Geanonimiseerde versie.
Bij besluit van 27 februari 1946 nr. 0.10.1.15 van de adjudant-generaal van het Koninklijk Nederlands Indisch Leger (KNIL) te Batavia werd de Commissie Gedragingen en Onderscheidingen ingesteld. Nog geen vier maanden later werd dit besluit herzien en bij besluit van 6 juni 1946 nr. 0.10.1.41/IA werd de tweeledige taak van de commissie opgedragen aan twee afzonderlijke commissies onder de naam Commissie Gedragingen en Commissie Onderscheidingen.
De Commissie Gedragingen werd opgedragen de legercommandant als volgt te adviseren: 'Omtrent de noodzakelijkheid of de wenselijkheid tot het nemen van maatregelen ten aanzien van officieren, militairen beneden de rang van officier en tot het leger behorende burgerlijke ambtenaren, die in het tijdvak van 7 december 1941 tot 15 augustus 1945 op enigerlei wijze met de vijand hebben samengewerkt, dan wel gedurende de oorlog of bezettingstijd zich in algemene zin zodanig onwaardig hebben gedragen, rekening houdend met de door hen beklede rang en/of functie, dat zij geacht kunnen worden hierdoor het vertrouwen van hun meerderen, van de ondergeschikten of van de samenleving te hebben verloren'.
De Commissie Onderscheidingen moest advies uitbrengen 'omtrent de toekenning dan wel indiening van voordrachten tot toekenning van onderscheidingen en andere beloningen aan hen, die zich jegens de koningin en de staat of jegens de maatschappij op bijzondere wijze verdienstelijk hebben gemaakt door daden van moed, beleid en trouw, beproefde vaderlandsliefde, plichtsbetrachting of bekwaamheid, dan wel zich op andere wijze een onderscheiding, beloning of ereteken hebben waardig gemaakt'.
De beide commissies maakten onderdeel uit van het kabinet en stonden onder rechtstreekse leiding, bevelen en aanwijzingen van de adjudant-generaal van het KNIL. Tot voorzitter van de Commissie Gedragingen werd kolonel van de infanterie J.H. Cox benoemd, bijgestaan door de leden F. van Leeuwen en H. Poulos, respectievelijk kolonel van de cavalerie en kolonel titulair van de infanterie. Kolonel Cox zat tevens de Commissie Onderscheidingen voor, daarbij terzijde gestaan door de leden luitenant-kolonel van de infanterie H. van Altena en luitenant-kolonel van de genie A. van Hillegondsberg.
De beide commissies hebben hun werkzaamheden tot de opheffing op 1 mei 1950 uitgeoefend. De werkzaamheden van de Commissie Gedragingen waren toen volledig beëindigd, de afhandeling van de werkzaamheden van Commissie Onderscheidingen werden, voor zover nodig, overgenomen door de adjudant-generaal van de Nederlandse Legerstrijdkrachten in Indonesië. De verdere behandeling van de nagekomen zaken van de Commissie Onderscheidingen kwamen, gezien hun ruime ervaring op dit gebied, terecht bij de 6e afdeling van het Ministerie van Uniezaken en Overzeese Rijksdelen. Aan dit ministerie werden ook de archieven van de beide commissies overgedragen.
Overbrenging van een overheidsarchief
De archieven maakten deel uit van de verschillende archiefblokken afkomstig uit de "Geheime kamer" S08 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Tot het archief van de commissie behoorden de volgende series:
Aan de neerslag van de archieven liggen bijzondere tijdsomstandigheden ten grondslag. Het is wenselijk het overheidshandelen onder deze omstandigheden te kunnen reconstrueren. Daarom werd besloten om in de archieven niet te selecteren. Uitzondering vormden de onder d. genoemde toebehoren. Dit bestand werd nagekeken op het belang van de desbetreffende stukken voor de commissies.
De archieven zijn door de Centrale Archief Selectiedienst (CAS) bewerkt in het kader van het meerjarenconvenant afgesloten op 15 september 1995 tussen het Ministerie van Binnenlandse Zaken en de CAS. De bewerking vond plaats bij de CAS in Winschoten in de jaren 1998-1999. Aan dit project werkten mee D. Stijkel, P. Teuben en O. Bos als verantwoordelijke teamleider. Van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties was de heer P. Kloosterboer bij de bewerking betrokken. De begeleiding vanuit het Algemeen Rijksarchief bestond uit mevrouw drs. A. Fris en de heren F. van Dijk en H.J.Ph.G. Kaajan. De bewerking werd uitgevoerd met inachtneming van het bepaalde in de brochure Om de kwaliteit van het behoud, normen 'goede en geordende staat', 's-Gravenhage, 1993. De indeling van de inventaris en de fysieke plaatsing van de archiefbestanddelen werd primair bepaald door de archiefvormer.
Reproductie van bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Commissie Gedragingen en Commissie Onderscheidingen van het Koninklijk Nederlandsch Indisch Leger (KNIL), Kabinet Legercommandant Commissie Gedragingen en Commissie Onderscheidingen van het Koninklijk Nederlandsch Indisch Leger (KNIL), Kabinet Legercommandant, (1943-) 1945-1950 (-1952), nummer toegang 2.10.58, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Cie. Gedragingen- en Onderscheidingen KNIL Cie. Gedragingen- en Onderscheidingen KNIL, 2.10.58, inv.nr. ...
Nationaal Archief, Den Haag
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
De ingekomen en uitgaande stukken zijn opgenomen onder de inv.nrs. 16-41.
De stukken zijn toegankelijk via de agenda's; inv.nrs. 1-9, 11.
De stukken zijn toegankelijk via de agenda's; inv.nrs. 1, 12-15.
Alfabetisch geordend.
Aanvulling op inv.nrs. 8-10
De inv.nrs. 50-54 zijn alfabetisch geordend op naam van de beklaagde.
ALLEEN OPENBAAR GEWORDEN DOSSIERS WORDEN GETOOND
Zie ook inv.nr. 455
Zie ook inv.nr. 460
Zie ook inv.nr. 463
Zie ook inv.nr. 455
Zie ook inv.nr. 460
Zie ook inv.nr. 659
Zie ook inv.nr. 457
Zie ook inv.nr. 867
Zie ook inv.nr. 455
Zie ook inv.nr. 627
Zie ook inv.nr. 460
Zie ook inv.nr. 467
Zie ook inv.nr. 455
Zie ook inv.nr. 460
Zie ook inv.nr. 457
Zie ook inv.nr. 254
Zie ook inv.nr. 254
Zie ook inv.nr. 460
Zie ook inv.nr. 627
Zie ook inv.nr. 460
Zie ook inv.nr. 460
Zie ook inv.nr. 557
Zie ook inv.nr. 565
Zie ook inv.nr. 624
Zie ook inv.nr. 460
Zie ook inv.nr. 455
Zie ook inv.nr. 483
De beschrijvingen 644-1033 van op individuele personen betrekking hebbende dossiers zijn wegens de bescherming van de privacy, niet in deze inventaris opgenomen.
ALLEEN OPENBAAR GEWORDEN DOSSIERS WORDEN GETOOND
Zie ook inv.nrs. 1294, 1677
Zie ook inv.nr. 2635
Zie ook inv.nr. 1850
Zie ook inv.nr. 2563
Zie ook inv.nrs. 1141, 1677
Zie ook inv.nr. 2354
Zie ook inv.nr. 2052
Zie ook inv.nrs. 1560, 1941, 1950, 2226
Zie ook inv.nr. 2521
Zie ook inv.nrs. 1994, 2053, 2155, 2453
Zie ook inv.nrs. 1385, 1941, 1950, 2226
Zie ook inv.nrs. 2276, 2359
Zie ook inv.nrs. 1141, 1294
Zie ook inv.nr. 1858
Zie ook inv.nr. 1216
Zie ook inv.nr. 1837
Zie ook inv.nr. 2623
Zie ook inv.nrs. 1385, 1560, 1950, 2226
Zie ook inv.nrs. 1385, 1560, 1941, 2226
Zie ook inv.nrs. 1553, 2053, 2155, 2453
Zie ook inv.nr. 2706
Zie ook inv.nr. 1376
Zie ook inv.nrs. 1553, 1994, 2155, 2453
Zie ook inv.nrs. 1553, 1994, 2053, 2453
Zie ook inv.nrs. 1385, 1560, 1941, 1950
Zie ook inv.nrs. 1578, 2359
Zie ook inv.nr. 1347
Zie ook inv.nrs. 1578, 2276
Zie ook inv.nr. 1553, 1994, 2053, 2155
Zie ook inv.nr. 1265
Zie ook inv.nr. 1930
Zie ook inv.nr. 1187
Zie ook inv.nr. 2036
Geografisch geordend, per dossier op persoonsnaam
Zie ook inv.nr. 2734
Zie ook inv.nr. 2731