheden is die belangstelling de laatste jaren alleen nog maar toegenomen. Tegelijkertijd komen in de rijksarchieven steeds meer archieven uit de oorlogsjaren beschikbaar. Veel van deze oorlogsarchieven hebben direct of indirect een verband met de bijzondere rechtspleging. De bijzondere rechtspleging kenmerkte zich door complexe procedures die bovendien een uitzonderlijk karakter hadden. Ten behoeve van de bijzondere rechtspleging werd gebruik gemaakt van een tijdelijk overheidsapparaat dat zijn werk deed in een door de oorlog ontregelde samenleving. Vanwege de complexe, bijzondere procedures en de veelheid aan actoren is het voor diegenen die zich in die bijzondere rechtspleging willen verdiepen niet altijd even eenvoudig om een weg te vinden in de archieven.
Selectie en vernietiging
Aangezien het archief oorlogsgerelateerde stukken kende, werd er tijdens de bewerking niets uit de dossiers vernietigd. Het totale door het Ministerie van Justitie ter bewerking bij de CAS aangeboden is dan ook bewaard gebleven.
Verantwoording van de bewerking
Het archief van het Directoraat-generaal voor Bijzondere Rechtspleging (DGBR), Personeel is door de Centrale Archief Selectiedienst (CAS) bewerkt in het kader van het raamconvenant afgesloten op 6 december 1999 tussen de Rijksarchiefdienst, het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de CAS. De bewerking vond plaats bij de CAS in Winschoten in de jaren 2004 - 2005.
De in deze inventaris beschreven archieven maken deel uit van het complex van archieven behorende tot het Directoraat-Generaal voor de Bijzondere Rechtspleging met taakopvolger(s) en uitvoerende instanties. In deel I is het ministeriearchief, d.w.z. de archieven van het Directoraat-Generaal voor Bijzondere Rechtspleging en zijn taakopvolger(s) opgenomen. De uitvoerende instanties, ook bekend onder de naam Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging (CABR), zijn opgenomen in deel II. In deel III zijn de personeelsdossiers van het personeel van DGBR opgenomen.
Het te bewerken archief van het Directoraat-Generaal voor Bijzondere Rechtspleging (DGBR) afkomstig van het Ministerie van Justitie bestond uit 50669 personeelsdossiers van DGBR-personeel, zoals administrerend personeel en kamppersoneel, met een omvang van 136,5 meter. De hoofdmoot van dit archief werd gevormd door een serie alfabetisch gevormde persoonsdossiers (1-22260, omvang 98,5 meter) opgemaakt door de Dienst Personeelszaken van DGBR. Het resterende blok bestond uit een serie personeelsdossiers op naam die willekeurig achterelkaar waren geplaatst, zonder een duidelijk ordeningscriterium. In deze serie zaten eveneens dossiers van de Dienst Personeelszaken maar daarnaast ook dossiers die opgemaakt waren bij de verschillende bewaringskampen en Politieke Opsporings Diensten (POD) in het land. Soms was het echter ook volstrekt onduidelijk wie de archiefvormer van de stukken was. Het vermoeden bestaat dat deze dossiers in een later stadium centraal in Den Haag achter de hoofdserie van de Dienst Personeelszaken zijn geplaatst want de nummering liep vanaf 22261 gewoon door. Naast de personeelsdossiers werd ook een kaartsysteem met een alfabetische toegang op het DGBR-personeelsbestand aangetroffen. Dit kaartsysteem is na overleg met het Nationaal Archief voorin de inventaris geplaatst.
De dossiers hebben allemaal een eigen numeriek oplopend nummer gekregen (1-50669). Omdat lang niet altijd duidelijk was wie de archiefvormer van de dossiers is geweest werd met het Ministerie van Justitie en het Nationaal Archief afgesproken van het archief in navolging van het archief van het Bureau Juridische Zaken /Zuivering van de Afdeling Politie en taakvoorgangers 1944 - 1965, één doorlopende serie alfabetische dossiers te maken. Het unieke nummer dat aan de dossiers was toegekend werd tevens het definitieve nummer. Dit betekende ook dat er geen concordantie naar oud-dossiernummer hoefde te worden gemaakt. Door de verschillende archiefvormers is het wel mogelijk dat de naam van een persoon meer dan eens voorkomt. Dit bleef bij de bewerking echter zo gehandhaafd, want elk dossier had immers bij de dossiervorming een uniek eigen nummer gekregen. Deze dossiers blijven dus gescheiden en werden tijdens de bewerking niet samengevoegd.
Per beschrijving staat nu in de inventaris vermeld: de naam en voorletter(s) van de persoon (bijvoorbeeld Janssen, A.B.), (geen verworven titels, wel aangeboren titels!), van gehuwde vrouwen volledige naam, dus Jansen-Bakker, E (gehuwd met-geboren), de geboortedatum (bijvoorbeeld 1937-11-06) en de plaats van tewerkstelling, bijvoorbeeld POD Amsterdam of Bewaringskamp Harskamp. Daar waar geen voorletters, geboortedatum of plek van tewerkstelling te achterhalen viel, werd dit in de beschrijving open gelaten. Verder werd bij de uiterlijke vorm de omslag als standaard genomen en werden alleen daarvan afwijkende vormen (stuk of pak) vermeld. De totaal datering (1945 - 1986) gold voor de looptijd van het gehele archief en werd derhalve niet nog eens per beschrijving vermeld.
Het archief herbergt een grote hoeveelheid pasfoto's, veelal geniet of geplakt op registratiekaarten en identiteitspapieren (minimaal 30000). Deze foto's zijn niet van de stukken verwijderd, maar geniet of geplakt gebrleven. Alleen wanneer nietjes extreem roestig waren zijn deze verwijderd en vervangen door een nieuw nietje. Losse foto's werden eveneens op de stukken vastgeniet.
Het door Justitie aangeboden archief zat in speciale archiefdozen. Deze zijn bij de bewerking vervangen door zuurvrije Amsterdamse dozen. Uiteindelijk is na bewerking 176 meter archief overgebleven. Dit bestand is door de CAS overgedragen aan het Nationaal Archief.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Deels openbaar, deels beperkt openbaar (B).
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Justitie: Directoraat-Generaal Bijzondere Rechtspleging, Personeelsdossiers, nummer toegang 2.09.70, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Justitie / DGBR / Personeelsdossiers, 2.09.70, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Afgescheiden archiefmateriaal
Tijdens de bewerking zijn er dossiers aangetroffen en waarin geen stukken zaten. De nummers van deze 'lege' dossiers zijn als handreiking naar de onderzoeker in onderstaande lijst opgenomen, want aangezien in dossiers geen stukken voorkomen, heeft het ook geen zin deze aan te vragen.
5 160 244 370 403 425 540 933 977
1007 1180 1398 1405 1444 1665 1757 1773 1791
1880 1923 1956 1963 2126 2152 2368 2464 2581
2684 2725 2732 2760 2833 2930 3014 3032 3139
3421 3425 3663 3841 3971 4156 4294 4404 4454
4516 4630 4788 5207 5252 5428 5593 5610 5713
5787 5836 5914 5915 5969 5971 6101 6218 6297
6461 6491 6561 6594 7114 7245 7345 7434 7454
7563 7641 7829 7845 7901 7955 7990 8106 8209
8495 8727 8786 9058 9145 9236 9237 9419 9432
9553 9710 9759 10350 10561 10689 10705 10828 11429
11542 11602 11668 11678 [terug] 12041 12056 12097 12164
12200 12261 12513 12602 12895 12935 12938 13089 13140
13156 13495 13603 13622 13684 13768 13902 13947 14147
14238 14274 14301 14302 14410 14450 14461 14538 14571
14587 14713 14787 14850 15081 15110 15398 15738 15775
15877 15943 16067 16191 16226 16475 16575 16711 16770
16926 16965 17084 17121 17508 17615 17631 17641 17750
17817 17829 18026 18093 18101 18387 18557 18637 18677
18782 18790 19018 19171 19182 19184 19269 19327 19329
19593 19622 19664 19666 20011 20271 20286 20416 20467
20705 20794 20835 20836 20898 20989 21006 21209 21248
21284 21503 21955 22027 22142 22159 22264 22287 22288
22311 22321 22328 22359 22370 22375 22384 22438 22480
22741 22845 22850 22860 22866 23178 23179 23456 23459
23470 23646 23733 24379 24645 24775 24824 24856 24910
25196 25406 25770 26146 26268 26392 27488 27535 28276
28477 28549 28931 29308 29368 29390 29677 29809 30258
30836 30952 31041 31231 31249 31273 31301 31390 31599
31728 31861 32197 32314 32633 32711 32942 32970 33134
33193 33194 33237 33304 33371 33606 33916 34039 34055
34359 34425 35270 35357 35684 35928 35940 36330 36692
37051 37223 37687 38065 38620 38626 38726 39148 39516
39878 39901 40375 40423 40494 40606 40621 40667 40767
40822 40924 41417 41811 42008 42070 42162 42185 42261
42381 42386 42444 43056 44001 44015 44063 44078 44114
45508 46431 46494 46532 46575 46671 47692 48392 48430
48505 48506 48507 48508 48509 48542 48730 49370 49433
49442 49452 49581 49929 50120 50325 50374 50382 50451
50548 50605 50657
Tijdens de werking zijn ook dossiers aangetroffen die alleen een uitleenbriefje bevatten en waarvan de archiefbescheiden dus ontbraken. Ook voor deze dossiers geldt dat de onderzoeker deze niet hoeft aan te vragen. Bij de beschrijving van dergelijke dossiers staat vermeld: Uitleenbriefje aanwezig: stukken ontbreken.
Navraag bij het Ministerie van Justitie heeft geleerd dat zowel voor de 'lege' dossiers als de dossiers met een uitleenbriefje de kans dat deze dossiers alsnog op het departement worden teruggevonden vrijwel nihil is. Naar alle waarschijnlijkheid zijn ze gelicht bij een latere behandeling en als retroacta bij de toen nieuw gevormde dossiers gevoegd. Met name zal dit het geval zijn bij personeel dat nog in dienst van een andere dienst van Justitie is geweest. De hier ontbrekende stukken zullen dan in het normale personeelsdossier zijn opgenomen en, na reguliere selectie, zijn vernietigd.
​Een veertigtal dossiers blijkt te zijn opgenomen in het hoofdarchief van het Directoraat-Generaal voor de Bijzondere Rechtspleging (toegang 2.09.08), en wel onder de inventarisnummers 2401-2440.
Naam kampAantal dossiers