Henri Koot, bij leven legerofficier en codespecialist werd geboren te Singaradja (Bali, Nederlands-Indië) op 29 december 1883 en overleed te 's-Gravenhage op 18 januari 1959.
Koot is vooral bekend vanwege zijn optreden als commandant van de Binnenlandsche Strijdkrachten (BS). In kleinere kring is hij ook vermaard als de grootste geheimschriftkundige, die Nederland ooit heeft gekend.
In 1901 werd hij ingeschreven aan de Koninklijke Militaire Academie in Breda als cadet bij het wapen der infanterie van het Nederlandsch-Indisch Leger. Op 22 juli 1904 deed hij examen.
Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in 1914 werd hij geplaatst bij afdeling GS-IV van de Generale Staf, die zich, behalve met censuur, in-, uit- en doorvoer en de bestrijding van smokkelhandel, ook bezighield met cryptoanalyse. Samen met enkele collega's legde Koot zich hier toe op de bestudering van onderschepte gecodeerde radioberichten, een onontgonnen terrein aangezien het Nederlandse leger toentertijd niet over de expertise beschikte om deze codes te breken. Toen in mei 1919 de chiffreerdienst van de Generale Staf, onder de naam GS-IIIC, een aparte subsectie werd, kreeg Koot - sinds 1918 kapitein - hiervan de leiding.
Koot zou deze functie niet lang bekleden. In april 1920 ging hij niet alleen in de rang van reserve-kapitein over van het Nederlandsch-Indisch Leger naar de Koninklijke Landmacht, maar kwam hij ook aan het hoofd te staan van het Cryptographisch Bureau. Deze nieuwe interdepartementale instelling, ondergebracht bij het ministerie van Buitenlandse Zaken en met personeel afkomstig van marine en landmacht, had tot taak op professionelere wijze dan voorheen de diplomatieke dienst, de marine en het leger van codemiddelen te voorzien. Ondanks zijn onmiskenbare verdiensten werd Koot met ingang van 1 januari 1933 uit bezuinigingsoverwegingen als hoofd van het Cryptographisch Bureau ontslagen.
In september 1944 ging Koot in op het verzoek het commando op zich te nemen van de BS. Dit was een op initiatief van prins Bernhard en het geallieerde opperbevel in het leven geroepen samenwerkingsverband van de drie landelijke verzetsorganisaties, de Ordedienst (OD), de Landelijke Knokploegen (LKP) en de Raad van Verzet (RVV). Koot had daarbij wel bedongen zijn hoofdkwartier in Amsterdam te mogen vestigen, waar niemand hem kende, want 'Den Haag is zo'n ontzettend kletsgat, dat weet ik uit ondervinding' Verslag, (IVc, 1717). De verdeeldheid die binnen de illegaliteit bestond, baarde Koot grote zorgen, en hij meende door een terughoudende en tactvolle stijl van leidinggeven hierin verbetering te kunnen brengen. 'Ik ben dan wel de commandant, maar ik voel mij eigenlijk meer scheidsrechter', zo merkte hij op (geciteerd in: De Jong, Het Koninkrijk Xb, 591). Deze voorstelling van zaken is overigens niet helemaal juist. In werkelijkheid was Koot een exponent van de OD, een overwegend uit oud-militairen bestaande verzetsorganisatie die zich er vooral op toelegde een eventuele machtsovername door de illegaliteit in ordelijke banen te leiden. Hiertoe voerde Koot - met medeweten van prins Bernhard - een gecentraliseerde bevelsstructuur in, waarin de oud-militairen het voor het zeggen hadden. Dit gaf enkele malen aanleiding tot hoogoplopende conflicten met de LKP en de RVV. Als commandant van de BS was Koot in april 1945 betrokken bij capitulatiebesprekingen met de Duitse legerleiding in het bezette deel van Nederland. Het doel van deze besprekingen was de vijand tot overgave te brengen zonder dat er door het verzet een schot hoefde te worden gelost. Aangezien de Duitse chef-staf, luitenant-generaal P. Reichelt, zich alleen wilde overgeven aan een gelijke in rang, werd Koot voor deze gelegenheid tijdelijk tot reserve generaal-majoor bevorderd. Hij slaagde in zijn opzet, zodat ernstige incidenten bij de bevrijding konden worden voorkomen. Volgens sommigen zou het vooral aan Koot te danken zijn geweest dat toen een bloedbad uitbleef.
Begin juni 1945 legde Koot zijn commando - dat hem op 29 augustus 1946 uit handen van koningin Wilhelmina de Militaire Willemsorde zou opleveren - neer. Het aanbod hoofd te worden van het nieuw op te richten Bureau Nationale Veiligheid sloeg hij af. Wel trad hij van juli 1945 tot juli 1947 op als voorzitter van de zuiveringscommissie ter beoordeling van officieren van de Koninklijke Landmacht die niet in krijgsgevangenschap waren gevoerd. Op 1 oktober 1947 verliet hij de militaire dienst.
Het eervolle ambt van kanselier der Nederlandse Orden, dat Koot vanaf eind 1946 bekleedde, werd door hem allerminst opgevat als een sinecure. Openbaar optreden zoveel mogelijk vermijdend stelde hij zich ten doel een beter inzicht te geven in de aard en betekenis van koninklijke onderscheidingen. Tot aan zijn 75ste verjaardag, eind december 1958, heeft hij zich met de gebruikelijke toewijding en ijver van deze taak gekweten Bron: Karl de Leeuw, 'Koot, Henri (1883-1959)', in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL:http://www.inghist.nl/Onderzoek/Projecten/BWN/lemmata/bwn5/koot [05-09-2003]
Bij beschikking van de minister van Oorlog van 8 juni 1949, Geheim Litt. D 112 werd de commissie tot onderzoek naar het behoud van de Waalbrug te Nijmegen in 1944 (Commissie Waalbrug) ingesteld. Generaal-majoor H. Koot maakte als lid deel uit van deze commissie CAD, MvO 1946-1953, geheim verbaal archief, 1949 nr. 112D. Samenstelling commissie: luitenant-generaal b.d. J.J.G. baron van Voorst tot Voorst, lid en voorzitter; reserve generaal-majoor b.d. H.Koot, lid; generaal-majoor tit. b.d. D.A. van Hilten, lid. Bij beschikking van de minister van Oorlog van 17 mei 1950, D.G. litt. C 111 werd de commissie uitgebreid met de leden luitenant-generaal b.d. W.F. Sillevis en generaal-majoor b.d. J. Zwart. Als secretaris werd luitenant-kolonel b.d. C.M. Olifiers aangewezen
De commissie had tot taak een onderzoek in te stellen naar de omstandigheden die geleid hebben tot het niet opblazen van de Waalbrug te Nijmegen, welke werd toegewezen aan een sabotagedaad van de verzetsman Jan van Hoof. Op 21 november 1951 presenteerde de commissie haar eindrapport Ojen, Henri Koot, 109.
Een van de taken van de enquêtecommissie was het onderzoeken van de juiste toedracht van het England-Spiel. Als deskundige werd Koot, samen met kolonel KNIL b.d. J.A. Verkuyl en luitenant ter zee 1e klasse. A.N. Baron de Vos van Steenwijk door de enquêtecommissie verzocht onderzoek te doen naar de cryptografische en verbindingstechnische problemen, welke zich hadden voorgedaan bij het contact tussen de regering te Londen en het bezette Nederland, in hoofdzaak ten tijde van het England-Spiel. In maart 1950 werd het rapport door de "Commissie Koot" aan de enquêtecommissie aangeboden Verslag parlementaire enquêtecommissieregeringsbeleid 1940-1945, dl. 4A en B, 730.
Daarnaast werd de "Commissie Koot" gevraagd tijdens de ter zake gehouden verhoren als deskundige aanwezig te zijn Ojen, Henri Koot, 110.
De collectie bestaat uit nagelaten bescheiden uit het persoonlijk archief van generaal-majoor H. Koot over de jaren 1942-1958. Na diens overlijden werd de verzameling in 1959 door mevrouw M.C. Koot-Fritz aan de Krijgsgeschiedkundige Afdeling van de Generale Staf geschonken. Na bewerking werd de verzameling onder de benaming "Collectie H. Koot (1942-1958)" bewaard in het Archief der Koninklijke Landmacht Op 8 december 1976 werden de dozen AA1 t/m AA3 van de Collectie door het CAD in bruikleen gegeven aan het BRIOP. Wanneer deze dozen weer overgedragen zijn aan het CAD is niet bekend, maar vermoedelijk op 28 september 1989, daar op deze datum de overige in bruikleen afgestane archieven, te weten de Documentatie OD en BS werden overgedragen aan het CAD. Bron: CAD, bureau beheer, onderdeelsmap 475.
De voornoemde bewerking resulteerde in een inventaris, getiteld Lijsten van behouden bundels, dossiers en stukken van de "COLLECTIE KOOT" (nagelaten bescheiden van de Kanselier der Nederlandse Orden, wijlen de Generaal-majoor H. Koot) 1942-1958, welke in juni 1959 het licht zag (zie inv.nr. 37) en een plaatsingslijst archief BS.
De inventaris kende een aantal nadere toegangen, zoals op het archief van de Commissie van Onderzoek inzake de Waalbrug te Nijmegen in 1944, behorende tot het archief van generaal-majoor H. Koot. Deze nadere toegang bestaat uit een lijst waarin van bijna ieder stuk een korte inhoudsomschrijving is gegeven.
In de inleiding op deze inventaris van de Collectie Koot uit 1959 wordt opgemerkt dat "de verzameling stukken (...) geen archief (kan) worden genoemd. Men krijgt sterk de indruk dat ze door de Generaal uit belangstelling zijn verzameld." Deze conclusie valt te betwisten. Een gedeelte van collectie is wel degelijk als archief aan te merken. Te weten de bescheiden die generaal Koot uit hoofde van zijn functie als Kanselier der Nederlandse Orden en welke hij als lid van de Commissie Onderzoek Waalbrug heeft ontvangen of opgemaakt.
Het archief is krachtens bepalingen van de Archiefwet overgebracht.
Het archief BS bestaat uit twee delen:
De volgende afgedwaalde archiefbestanddelen zijn van de collectie afgescheiden en worden teruggebracht naar de archieven waarvan ze waren afgedwaald:
In het archief BS zijn archiefbescheiden aangetroffen die in het inventarisatieproject Ordedienst/Bevelhebber der Nederlandse Strijdkrachten/Binnenlandse Strijdkrachten worden meegenomen. Het betreft hier stukken gevormd in zijn functie als Commandant BS.
Het archief gevormd door H. Koot als commandant BS (1944-1945) is afgescheiden van de collectie en zal worden gevoegd in het archief van de staf BNS.
De archiefbescheiden, gevormd door majoor E.H.M. Hoogenweegen, hoofd bureau X van het Centraal Afwikkelingsbureau BS (1945-1946) zijn ook afgescheiden van de collectie zullen worden gevoegd in het archief van het CAB-BS.
De serie verklaringen opgenomen onder inventarisnummer 14 is opgebouwd uit twee losse series die tijdens de bewerking in 2005 weer zijn samengevoegd. De nadere toegang uit 1958 had slechts betrekking op een deel van de verklaringen. Tijdens de bewerking in 2005 is ook de rest van de afgedwaalde verklaringen nader ontsloten. Let op, de verklaringen met betrekking tot militair optreden in Indonesië en Korea, waarvan in de nadere toegang sprake is, zijn tijdens de bewerking in 2005 niet aangetroffen.
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Defensie: Collectie Generaal-Majoor Koot, nummer toegang 2.13.129, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Defensie / Collectie Koot, 2.13.129, inv.nr. ...
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Voor wat betreft de archieven van de Kanselarij der Nederlandse Orden, 1815-1994, zie toegangsnummer 2.02.32.
De archiefstukken die zijn overgedragen aan het archief van de Commissie Beoordeling Officieren in Bezet Gebied, waarvan H. Koot voorzitter was, zijn te vinden onder toegangsnummer 2.13.99.
Verder zijn er nog wat archiefstukken overgebracht naar het archief van de Ordedienst/Bevelhebber der Nederlandse Strijdkrachten en Binnenlandse Strijdkrachten (ODS/BS), te vinden onder nummer 2.13.137.
Achterin de inventaris is als bijlage opgenomen een lijst met namen van personen die gehoord zijn door de commissie.
Met inliggend een nadere toegang op inventarisnummers 6-8.
Nrs. 342 - 350 ontbreken.
Met toegang op de betreffende stukken.
Met twee nadere toegangen, [1958]. Zie voor een nadere verklaring de verantwoording van de bewerking.
Zie bijlage 1.
1948 is niet aanwezig.
Afkomstig uit het archief van het Militair Gezag.
Zie ook inventarisnummer 9
Losbladig.
Deze inventaris werd destijds bewerkt door de kapitein J.E. van Zwieten en de reserve majoor B. Schepman van het archief KL.