Terug naar zoekresultaten

1.10.05.03 Inventaris van het archief van J. van Kal [levensjaren 1754-1829], 1760-1811

J. van Kal: VOC-dienaar in Batavia, Malakka en Riouw, 1787-1792. Bevat ambtelijke stukken.
Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

1.10.05.03
Inventaris van het archief van J. van Kal [levensjaren 1754-1829], 1760-1811

Auteur

Th.H.P.M. Thomassen

Versie

04-05-2021

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1981 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Collectie Van Kal
Kal, van

Periodisering

oudste stuk - jongste stuk: 1760-1811

Archiefbloknummer

1182

Omvang

; 127 inventarisnummer(s) 0,71 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven en gedrukte teksten. De Nederlandstalige stukken van vóór ca. 1700 zijn geschreven in het gotische cursiefschrift, met name in de oud-Hollandse klerkencursief.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Kal, Jacob van (1754-1829)

Samenvatting van de inhoud van het archief

J. van Kal: VOC-dienaar in Batavia, Malakka en Riouw, 1787-1792. Bevat ambtelijke stukken.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Jacob van Kal vóór zijn vertrek naar Indië
In de laatste decennia van dewas een functie binnen de V.O.C. voor veel Nederlanders een laatste strohalm waar ze zich in de lawine van financiële débacles tijdens en na de Vierde Engelse oorlog aan vast konden klampen.18e eeuw
Jacob van Kal was één van die Nederlanders. Geboren in Delfshaven open opin Scheveningen getrouwd met de patriciërsdochter Jacoba de Witt14 juli 175428 mei 1780 ( Gemeentearchief (GA) Rotterdam, DTB. ) , richtte hij op10 juni 1780 met zijn vader, Jacobus van Kal sr., in Rotterdam een branderij annex handelsonderneming op, die zo slecht floreerde, dat hij op14 april 1786 zijn vader moest machtigen om al zijn bezittingen te verkopen. ( GA Rotterdam, Oud notarieel archief inv. nrs. 2935, p.1267 en 2947, p. 763. ) In januari van het volgend jaar ( Soldijboek St. Laurens, arch. VOC inv. nr. 13265. ) vertrok hij, na in Harderwijkde meesterstitel te hebben verkregen ( Album studiosorum Academiae Gelro-Zutphanicae 1648-1818, D.G. van Epen (ed.), 's Gravenhage 1904, p.144. ) , overladen met schulden, met zijn vrouw en hun twee kinderen als onderkoopman van de VOC naar Batavia . ( GA Rotterdam, Oud notariel archief inv. nr. 3172, p. 1555; arch. Jacob van Kal (hierna aangeduid als arch JVK) inv. nr. 2. )
Bestuursambtenaar en koopman in Malakka
Na een kort tijd secretaris te zijn geweest op het kasteel aldaar werd hij aangesteld op de Generale Secretarie. ( Arch. JVK inv. nr. 101, par. 4. ) Maar toen achtereenvolgens zijn vrouw, zijn zoon en zijn dochter overleden, besloot hij ontmoedigd naar Nederland terug te keren. ( Arsip Nasional, Burgerlijke stand Batavia 138, volgens opgave van de heer P.Kal; arch. JVK inv. nr. 101 par. 5-6. ) De gouverneur-generaal weigerde hem echter zijn ontslag en stuurde hem inoktober 1788 naar Malakka. ( Arsip Nasional, Personalia VII (?), volgens opgave als boven; arch. JVK inv. nr. 101 par.6. ) Betere tijden leken nu aan te breken. Binnen een jaar was hij secretaris van politie, ontvanger der domeinen en vendumeester ( Arch. JVK inv. nr. 101 par.7. ) ; firmant van de firma Van Kal en Cie (waar ook gouverneur Couperus en diens secunde deel van uitmaakten) ( Arch. JVK inv. nr. 57. ) , onbezoldigd soldijboekhouder en licentmeester ad interim ( Als boven inv. nr. 101, par. 7. ) ; en echtgenoot van Jacomina Maria Koek, een schoonzus van de gouverneur. ( Als boven inv. nr. 17. ) Hij liet de mogelijkheden die het zwakke bestuur de handige zakenman bood niet onbenut en verdiende in dat ene jaar alleen al fl. 27.000,-. ( Advies Aziatische Raad aan Staatsbewind, bijl. A, "rekening van verdiende gagien en ambtsgelden" etc., bij besluit Staatsbewind 6 sept. 1802 N 44. )3 september 1802
In de problemen op Riouw
Instuurde Couperus hem naar Riouw om daar de rust te herstellen. De eilandengroep werd regelmatig opgeschrikt door aanvallen van de vroegere heerser, sultan Machmoed, en door onlusten tussen de Kantonnese en Foekienese Chinezen. De resident leed aan drankzucht en was niet in staat de orde te handhaven.september 1791 ( Archief Staatssecretaris onder koning Lodewijk Napoleon (hierna aangeduid als Arch. Staatssecretarie Lod. Nap.) inv. nr. 357, (F) 2º C 1. ) Van Kal nam op Riouw een aantal maatregelen en keerde naar Malakka terug. ( Arch. JVK inv. nr. 101, par. 39-42. ) Toen de resident op Riouw echter opnieuw de zaak uit de hand liet lopen, riep de regering van Malakka hem terug en stuurde zij Van Kal opnieuw naar Riouw, ditmaal als resident ad-interim. ( Als boven, par. 43-44. ) Om zakelijke redenen was Van Kal hier niet zo gelukkig mee ( Als boven, par.13; Apologie van Van Kal aan de CCGG, 1793, arch. Nederburgh inv. nr. 417. ) , maar hij nam, eenmaal op Riouw, zijn bestuurstaak met grote voortvarendheid ter hand. Het eigenmachtig uitvaardigen van verordeningen bracht hem vrijwel onmiddelijk met Couperus in conflict. Ook zijn niet al te tactvolle optreden tegenover sultan Machmoed, met wie de Compagnie een zeer delicatie verhouding onderhield, viel niet bijzonder in de smaak. ( Arch. JVK inv. nr. 101, par. 49, 63-125; Couperus aan Van Kal 30 apr. 1792, arch. JVK 12; arch. Staatssecretarie Lod. Nap. inv. nr. 357, (F) 2º C 2 en C3. ) Toen bovendien de Kantonnezen een aanval uitvoerden op een Foekienees dorp ( Arch. JVK inv. nr. 101, par. 140-181. ) , besloot de gouverneur, wiens groeiende ontevredenheid over de eigenzinnige en enigszins megalomane Van Kal nog waren versterkt door diens voorstel om hun gemeenschappelijke handelsfirma op te heffen ( Arch. JVK inv. nr. 101, par.79, 84-101 en 132-138. ) , zelf naar Riouw te gaan om de z.i. door Van Kal veroorzaakte problemen op te lossen. ( Arch. Staatssecretarie Lod. Nap. inv. nr. 357, (F) 2º C 5. ) Van Kal werd door de gouverneur op Riouw van wanbestuur beschuldigd. Hij zou zich niet gehouden hebben aan besluiten van de Raad, zeer partijdig zijn geweest in de conflicten onder de Chinezen, de handel hebben gemonopoliseerd en onbevoegd belastingen hebben geheven en boetes hebben opgelegd. ( Arch. JVK inv. nr. 101 par. 88-101; arch. Staatssecretarie Lod. Nap. inv. nr. 357, (F) 2º C 6 en C7.. ) Inseptember 1792 werd hij door Couperus naar Malakka teruggestuurd. ( Arch. JVK inv. nr. 101, par. 214-215. )
In Malakka ter verantwoording geroepen
In Malakka werd hem de toegang tot alle colleges waarvan hij deel uitmaakte ontzegd, terwijl zijn dienstinkomen werd geblokkeerd. ( Arch. Staatssecretarie Lod. Nap. inv. nr. 357, (F) 3º Lª G (bijll.) Nº 24. ) Hij kreeg geen toestemming omzich persoonlijk in Batavia te verantwoorden en werd uit al zijn functies ontzet. ( Als boven, 2º C8 en 3º Lª G (bijll.) no's 25, 59, 60, 64, 69; arch. JVK inv. nr. 101 par. 216-217, 229 en bijl. A. ) Na de ontdekking van zijn plan om, met medeneming van voor Couperus achtergehouden bewijsmateriaal, dan maar zonder toestemming naar Batavia te vertrekken, wer hij, op28 februari 1793 , zelfs wegens "kwaadwilligheid" gevangen gezet. ( Arch. JVK inv. nr. 101 par. 230-233; Van Kal aan de Commissarissen-Generaal (CCGG) 9 mrt. 1793, arch. Nederburgh inv. nr. 417; arch. Staatssecretarie Lod. Nap. inv. nr. 357, (F) 2º C9, 3º LªG (bijll.) 70-73. ) Hiermee kwam het politieke conflict in de justitiële sfeer. Omdat Van Kal alleen de Hoge regering in Batavia als zijn competente rechter beschouwde en niet de regering van Malakka (die tevens zijn aanklager was), weigerde hij zijn medewerking aan elk onderzoek. ( Arch. Staatssecretarie Lod. Nap. inv. nr. 357, (F) 2º C10. ) Om die reden werd hij door de Raad van Justitie 26 maande zonder vorm van proces vastgehouden. ( Arch. JVK inv. nr. 101 par. 234. )
De Malakse regering aan de kaak gesteld
Intussen werd Van Kal volkomen geruïneerd. Zijn huizen werden verkocht, zijn gages niet meer uitbetaald en het geld dat de secunde voor hem beheerde, in de compagnieskas gestort. ( Arch. JVK inv. nr. 101 par. 235; arch. Staatbewind inv. nr. 224,N 44. )6 september 1802 Zijn vrouw moest haar sierraden belenen om te voorzien in hun onderhoud en dat van hun huisgezin. ( Arch. JVK inv. nr. 81; apologie van Van Kal aan de CCGG, 1793, arch. Nederburgh inv. nr. 417. ) Ook zijn gezondheid ging sterk achteruit, mede door een "vergiftigingspoging", die hij ternauwernood overleefde. ( Arch. JVK inv. nr. 101, par. 245; Van Kal aan de CCGG,, arch. Nederburgh inv. nr. 417. )7 maart 1795 Maar Van Kal was er de man niet naar om dit alles gelaten over zich heen te laten komen. In zijn talrijke brieven stelde hij zonder enige terughoudendheid het gedrag van de regering van Malakka aan de kaak. ( M.n. in zijn brieven aan de CCGG, arch. Nederburgh inv. nr. 417. ) Daardoor verschoof in de tegen hem ingebrachte beschuldigingen het accent van zijn "wanbestuur" op Riouw naar zijn "infame", "odieuse" en "lasterlijke" geschriften. ( Arch. Staatssecretarie Lod. Nap. inv. nr. 357, (F) 2º C13. ) Zijn contacten met de buitenwereld werden tot het uiterste beperkt, zijn papieren en zijn schrijfgerei in beslag genomen. ( Van Kal aan de CCGG,, arch. Nederburgh inv. nr. 417; arch. JVK inv. nr. 101, par. 235-237; ibid. inv. nr. 79. )14 september 1794 Toch lukte het hem brieven aan de Raad van Indië en de Commissaris-Generaal uit zijn gevangenis te smokkelen, waarin hij een niet al te opgewekt beed schilderde van het Malakse gouvernement. ( Arch. JVK inv. nr. 101 par. 227-228. ) Hierdoor werd de regering van Malakka wel gedwongen een uitgebreid rapport over Van Kal naar Batavia te sturen. Als gevolg hiervan werd hij beginapril 1795 , na een gevangenschap van ruim twee jaar, met zijn huisgezin als crimineel gevangene naar Batavia opgezonden. ( Als boven par. 238 en inv. nr. 79. )
Gevangene in Batavia
Hoewel meteen een onderzoek naar de tegen hem ingebrachte beschuldigingen werd ingesteld ( Arch. Staatssecretarie Lod. Nap. inv. nr. 357, (F) 2º C14. ) , kwam ook daar een gerechtelijke procedure niet op gang. Het onderzoek werd bemoeilijkt door de omvang van de papieren en de ziekte van Van Kal. ( Als boven, (F) 2º C17 en 3º Lª G (Copia stukken) Lª M. ) Het ging hierbij niet om een neusverkoudheid: hij lag enkele malen op sterven en van de vijfentwintig personen waaruit zijn gezin bij aankomst in Batavia bestond, waren na een half jaar alleen nog maar Van Kal zelf, een stiefzoon en twee slaven in leven. ( Arch. Staatssecretarie Lod. Nap. inv. nr. 357, (F) 3º Lª G (Copia stukken)Lª G en LªM; arch. JVK inv. nr. 101 par. 265. ) Intussen had hij het bij de regering in Batavia (die toch al niet erg geneigd was gehoor te geven aan de klachten van een zo weinig gezagsgetrouwe ondergeschikte) ook definitief verbruid. ( Arch. Staatssecretarie Lod. Nap. inv. nr. 357, (F) 3º Lª G (Copia stukken)Lª X. ) Toen zijn vrouw op sterven lag en hij geen geld meer had om medicijnen te kopen, had hij de Raad van Justitie wanhopig om hulp gevraagd en daarbij de advocaat-fiscaal beschuldigd van "irregulier gedrag", omdat deze zo lang wachtte met het doen van gerechtelijke stappen. ( Als boven, 3º Lª G (Copia stukken)Lª W. ) Dezelfde advocaat-fiscaal kwam op16 oktober 1795 tot de conclusie, dat er weliswaar niet genoeg bewijzen waren om "eenige crimineele actie te institueeren" en dat die bewijzen door de verovering van Malakka door de Engelsen ook moeilijk meer te leveren zouden zijn, maar dat toch duidelijk was, dat de beschuldigingen, àls ze bewezen werden, voor Van Kal een "exemplaire straffe" rechtvaardigden. Hij adviseerde de Raad van Indië de zaak politiek af te doen. ( Als boven, 2º C 23, D1 en D2 ) Opbesloot de raad hem als een "voor de Compagnie onnut en schadelijk subject" naar de Bataafse Republiek op te zenden.19 februari 1796 ( Als boven, 2º C25, 3º Lª G (Copia stukken)Lª A en D. ) Na een gevangenschap van vier jaar werd hij op16 juni 1796 op de boot naar Nederland gezet. ( Arch. Staatsbewind inv. nr. 224, 6 sep. 1802 N44 bijl. B. )
Terug in Nederland. Apologie
Zijn terugreis was weinig voorspoedig. Het schip, dat in het geheim door de VOC voor Nederland was bevracht, werd door de Engelsen, met wie de Republiek in oorlog was, bij de Kaap aangehouden en naar Jamaïca opgebracht. ( (Jacob van Kal), Negende brief aan den gewezen hoogedelen Grootachtbaren, wijdgebieden Heer, zijn Hoogedelheid Mr. S.C. Nederburgh,...door een oud dienaar van de voormalige Oost-Indische Compagnie, en burger van Indien,..., Rotterdamin arch. Goldberg inv. nr. 63 II. )1804, De lading, waaronder de bezittingen en de geleende gelden van Van Kal, werd in beslag genomen. Vervolgens leed Van Kal tijdens zijn terugreis naar Europa tegen het einde van dat jaar schipbreuk bij Bermuda en werd zijn schip in het zicht van de Engelse kust door een Franse kaper genomen. Pas na tussenkomst van de Nederlands ambassadeur in Parijs kon hij eindelijk doorreizen naar de Bataafse Republiek, waar hij op12 april zonder geld of goed aankwam. ( Arch. Staatsbewind inv. nr. 224, 6 sep. 1802 N44 bijl. A; Van kal aan de RP 23 juni 1805, arch. Staatssecretarie Lod. Nap. inv. nr. 357, (F) 1º. ) Nog hetzelfde jaar deed hij zijn eerste poging om schadevergoeding en rehabilitatie te verkrijgen, waarbij hij de strijd aanbond tegen iedereen die hij voor zijn ongeluk verantwoordelijk achtte. ( Rekesten van Van Kal aan de Nationale Vergadering en het Committé tot de Zaaken van de Oost Indische Handel en Bezittingen,, met zijn apologie, arch. JVK inv. nrs. 99-101. )1797 nov. 23 In de stroom van rekesten, verweerschriften, brieven en memories die hij de komende tien jaar op de achtereenvolgende regeringen los zou laten, schilderde hij van zichzelf het niet helemaal gelijkende beeld van de bekwame en onkreukbare patriot, die in conflict was gekomen met zijn tyrannieke, corrupte en orangistische meerderen. De bestuurlijke moeilijkheden in Riouw weet hij aan de onbekwaamheid van zijn voorganger en het beleid van de gouverneur, die opstandige elementen uit eigenbelang zou hebben aangemoedigd en geprotegeerd. De werkelijke oorzaak van zijn gevangenschap zou de vijandschap van Couperus zijn geweest die was gevoed door Van Kal's onwil om diens volgzame handlanger te zijn en hun handelsfirma voort te zetten. Dat hij nooit in staat van beschuldiging was gesteld, verklaarde hij enerzijds uit de ongerijmdheid van de beschuldigingen en de angst van de gouverneur om hard in de Malakse beerput te roeren, anderzijds uit de hartelijke contacten van de gouverneur met de familieregering in Batavia, in haar onwettige optreden gedekt door de Commissarissen-Generaal. ( Zie vooral de Apologie in arch. JVK inv. nr. 101. )
Jarenlange strijd om pensioen
Van de "despotieke en zeldzame handelwijze der regering van Malaca alsmede die der Hooge Regering en van de Fiscaal op Batavia" in de gevolgde procedures was men in de verschillende overheidsorganen, met name het Oostindische Committé en zijn opvolger, de Aziatische Raad, al gauw overtuigd. ( Resolutie Oost Indisch Committé. )5 mrt. 1798 Van Kal kreeg dan ook verschillende keren een voorschot uitbetaald op zijn vorderingen. ( Res. Oost Indisch Committé 19 mrt. 1798; res. Aziatische Raad 2 feb. 1801; res. Uitvoerend Bewind 21 feb. 1801 N47. ) Bovendien werd Van Kal die vanaf1797 pogingen had gedaan om in dienst van de VOC of van buitenlandse compagniën naar Indië terug te keren, op10 december 1801 door de Aziatische Raad employabel verklaard, omdat de tegen hem ingestelde procedures als "ipso jure nul" moesten worden beschouwd ( Res. Aziatische Raad )10 dec. 1801 , en op 18 januari 1802 aangesteld tot koopman effectief voor Indië ( Als boven. )18 jan 1802 . Maar de vraag of hij schuldig was aan het hem in Malakka ten laste gelegde werd niet beantwoord. Betrouwbare getuigen werden steeds schaarser en de stukken "volumineuser". Bovendien volgden de gouvernementen elkaar in hoog tempo op en kregen, naarmate ze hun radikaal-patriotse karakter verloren, steeds meer vijanden van Van Kal zitting in de besturen die hem moesten beoordelen. ( Arch. Staatssecretarie Lod. Nap. inv. nr. 357, (F) 3º Lª F ; arch. JVK inv. nr. 104; Van Kal aan de Raadspensionaris, arch. Staatssecretarie Lod. Nap. inv. nr. 357, (F) 1º ; Wiselius aan de Raadspensionaris, arch. Goldberg, inv. nr. 63 II. )23 juni 18051 nov. 1805 Toen Van Kal inbij de Aziatische Raad een schadeclaim indiende van bijna een half miljoen gulden, werd hem duidelijk te verstaan gegeven, dat de door de Raad geconstateerde nulliteit geen vrijspraak betekende. De Raad verwees hem met zijn claim (waaruit zijn "onvergeevelijke hebzucht" zou blijken) naar de rechter.1802 ( Arch. Aziatische Raad inv. nr. 183, (bijl.) 132. ) Inmaakte Van Kal zijn zaak aanhangig bij het Nationaal Gerechtshof.oktober 1802 ( Ress. Aziatische Raad. )2 en 15 okt., 19 nov. 1802 Die stelde voor een schikking te treffen. Partijen kwamen overeen, dat Van Kal een groot deel van zijn aanspraken zou laten vallen en dat hij in ruil daarvoor door de Aziatische raad naar Indië zou worden gestuurd om de westerse bezittingen over te nemen van de Engelsen en gouverneur van Malakka te worden. Maar in1803 brak opnieuw oorlog met Engeland uit en van het plan kwam niets terecht. ( Van Kal aan de RP, arch. Staatsseccretarie Lod. Nap. inv. nr. 357 (F) 1º. )23 juni 1805 Het proces werd voortgezet en nadat de zaak een tijd was opgehouden door de vraag of net Nationaal Gerechtshof in deze wel bevoegd was ( Arch. Staatsbewind inv. nr. 384, 9 feb. 1804 N19. ) , deed het Hof in mei 1805 eindelijk uitspraak: Van Kal kreeg geen schadevergoeding en moest de proceskosten betalen. ( Res. Aziatische Raad. )21 juni 1805 Hoger beroep bleek in een dergelijke zaak niet mogelijk ( Publicatie Staatsbewind, arch. Goldberg inv. nr. 63 II. )17 feb. 1803 , zodat voor Van Kal , die op het punt stond failliet te gaan, nog maar één weg openstond: een verzoek aan de Raadpensionaris om diens tussenkomst. ( Van Kal aan de RP, arch. Staatsseccretarie Lod. Nap. inv. nr. 357 (F) 1º. )23 juni 1805 Deze besloot na een uitermate negatief en partijdig advies van de Aziatische Raad, een positief advies van de Staatsraad (Goldberg) en een bewogen pleidooi van Wiselius ( Arch. Aziatische Raad inv. nr. 18, p. 1756a vv; arch. Goldberg inv. nr. 63 II;Wiselius aan de Rijkspensionaris 1 nov. 1805, arch. Goldberg inv. nr. 63 II. ) , op 31 mei 1806 aan Jacob van Kal een toelage toe te kennen van fl. 120,- per maand. ( Secr. res. StaatsbewindLª K 1º. )13 mei 1806 Pas op21 december 1814 werd die toelage, die zeeronregelmatig was uitbetaald en bij elke wijziging in het politieke systeem ter discussie had gestaan ( Arch. JVK inv. nrs. 94.97, 98, 103-108; Van Kal aan Goldberg juli 1806, arch. Goldberg inv. nr. 63 II; arch. Staatsseccretarie Lod. Nap., koninklijk decreten 25 mei 809 N11 en 17 sep. 1809 N6; ibid. arch. Ministerie van Financiën inv. nr. 269, 3 nov. 1806 N8; arch. Staatsraad inv. nr. 33, 19 mrt. 1807 N19. ) , definitief erkend als buitengewoon pensioen. ( Rekest Johanna Segelke van Sell (exh. 6 mei 1829), arch. Staatssecretarie inv. nr. 3413, 17 juni 1830 N9. ) De vraag naar de juistheid van de tegen Van kal ingebrachte beschuldigingen zou niet meer worden beantwoord.
Vergetelheid en dood
Ook in andere opzichten werd het nu stil rond Van Kal. Tot in 1807 waren er van zijn hand publicaties verschenen over de Indische handel en pamfletten tegen zijn grote vijand, de commissaris-generaal en het latere lid van de Aziatische Raad Nederburgh. ( Zie o.m. arch. JVK inv. nrs. 109-120. ) Bovendien had hij toen nog veel contacten met vooraanstaande politici die bij het bstuur van Indië betrokken waren. Na 1807 blijkt hiervan niets meer. Optrouwde hij met Johanna Segelke van Sell.22 oktober 1813 ( Rijksarchief in N.-Holland aan Eerste Afd. ARA 11 sep. 1979, corr. Eerste Afd. 1979 C298. Kopieën van de akten in arch. JVK inv. nr. 126. ) Hij verhuisde naar Haarlem, waar hij op15 april 1829 als ambteloos burger, zonder kinderen of bloedverwanten in de opgaande lijn, overleed. ( GA Haarlem aan Eerste afd. ARA 7 aug. 1979, corr. Eerste Afd. 1979 C 257. ) Na zijn dood vroeg zijn weduwe, die "aan kommer en gebrek" ten prooi dreigde te vervallen, de overschrijving van zijn pensioen op haar naam. Dit werd toegestaan, "met dien verstande, dat alle verplichtingen van het gouvernement ter zake van de indertijd voorgebrachte vorderingen" bij haar dood zouden ophouden. ( Arch. Staatssecretarie inv. nr. 3413, 17 juni 1830 N9. ) Met het overlijden van Van Kal's weduwe op29 maart 1834 ( Aantekening op testament Segelke van Sell 24 nov. 1832, GA Haarlem, Not. arch. inv. nr. 1729 nr. 413. ) eindigde zijn zaak na 43 jaar onbeslist.
Geschiedenis van het archiefbeheer
Het archief van Jacob van Kal kwam vermoedelijk via hendrick Dirk Kruseman, die opdoor Johanna Segelke van Sell tot executeur testamentair werd benoemd21 augustus 1833 ( RA in N.-Holland, succesmemoires, inv. Haarlem nr. 43. ) , in handen van dr. H. D. Kruseman, diens kleinzoon, die het in1895 aan het ARA ( thans Nationaal Archief) overdroeg. ( Arch. van het Nationaal Archief inv. nr. 91, nrs. 485 en 506. ) In dat zelfde jaar werd het archief voor het eerst geïnventariseerd. ( VROA 1895, p. 196, LXIII. ) Omdat deze inventaris beknopt en weinig systematisch is, werd in1978 tot herinventarisatie besloten. Een aantal voorbereidende werkzaamheden werd verricht door J. van den Boogaard, die ook de aan de brievenboeken toegevoegde indices vervaardigde.
Het archief, dat de periodebestrijkt, vertoont enkele lacunes. Een groot aantal stukken is nog tijdens het leven van Van Kal uit zijn archief verdwenen. Een deel hiervan is in beslag genomen door de Hoge Regering in Batavia, een ander deel, waartoe waarschijnlijk de processtukken behoren die zich momenteel bevinden in het archief Goldberg 63 III-VI, is door Van Kal in handen van het Nederlands gouvernement gesteld en niet bij hem teruggekeerd. Gezien het feit dat Van Kal inoverleed, wekt ook het afbreken van zijn archief inenige bevreemding. Misschien moet de oorzaak hiervan worden gezocht in het huwelijk van Van Kal met Johanna Segelke van Sell inen zijn familiepapieren van na dat jaar aan de erfgenamen van Johanna Segelke van Sell gekomen.1781-1811182918111813
De verwerving van het archief
De rechtstitel is (nog) onbekend

Inhoud en structuur van het archief

Verantwoording van de bewerking
Het leven van Van Kal valt uiteen in een aantal perioden die zich zo duidelijk van elkaar onderscheiden, dat ze de hoofdindeling van deze inventaris bepalen. In de laatste afdeling komt het karakter van het archief het meest tot zijn recht: de meester stukken zijn kennelijk door Van Kal bewaard met het oog op de verantwoording van zijn gedrag in Indië en zijn pogingenen om genoegdoening en schadevergoeding te krijgen voor het hem aldaar aangedane onrecht.
Beschrijvingen van de meeste brieven treft men in de inventaris aan onder de stukken van algemene aard. Voorzover ze echter maar één onderwerp betreffen, zijn ze aan de bijzondere rubrieken toegedeeld.
Onder blank nummer zijn de processtukken beschreven van Van Kal in zijn zaak tegen de Aziatische Raad, die zich, zoals gezegd, bevinden in Archief Goldberg 63 III-VI. Goldberg zelf heeft deze stukken voorzien van de aantekening: "Deze stukken zijn dubbel en behoren zo ik meen aan Van Kal". Inderdaad bevinden de gelijkluidende processtukken van de Aziatische Raad zich elders, n.l. in Arch. Staatssecr. van koning Lodewijk Napoleon 357.
Dank gaat uit naar drs. L. Blussé voor zijn hulp bij de plaatsing van in het Chinees gestelde stukken.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Collectie Van Kal, nummer toegang 1.10.05.03, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Kal, van, 1.10.05.03, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar

Bijlagen

Concordans
Concordans van nummer in de inventaris van 1895 (Verslagen omtrent 's Rijks Oude Archieven 1895) naar het nummer in de huidige inventaris.
1895 1979
1-3 1
4-8 3
9 4
10 5
11 3
12 21
13 4
14 20
15 21
16 2
17-18 4
19 27
20 4
21 1, 2, 4
22 4, 13
23 4
24 7
25 4
26-27 13
28-29 14
30 13
31 27
32 22
33 19
34 13
35-36 25
37 15
38 13
39 16
40-44 13
45-46 13, 26
47 22
48 13, 26
49 13
50 17
51 18
52 13
53 23
54 13
55 13, 26
56 13
57 6
58 11
59 12
60 6, 26
61 8, 12
62 10
63 9
64 6-7, 13, 26
65-66 27
67-68 4
69-70 24
71 4, 24
72 7
73-74 4
75 24
76 1
77-68 24
79 4
80 24
81 4
82 4, 24
83 24
84-100 28
101 29
102-108 28
109-115 30
116-122 27
123 24
124-125 28
18951979

Archiefbestanddelen