Zie voor biografische gegevens over de afzonderlijke familieleden de kopnoten in de inventaris en de genealogische tabellen hieronder.
Zie voor het volledige overzicht de
Ondanks verwoede pogingen is het niet geheel duidelijk geworden, hoe de bescheiden van het familie-archief Cousebant terecht zijn gekomen in het archief van het Hofje van Hoogelande, voorheen in de Boekhorststraat en thans gevestigd in de Jacob Camphuysstraat te Den Haag. Wel bestaat er een sterk vermoeden. Op het eind der 18e eeuw nl. volgde Johan Anthony Schiefbaan zijn schoonvader Johan Michael de Graaf op als rentmeester van Floris Cousebant. In 1799 erfde diens zoon Franciscus Bernardus Cousebant van Alckemade een groot gedeelte van zijn bezittingen, onder meer het Huis Oud-Alckemade onder Warmond. Waarschijnlijk vanwege de ongunst der Franse tijd sloeg Franciscus nagenoeg bankroet. Zijn boedel werd in 1807 onder curatele gesteld. Eén der curators was zijn rentmeester Johan Anthony Schiefbaan. Het Huis Oud-Alckemade ging over op zijn broeder Jacobus Cousebant, heer van Groot-Waspik. In 1820 volgde een nadere overdracht op de familie Bijleveld. Met de archiefbescheiden schijnt men nogal nonchalant te zijn omgesprongen. Een gedeelte bleef op het Huis Oud-Alckemade en werd door één der latere eigenaars van de hofstede Oud-Alckemade in 1933 overgedragen aan het Algemeen Rijksarchief. Het merendeel, tevens het oudste deel, moet op een of andere manier zijn achtergebleven bij de rentmeester Schiefbaan. Francois Cousebant overleed in 1843 te Oudshoorn, zijn echtgenote Helena Wilhelmina Elisabeth Ravens in 1853 te Doornik. Wellicht heeft zij na de dood van haar man geen belang gesteld in het familie-archief. Haar kinderen geraakten geparenteerd met geslachten van de Belgische adel. Slechts één zoon werd de drager van de naam Cousebant d'Alkemade, namelijk Alexandre. De overige kinderen waren dochters of stierven jong. Alexandre was in 1898 nog in leven. Uit zijn huwelijk met Valerie de Cambry de Baudimont in 1866 kwamen zes dochters voort, zodat hij de laatste telg was van het geslacht Cousebant van Alckemade. In het Annuaire de la Noblesse de Belgique van 1898 treffen we een volledige genealogie aan van het geslacht Cousebant. Voor de 17e en 18e eeuw is deze stamboom echter niet foutloos. Anderzijds worden familiegegevens vermeld, die onmogelijk afkomstig kunnen zijn uit onze stukken. De samensteller moet dus over stukken hebben beschikt, die voor schrijver dezes onbekend zijn. Vandaar, dat de mogelijkheid niet uitgesloten is, dat in Belgie her en der bij nazaten nog bescheiden rondzwerven.
De stukken van het familiearchief van vóór 1800 berustten intussen bij rentmeester Schiefbaan. De veronderstelling van mej. dr. Korvezee, uiteengezet in het Nederlands Archievenblad van 1939-1940, en inhoudende dat voornoemde rentmeester de stukken vermoedelijk gevoegd heeft bij die van het Hofje, lijkt wel juist. Zij oppert ook nog de mogelijkheid, dat dit alles bij het archief van het Hofje terecht is gekomen door middel van Maria Catharina Cousebant, weduwe van Joseph Nicolaes Diert van Leefdael, kinderloos overleden te Den Haag in 1840. Haar zwager Jacobus Petrus Yvo Diert van Melissant was regent van het Hofje.
Door een toeval vernam de heer Van den Bergh, archivaris van het Rijk, in 1868 van de heer Schiefbaan, rentmeester en zoon van Johan Anthony Schiefbaan, het bestaan van een kostbare kaartenverzameling in het archief van het Hofje. Hij wist gedaan te krijgen, dat deze met vijf handschriften werd afgestaan aan het Rijk. De aanwinst voor het Algemeen Rijksarchief bestond uit 27 kaarten, vooral slaande op Holland en Zeeland. De kaarten werden opgenomen in de verzameling Hingman. Bijzondere vermelding verdient een portulaan van het Middellandse zeegebied van 1533, beschreven door mr. B.J. van 't Hoff. Van de vijf handschriften werden er drie geplaatst bij de handschriftenafdeling van de Derde Afdeling. Thans zijn ze overgebracht naar het familiearchief Cousebant, en beschreven in de vijfde hoofdafdeling. Het betreffen een Kroniek van de Heren van Brederode door Johannis à Leydis, een compendium van afschriften van stukken van diverse aard uit de tweede helft der 16e eeuw, voornamelijk betrekking hebbende op Kennemerland en Haarlem, en een 17e eeuwse verhandeling over ridderhofsteden in Utrecht. De beide andere handschriften, te weten een leenregister en een blaffaard uit de tweede helft der 16e eeuw, zijn eveneens in hun logisch verband geplaatst in dit familiearchief.
In 1940 stonden regenten van het Hofje nog drie handschriften af aan de Koninklijke Bibliotheek. Enig verband met ons familiearchief Cousebant kon echter niet worden aangetoond.
Bij het ordenen bleek, dat ruim de helft der stukken betrekking had op aanverwante geslachten. Veelal door huwelijken zijn deze bescheiden overgegaan op leden van het geslacht Cousebant. Het is niet nodig in deze inleiding alle toevoerkanalen van stukken te vermelden. Speciale aandacht verdient wel het huwelijk van Franchois Bernard Cousebant met Maria Christina Genoveva van Alckemade in het jaar 1734. Zij was een dochter van Florentius Ignatius van Alckemade en Maria Theresia van der Goes, gehuwd in 1713. Hierdoor kwam een toevloed van archivalia aan Franchois Bernard Cousebant van de geslachten Van Alckemade, Van Heussen, Van Berckenrode, Duyst van Voorhout, Van Arckel, Van Hellemijs van Welle, Splijtloff, De Coninck, Van Scheltinga, Van der Goes, Van Renoy, Van Cromstrijen, Van de Werve, Van Eversdijck, De Jonge en Graswinckel.
In deze reeks weer is mr. Adriaen van Hellemijs van Welle een kernfiguur, daar door zijn rentmeesterschap over de goederen van de Vrouwe van Assendelft vele bescheiden van de geslachten Van Renesse van Elderen, Van Egmond, Van der Leck, Albout, Van Assendelft, Van Nijenrode, Van Reede, Van Rodenburg, Van Tyel en Van Scadick omstreeks 1635 te zijnen huize zijn achtergebleven. Wel betreft het hier kleinere fragmenten, daar de erven van mr. Adriaen de meeste stukken teruggegeven hebben aan hun rechtmatige eigenaars. Vanwege hun eigen aard zijn ze beschreven in een afzonderlijke derde hoofdafdeling.
Naast de overvloed van overgekomen bescheiden via de relaties Van Alckemade/Van der Goes treffen we nog enige min of meer krachtige zijrivieren van minder volume aan. Reeds in de 16e eeuw was het geslacht Cousebant geparenteerd aan het geslacht De Kies, zich later noemend De Kies van Wissen. Hiervan resten ons slechts enige stukken van zakelijke aard. Een erfenis van 1648 voegde hier nog enkele stukken aan toe. Belangrijker echter was het huwelijk van Frans Barentsz. Cousebant met Adriana van der Hulft in het jaar 1623. Hierdoor geraakte een belangrijke groep stukken van de geslachten Nobel, zich naar hun grootmoeder noemende Van der Hulft, met de aanverwante geslachten Verwer, Dobbius, Lakemans, Van Foreest, Van Hoorne en Conincxsz. in handen van Frans Barentsz. Cousebant. Verder erfde in 1687 Adrianus Cousebant van zijn oud-tante Elisabeth Crucius vele stukken van de geslachten Crucius, Van Teylingen, Cosgen of Basgen, Van Schoten en Van Gouthoven. Ook het huwelijk van Adrianus Francois Cousebant met Maria Catharina Emonds in 1707 bracht enkele stukken van het geslacht Emonds aan. Hierbij bevonden zich zelfs nog enige stukken van de kaartenmaker Jacob van Deventer en zijn boedel. Verrassingen zijn bij een familiearchief nooit uitgesloten. Tenslotte zijn in 1779 door een erfenis van Hendrik van Wijk een groep bescheiden in handen geraakt van Florentius Justus Franciscus Cousebant.
Het archief is door schenking verworven.
De stukken werden in 1940 door het Gemeentearchief 's Gravenhage aangetroffen in het archief van het Hofje van Hoogelande en overgedragen naar het Algemeen Rijksarchief.
Toen men in 1940 op het gemeente-archief te 's-Gravenhage aanstalten maakte om een voorlopige inventaris te vervaardigen van de bescheiden van het gedeponeerde archief van het Hofje van Hoogelande, bleek het merendeel hiervan geen enkel verband te houden met voornoemde instelling. Na overleg met de bewindvoerders van het Hofje werd overeengekomen het grootste gedeelte van het archief voorlopig over te dragen aan het Algemeen Rijksarchief, daar de stukken voor het merendeel niets met Den Haag te maken hadden.
Momenteel berusten dan ook deze stukken bij de Derde Afdeling van het Algemeen Rijksarchief, waar ze het best op hun plaats zijn. Naast de Hollandse vormen immers de stukken betreffende Utrecht, Friesland, Zeeland, Noord-Brabant en Gelderland een minderheid. In september 1962 werd ondergetekende belast met het ordenen en beschrijven van de overgedragen bescheiden, die het familie-archief Cousebant bleken te vormen. Leiding gevend waren hierbij de adviezen van drs. J. Fox, thans rijksarchivaris van de Derde Afdeling van het Algemeen Rijksarchief.
Daar oude inventarissen niet voorhanden zijn, is het moeilijk te bepalen hoeveel in de loop der jaren verloren is gegaan. Laten we ons verheugen over wat bewaard is gebleven. De materiele toestand van het merendeel der stukken is goed. Wel zijn er bedenkelijke uitzonderingen. Een paar stukken waren zozeer aangetast door vocht, dat een exacte omschrijving niet mogelijk was. Merkwaardigerwijs zijn dit dikwijls 18e eeuwse stukken van het geslacht Cousebant zelf. Gelukkig betreft het vaak afschriften, waarvan het oorspronkelijk aanwezig is. Wel moet er veel met de stukken gesold zijn, daar het aantal gave exemplaren bij de zegels gering is.
Bij het samenstellen van de regestenlijst is nogal uitvoerig tewerk gegaan. Zo zijn ook uitspraken of vonnissen van gerechtelijke hoven, rekesten, akten in dorso en kwitanties opgenomen. Vooral bij de stukken betreffende de Friese abdij Mariengaarde is praktisch ieder stuk in regestvorm verwerkt. Reden hiervoor was de uitermate slechte toestand der stukken. Ook afschriften van akten van belening zijn opgenomen, daar altijd lang niet zeker was, of het eigenlijke leenregister nog bestond. Een probleem vormde de grens van de regestenlijst. Meestal wordt deze gelegd bij een ingrijpende gebeurtenis. Voor het geslacht Cousebant zou de alteratie te Haarlem in 1578 het meest voor de hand hebben gelegen. Dit geslacht bekleedde echter spaarzaam magistraatsfuncties, en de tegenstelling tussen Gereformeerden en Katholieken was in de Spaarnestad bij de gegoede burgerij niet zo groot als menige geschiedschrijver ons doet geloven. Wel zou bij het geslacht Van Alckemade de uitzetting der Katholieke burgemeesters uit Amsterdam in 1578 juist zijn gekozen. Ook bij het geslacht van der Goes zou de officiele afzetting van mr. Christiaen van der Goes als schout van Delft in 1578 de aangewezen plaats zijn. Voor andere geslachten, bijvoorbeeld Van Hellemijs van Welle, kwam deze caesuur tamelijk ongelegen. Hetzelfde kan worden gezegd van de stukken inzake de abdij Mariengaarde. Tenslotte is de grens gelegd bij het jaar 1580, zodat de rumoerige aanvangsjaren der tachtig-jarige oorlog geheel verwerkt zijn.
De index is verdeeld naar personen en plaatsen. Samenvoeging van deze beide rubrieken leek ongewenst. Ook is een index gemaakt op de voorkomende zegels tot en met 1580.
Tenslotte is grote dank verschuldigd aan drs. J. Fox. In het bijzonder bij een systematische en logische indeling van de inventaris is zijn hulp tot grote steun geweest. Ook menig inventarisnummer is kritisch door hem beoordeeld. De regesten daarentegen komen met hun gebreken volledig op naam van ondergetekende. Dat dit werk, mede door zijn vele genealogische gegevens, zijn nut voor de gebruiker mag bewijzen.
Toen werd aangevangen met een voorlopige beschrijving der stukken, viel er van een oude orde nauwelijks iets te bespeuren. Meer dan twintig dozen met charters en perkamenten stukken, ongeveer tachtig portefeuilles en twintig delen en banden besloegen een lengte van circa acht strekkende meter. Meestal was een eventueel aanwezige oude nummering vrij willekeurig. Mede door het grasduinen van voorlopige onderzoekers was in de dozen weinig orde te bespeuren. Bij de portefeuilles lag de zaak iets gunstiger. Over het geheel genomen echter verkeerde het archief in de grootst mogelijke wanorde.
De stukken zijn onderscheiden in die van persoonlijke en van zakelijke aard. Vaak moest hierbij de knoop worden doorgehakt. Een andere mogelijkheid was soms niet uitgesloten. Aldus is bij de stukken van persoonlijke aard nogal rechtlijnig tewerk gegaan. Vooral bij afschriften, waarbij niet bleek door of ten behoeve van wie deze waren vervaardigd, is het meest logische herkomstbeginsel toegepast. Misschien lijken sommige oplossingen aanvechtbaar. Bij een familiearchief echter blijven altijd vreemde eenden ronddobberen, die zich niet gemakkelijk laten schikken. Zo is de hoofdafdeling betreffende stukken van persoonlijke aard vrij ruim genomen . Boedelstukken bijvoorbeeld zijn geplaatst op naam van de overleden persoon, ook als van deze zelf geen stukken aanwezig zijn. Om het geheel niet te verstoren, zijn hier in een paar gevallen eveneens stukken met een meer zakelijke bijsmaak ondergebracht. Evens zijn rentebrieven en andere bescheiden van financiele aard geplaatst volgens persoon, tenzij deze uitdrukkelijk betrekking hadden op goederen, en dus onder de stukken van zakelijke aard vielen. Bijna altijd immers heeft een rentebrief een onroerend goed tot onderpand. Daar dit bij de omschrijving in het inventarisnummer niet tot uiting komt, is de nadruk gelegd op de persoon, door wie de akte uitgegeven is.
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Het archief kent beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Familie Cousebant, nummer toegang 3.20.09, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Cousebant, 3.20.09, inv.nr. ...
Inventarisnummers van dit archief zijn in kopievorm beschikbaar
Op volledigheid kan geen aanspraak worden gemaakt.
IV, 1909, blz. 253. De Coninck.
VIII, 1913, blz. 197. Van Nijenrode.
blz. 237/238. Renesse van der Aa, Renesse van Elderen. Van Assendelft. blz. 292/293. De Coninck
Wigger Claesz. Cousebant, zoon van Kerstyne Wiggersdr., brouwer te Haarlem, huwde in 1549 Janne Pietersdr. en in 1574 Margriete Pietersdr. Hij overleed tussen 1586 en 1596
Niet raadpleegbaar
Reg. no. 303
Eén van de stukken is zwaar beschadigd
Wigger Claeszoon, geassisteerd met zijn moeder Kerstyne Wiggersdochter en zijn broeder Cornelis Claeszoon, enerzijds, en Janne Pietersdochter, geassisteerd met haar broeder en voogd Havick Pieterszoon en haar oom Bertholomees Jacopszoon, anderzijds, oorkonden, dat zij huwelijksvoorwaarden hebben aangegaan.
Oorspr. ( Inv. no. 1 ).
In duplo.
Tevens nog een afschrift van ca. 1750 in Inv. no. 92 . De moeder van Wigger wordt hier genoemd Kerstyn Bakenesse Jansdochter.
Reg. no. 458
Joannes Theodori Stekelwerf, notaris te Haarlem, instrumenteert, dat Wigger Claesz., brouwer, enerzijds en Margriete Pietersdr., geassisteerd met haar broeder en voogd Jan Pietersz. Deijman, anderzijds huwelijksvoorwaarden hebben aangegaan.
Oorspr. ( Inv. no. 2 ) met notarismerk.
Reg. no. 476
Joannes Theodori Stekelwerf, notaris te Haarlem, instrumenteert, dat Wigger Claesz., brouwer, en zijn echtgenote Margriete Pieters ten overstaan van meester Pieter Jansz. Codde, kapelaan, en heer Adriaen Gherritz. van Schorel, priester van de kathedraal, hun testament hebben gemaakt, waarbij zij hun huwelijksvoorwaarden van 16 oktober 1574 herroepen (Zie Reg. no. 458).
Oorspr. ( Inv. no. 3 ) met notarismerk.
Barent Wiggersz. Cousebant, zoon van Wigger Claesz. Cousebant, brouwer "in 't Springende Peerdt" te Haarlem, huwde in 1579 Magdalena Adriaensdr. Kies, dochter van Adriaen Jansz. Kies en Marytgen Claesdr. Beiden overleden in 1603 aan de pest
Reg. no. 573
Schepenen van Haarlem oorkonden, dat Baernt Wiggersz., geassisteerd met zijn vader Wigger Claesz. Koussebant en zijn tante Antonia Claesdr., weduwe van Dirick Gerrytsz., enerzijds en Magdalena Adriaensdochter, geassisteerd met haar moeder Marytgen Claesdr., weduwe van Adriaen Jansz. Kies, haar broeder Frans Adriaensz. Kies en haar tante Sophia Jansdr., weduwe van Frans Claesz. Soutman, anderzijds huwelijksvoorwaarden hebben aangegaan.
Oorspr. ( Inv. no. 4 ). De zegels van de beide schepenen zijn verloren.
Niet raadpleegbaar
Zeer zwaar beschadigd
Zie voor een afschrift van 1629 onder inv. no. 92
Frederik Barentsz. Cousebant, zoon van Barent Wiggersz. Cousebant en Magdalena Adriaensdr. Kies, brouwer "in de Passer" te Haarlem, huwde vóór 1614 Aefgen Garrebrantsdr. Hij overleed vóór 1662, zijn echtgenote in 1662
Johanna Barentsdr. Cousebant, dochter van Barent Wiggersz. Cousebant en Magdalena Adriaensdr. Kies, was Annuntiale zuster te Leuven
Niet raadpleegbaar
Zwaar beschadigd
Frans Barentsz. Cousebant, zoon van Barent Wiggersz. Cousebant en Magdalena Adriaensdr. Kies, huwde in 1613 Wyve van Ryck Cornelisdr., dochter van Cornelis Claesz., brouwer "in de Olyfant" op het Spaarne te Haarlem en Agatha Pietersdr. Bal, en in 1623 Adriana Gerritsdr. van der Hulft, dochter van Gerrit Jacobsz. Hulft en Haesgen Willemsdr. van Foreest. Hij overleed in 1667, zijn echtgenoten vóór 1623 en in 1679
Een afschrift van 1681 heeft als bijlage een specificatie van aangebrachte huwelijksgoederen.
Zie inv.no. 92
Afschriften van de jaren 1681 en 1711 van de akte van 1639 bevatten tevens een afschrift van een codicil van 1664
Zie inv. no. 92
De akte is gedateerd 9 september 1660, terwijl blijkens aant. in dorso de hoofdsom op 29 mei 1660 verminderd is tot 600 carolus gulden (?)
Voor een afschrift van een testament van 1670 zie inv. no. 92
Zie voor een afschrift inv. no. 92
Barent Fransz. Cousebant, zoon van Frans Barentsz. Cousebant en Wyve van Ryck Cornelisdr., huwde in 1641 Raeijnelde Vernim Cornelisdr. van Enkhuizen, dochter van Cornelis Jansz. Vernim. Hij overleed waarschijnlijk in 1664, zijn echtgenote in of vóór 1654
De naam van de gevolmachtigde is niet ingevuld
Frederik Cousebant, zoon van Frans Barentsz. Cousebant en Adriana van der Hulft, geboren in 1626, studeerde rechten te Orleans en werd na een verblijf te Rome advocaat bij het Hof van Holland in 1653. Hij huwde in 1660 Thecla Laeckemans, dochter van Maerten Diricxsz. Laeckemans en Geertruyd Dircksdr., geboren in 1634. Hij was ridder in de Orde van Sint Michael en stierf waarschijnlijk in 1707, zijn echtgenote in 1701
Met aant. in dorso verklaring omtrent het afleggen van de eed van trouw als advocaat van het Hof van Holland, 1653
Uitgezonderd waren de werken van Molineus, Macchiavelli en die over astrologie
Met aant. in dorso betr. de aflossing van 1800 gulden in 1685 en van 1000 gulden in 1686
Niet raadpleegbaar
Zeer zwaar beschadigd
Niet raadpleegbaar
Met in dorso de aant: Staat --- van --- oom de ridder.
Zeer zwaar beschadigd
Nicolaas Cousebant was een zoon van Frans Barentsz. Cousebant en Adriana Gerritsdr. van der Hulft. Hij overleed in het jaar 1653
Joseph Cousebant, zoon van Frans Barentsz. Cousebant en Adriana Gerritsdr. van der Hulft, geboren in 1633, studeerde wijsbegeerte en theologie te Parijs en werd in 1662 pastoor van het Begijnhof te Haarlem. Hij overleed aldaar in 1695
Zie verder: Nieuw Ned. Biogr. Woordenboek III
Samensteller onbekend
Niet raadpleegbaar
Zeer zwaar beschadigd
Met latere aant. van een boedelbeheerder (?)
In het afschrift wordt Cornelis Cousebant mede als erfgenaam genoemd
Gerardus Cousebant, zoon van Frans Barentsz. Cousebant en Adriana Gerritsdr. van der Hulft, huwde in 1676 Magdalena Grauwers uit Enkhuizen. Hij overleed in 1682
Voor een afschrift van hun beider testament van 1681 zie inv. no. 92
Johanna Maria Cousebant, dochter van Frans Barentsz. Cousebant en Adriana Gerritsdr. van der Hulft, werd in 1662 geestelijke dochter te Haarlem en overleed in 1710
Niet raadpleegbaar
Zeer zwaar beschadigd
Niet raadpleegbaar
Het stuk van 1722 is aangetast door vocht
Judocus Cousebant, zoon van Frans Barentsz. Cousebant en Adriana Gerritsdr. van der Hulft, huwde in 1676 Adriana Crucius, weduwe van Arent van Gouthoven, dochter van Adriaen Crucius, lakenkoper te Haarlem, en Maria Keyser. Hij overleed in 1709, zijn echtgenote in 1682
Niet raadpleegbaar
Eén der bijlagen is zeer zwaar beschadigd
Zie onder het geslacht Bosschaert
Zie onder het geslacht Bosschaert
Adrianus Francois Cousebant, zoon van Judocus Cousebant en Maria Adriana Crucius, geboren in 1682, huwde in 1707 te 's-Gravenhage Maria Catharina Emonds, dochter van mr. Pieter Emonds en Adriana Dimpna van Beeck, geboren in 1688. Misschien werd in 1724 een scheiding tussen hun uitgesproken. (Zie het testament van Pieter Emonds, inv. no. 261). In 1732 werd Maria Catharina Emonds door koop Vrouwe van de heerlijkheden Groot Waspik, Hendrik Luyten Ambacht en Elf en een halve Hoeve. Adrianus overleed ca. 1736 , zijn echtgenote in 1757
Niet raadpleegbaar
Aangetast door vocht
Niet raadpleegbaar
Zwaar beschadigd
Voor zwaar beschadigde afschriften van het huwelijkscontract van 1707 zie inv. no. 92
Niet raadpleegbaar
Aangetast door vocht
Niet raadpleegbaar
Met nadere aant. van testator van 1721. Beschadigd
Niet raadpleegbaar
Dit afschrift was vermoedelijk bestemd voor Maria Catharina Emonds
Zeer zwaar beschadigd
Reg. no. 293 no. 281 en no. 362
Philips enz. oorkondt ten overstaan van zijn stadhouder en leenmannen van Brabant, dat Jan, markgraaf van Berghe opten Soom, ridder en kamerling, zes jaar geleden verkocht heeft aan Francois van Falais, heer van Nieuwerve enz., een erfrente ten bedrage van 300 gouden carolus gulden per jaar.
Afschrift van 1732 door Cornelis Roels, notaris, ( Inv. no. 60 ).
Zie onder het geslacht Van Wijck
Franciscus Bernardus Cousebant, zoon van Adrianus Francois Cousebant en Maria Catharina Emonds, geboren in 1709, huwde in 1734 Maria Christina Genoveva van Alckemade, dochter van Florentius Ignatius van Alckemade en Maria Theresia van der Goes, geboren in 1715 (?). Van zijn moeder verkreeg hij de heerlijkheden Groot Waspik, Hendrik Luyten Ambacht en Elf en een halve Hoeve. Hij overleed in 1759, zijn echtgenote in 1749
Zeer zwaar beschadigd. Voor een 18e eeuws afschrift zie inv. no. 92
Niet raadpleegbaar
Zee zwaar beschadigd
Niet raadpleegbaar
Aangetast door vocht
Zie voor de hofstede Schilpen inv. no. 828-830
Florentius Justus Franciscus Cousebant, heer van Groot Waspik, Hendrik Luyten Ambacht en Elf en een halve Hoeve, zoon van Franciscus Bernardus Cousebant en Maria Christina Genoveva van Alckemade, geboren in 1735, huwde in 1763 te Oud Gastel Elisabeth Jacoba Julia van Wassenaer, dochter van Jacob Albert baron van Wassenaer, heer van Warmond, en Marie Alexandrine Jacqueline de Cannart d'Hamale, geboren in 1744. Beiden overleden in 1799
Niet raadpleegbaar
Zeer zwaar beschadigd
Niet raadpleegbaar
Zeer zwaar beschadigd
Met aant. in dorso betr. rentebetaling, 1761 (1762)-1772 Geroyeerd in 1792. Gecasseerd
Bovendien: de Heer Waspick
Waarschijnlijk betreft het hier het testament van Petrus Reinier baron van Wassenaer. Vgl. Obreen blz.170 en De Maasgouw 1889 blz. 151. Het extract zal bestemd zijn geweest voor diens nicht Elisabeth Jacoba Julia van Wassenaer, echtgenote van Florentius Justus Franciscus Cousebant
Eén der liassen van dit pak (oud no. O. 13) bevat een obligatie ten bedrage van 1200 gulden voor de Roomse Armen te Sassenheim, 1795, alsmede een obligatie ten bedrage van 2000 gulden voor Anna Julia Maria Douglas geboren van Salontha te Leiden, 1798
Hij was een zoon van Florentius Justus Franciscus Cousebant en Elisabeth Jacoba Julia van Wassenaer. Hij werd geboren in 1765 en overleed eveneens in dit jaar
Niet raadpleegbaar
Zeer zwaar beschadigd
Zij was een dochter van Florentius Justus Franciscus Cousebant en Elisabeth Jacoba Julia van Wassenaer. Zij werd ca. 1766 geboren en overleed in 1789
Beiden waren zonen van Florentius Justus Franciscus Cousebant en Elisabeth Jacoba Julia van Wassenaer. Jacobus werd geboren ca. 1772, was Heer van Groot Waspik, huwde Marie Regine Josephine Ghislaine barones van Reynegom d'Eetvelde en overleed in 1814 te Brussel. Franciscus Bernardus werd geboren in 1775, huwde in1800 Helena Wilhelmina Elisabeth Ravens en overleed in 1843
Niet raadpleegbaar
Reg. no. 303
De bedoeling, waarvoor deze afschriften opgemaakt zijn is niet duidelijk
Vele stukken zijn zwaar beschadigd
Onduidelijk, tot wie deze bescheiden behoord hebben
Deze stukken zijn door het huwelijk van Magdalena Adriaensdr. Kies met Barent Wiggersz. Cousebant aan het geslacht Cousebant gekomen
Johan de Kies, waarschijnlijk een zoon van Adriaen Jansz. Kies en Marytgen Claesdr. Soutman, huwde Agatha van Raephorst. Hij overleed in 1636 te Alkmaar, zij waarschijnlijk in 1648. Een zuster van hem was Magdalena Adriaensdr. de Kies, echtgenote van Barent Wiggersz. Cousebant
Johan de Kies, zoon van mr. Johan de Kies en Agatha van Raephorst, huwde in 1627 te 's-Gravenhage Maria van Veen, dochter van mr. Pieter van Veen, advocaat en pensionaris te 's-Gravenhage, en Jacobmina van Ruyven Jacobsdr.
Deze stukken zijn door het huwelijk van Adriana van der Hulft met Frans Barentsz. Cousebant aan het geslacht Cousebant gekomen. Haar vader stamt uit de geslacht Nobel, haar moeder was Haesgen Willemsdr. van Foreest
Bij de takken Blom en Van der Hulft is de geslachtsnaam van moeders zijde ontleend
Cornelis Roelofsz. huwde omstreeks 1510 Anna Willemsdr. Blomme. Hij stierf vóór, zij na september 1551
Reg. no. 311
Theodoricus filius Walteri, notaris te Amsterdam, instrumenteert, dat Anna Willemsdochter, weduwe van Cornelis Roelofszoon, hun beider testament van 16 januari 1537, gepasseerd voor Frans van Delf, notaris, bekrachtigt met nadere legatering aan haar kleindochter Bairt, dochter van wijlen haar zoon Willem Cornelisz. en Machtelt Willemsdr.
Oorspr. ( Inv. no. 97 ) met notarismerk.
Willem Cornelisz., zoon van Cornelis Roelofsz. en Anna Willemsdr. Blomme, huwde in 1536 Machtelt Willem Goertsdr., dochter van Willem Goertsz. Hij overleed vóór september 1551
Reg. no. 250 en no.252
Jan van Voerd en Jan van der Haer enerzijds en Peter van Merenborch en Wauter van Wede anderzijds oorkonden, dat zij als "maecxmannen ende hylicxluyden" kennis geven van de huwelijksvoorwaarden tussen Willem Cornelissz., geassisteerd met zijn vader Cornelis Roeloffz. te Amsterdam, enerzijds, en Mechtelt Willem Goertszdochter, geassisteerd met haar vader Willem Goertsz., anderzijds.
Oorspr. ( Inv. no. 98 ) met het geschonden zegel van Jan van Voerd en de zegels van Jan van der Haer en Wauter van Wede. Het zegel van Peter van Merenborch is verloren.
Wyllem Cornelisz. oorkondt, dat hij ontvangen heeft van zijn vader Cornelis Roelofsz. het bedrag van 1000 carolus gulden ingevolge het aangaan van een huwelijk.
Oorspr. ( Inv. no. 98.1 ).
Zie ook Reg. no. 250.
Beerte was een dochter van Willem Cornelis Nobel alias Blom en Machtelt Willem Goertsdr. In juni 1555 was zij weeskind
Reg. no. 323
Schout, burgemeesters en schepenen van Utrecht oorkonden, dat Jan Blom Jansz. en Ysbrant Willemsz., wantsnyder, in het jaar 1543 aangesteld zijn tot voogden over Beerte, minderjarige dochter van wijlen Willem Blom Cornelisz. van Amsterdam en Mechtelt Willem Goirtszdochter.
Oorspr. ( Inv. no. 99 ) met het geschonden kleinzegel in rode was van de stad Utrecht.
Reg. no. 322
Met als aant. in dorso: Cornelis Jansz. Bloeme
Weesmeesters van Amsterdam oorkonden, dat Ysbrant Willemsz. en Jan Bloem te Utrecht als voogden overgedragen hebben aan Baertgen Willem Corneliszoonsdochter met als moeder Mechtelt Willemsdr. en met als ooms Roelof Cornelisz. en Claes Cornelisz. een rentebrief ten bedrage van 100 carolus gulden per jaar, te lossen met de penning 18, uitgegeven door Cornelis Cornelisz. en haar grootmoeder Anna Willemsdr.
Gelijktijdig afschrift uit het weesboek van Amsterdam ( Inv. no. 100 ).
Zie onder het geslacht Verwer
Jacob Cornelisz. Nobel, zoon van Cornelis Roelofsz. en Anna Willemsdr. Blomme, huwde vóór oktober 1566 Griete Gerritsdr. (Hulft), dochter van Gerrit Jacobsz. Hulft en Haesgen Willemsdr. van Foreest. Hij overleed misschien in 1573. Zijn echtgenote overleed na 1599. Hij was o.a. schepen en raad van Amsterdam in 1562 en burgemeester in 1570
Reg. no. 383
Theodoricus filius Walteri, notaris te Amsterdam, instrumenteert, dat Jacob Corneliszoon, raad van de stad Aemstelredamme, en zijn echtgenote Griete Gerytsdochter hun testament hebben gemaakt.
Oorspr. ( Inv. no. 101 ) met notarismerk.
Niet raadpleegbaar
Reg. no. 450 en no. 592
[1 stuk rode stip 2 stukken zijn goed]
Het stuk van 1599 is aangetast door vocht
Wilhelmus Petri, notaris te Amsterdam, instrumenteert, dat Griete Gerytsdr., weduwe van Jacob Cornelisz., burgemeester van Amsterdam, haar testament gemaakt heeft, waarbij bepaald wordt, dat haar boedel niet mag vervallen aan de weesmeesters ingevolge het testament van 20 (dit is 29) oktober 1566 (Zie Reg. no. 383) en waarbij haar oudste zoon Cornelis Jacobsz., haar dochter Mary Jacobsdr. en een weesmeester worden aangesteld tot voogden en testators, mede voor haar onmondige kinderen Tiete, Anna en Geryt.
Oorspr. ( Inv. no. 102 ) met notarismerk.
Joannes Pylorius, Joannis filius, notaris te Amsterdam, instrumenteert, dat Griete Gerytszdr., weduwe van Jacob Cornelisz., burgemeester van Amsterdam, haar testament heeft gemaakt met ongeldigheidsverklaring van de legateringen in haar testament van 19 januari 1547 (Zie Reg. no. 450).
Oorspr. ( Inv. no. 102 ) met notarismerk.
Reg. no. 464
Schepenen van Amsterdam oorkonden, dat Ysbrant Jacobszoon ontvangen heeft van zijn schoonmoeder Griete Gerritsdochter zekere rentebrieven ter gelegenheid van zijn huwelijk met haar dochter Mary Jacobs. (Zie Reg. no. 463).
Oorspr. ( Inv. no. 103 ) met de zegels van de beide schepenen.
Zie onder het geslacht Dobbius
Van hem zijn geen stukken in het archief aanwezig
Jacob Cornelisz. Nobel alias Hulft, zoon van Cornelis Jacobsz. Nobel, huwde in 1609 te Alkmaar Adriana van Nesse, dochter van mr. Gysbrecht van Nesse, oud-burgemeester van Haarlem, en Anna Harckendr.
Niet raadpleegbaar
In het Frans.
Blijkens handschrift opgemaakt door Gerrit Jacobsz. Hulft
Deels voldaan aan Gerrit Jacobsz. Hulft in 1593
Met als aant. op de akte: Exhibitum opten preferentie den XIen September 1627
Met in dorso van de akte van 1621 aantekening betreffende vrijverklaring van het onderpand, 1623
Met als aant. op de akte: Exhibitum opten preferentie 21 juli 1633
Met in dorso van de akte aant. betr. gedeeltelijke betaling door de curator van de boedel van Jan Barentsz. 1640
De akte is gecasseerd
Magrietgen van der Hulft was een dochter van Gerrit Jacobsz. Nobel alias Hulft en Haesgen Willemsdr. van Foreest. Zij overleed in 1681
Zie onder het geslacht Van Zell
Willem van der Hulft was een zoon van Gerrit Jacobsz. Hulft en Haesgen Willemsdr. van Foreest
Maria van der Hulft was een dochter van Gerrit Jacobsz. Hulft en Haesgen Willemsdr. van Foreest. Zij stierf in 1667
Elisabeth van der Hulft was een dochter van Gerrit Jacobsz. Hulft en Haesgen Willemsdr. van Foreest. Zij overleed na 1641
Met op de akte aant. betr. de "gerepudieerde" boedel van de weduwe van Hendrick Arentsz. den Heulken, bakker, voor Frans Barentsz. Cousebant, 1658
Niet raadpleegbaar
Aangetast door vocht
Claes Dircxsz. (Verwer), zoon van Dirck Barentsz. en Maritgen Jansdr., huwde in 1533 te Amsterdam Styntgen Cornelisdr., dochter van Cornelis Roelofsz. (Nobel) en Anna Willemsdr. Blomme
Reg. no. 234
Schepenen van Amsterdam oorkonden, dat Claes Dircxzoon, geassisteerd met zijn vader Dirck Baerntszoon en zijn moeder Marytgen Jansdochter, enerzijds en Styntgen Cornelisdochter, geassisteerd met haar vader Cornelis Roelofszoon, anderzijds huwelijksvoorwaarden hebben aangegaan.
Oorspr. ( Inv. no. 131 ) met de zegels in gele was van de beide schepenen.
Misschien is Claes dezelfde als de onder 1a genoemde, misschien ook waren Claes en Dirk priesterbroeders van hem
Reg. no. 235 en no. 312
Johannes de Enchuysz, notaris, instrumenteert ten overstaan van Barthout Pietersz., vicaris van de parochiekerk van Alkmaar, en Rolant Jansz., priester van het bisdom Utrecht, dat Pieter Wilhemsdochter uit Haarlem, echtgenote van Maerten Wolfertsz., gelegateerd heeft aan de gebroeders Dirck en Claes Verwer, priesters te Alkmaar, een bedrag van 300 carolus gulden.
Oorspr. ( Inv. no. 132 ) met notarismerk.
Jan van Zuyeren, gevolmachtigde van mr. Dirck Verwer, priester te Alkmaar, oorkondt, dat hij ontvangen heeft van Cornelis Simonsz. en de erfgenamen van Pieter Willemsdr. een bedrag van 300 carolus gulden.
Oorspr. ( Inv. no. 132 ) in dorso van de oorkonde van 21 april 1533 (Reg. no. 235).
Anthonis Claesz. (Verwer), zoon van Claes Dircxsz. en Styntgen Cornelisdr., huwde in 1568 te Amsterdam Gheert Jansdr.
Reg.. no. 393
Schepenen van Amsterdam oorkonden, dat Anthonis Claesz., geassisteerd met zijn oom en voogd Jacob Cornelisz., enerzijds, en Gheert Jansdr., geassisteerd met haar ouders Jan oom Jansz. en Haes Claesdochter, anderzijds huwelijksvoorwaarden hebben aangegaan.
Oorspr. ( Inv. no. 133 ) met de zegels in bruine was van de beide schepenen. Het zegel van de eerste schepen is zwaar geschonden.
Mr. Jan Gerytsz. Holft was een zoon van Gerrit Ildsen en Tiet Jansdr. Hulft. Hij werd tot priester gewijd in 1552, was rector van het St. Pietersgasthuis te Amsterdam en overleed in 1566. (Zie Elias I blz. 534)
Reg. no. 359
Met in dorso aant. betr. de aflossing in het jaar 1586 aan zijn zuster Griete Gerritsdr., weduwe van Jacob Cornelisz.
Schepenen van Amsterdam oorkonden, dat Jan Peerboom, kramer, verschuldigd is aan mr. Jan Gerytsz. Holft, priester, een rente ten bedrage van 25 carolus gulden per jaar, ingegaan in het jaar 1539 en te lossen met de penning 18.
Oorspr. ( inv. no. 134 ) met de zegels in bruine was van de beide schepenen.
Ysbrant Jacobsz. (Dobbius) huwde in 1575 Mary Jacobsdr., dochter van Jacob Cornelisz. Nobel en Griete Gerritsdr. Hulft
Reg. no. 463
Schepenen van Amsterdam oorkonden, dat Ysbrant Jacobszoon, geassisteerd met Jan Vechterszoon, burgemeester van Amsterdam, enerzijds en Mary Jacobsdochter, geassisteerd met haar moeder Griete Gerytsdochter en haar broeder Cornelis Jacobuszoon als haar voogden, anderzijds huwelijksvoorwaarden hebben aangegaan.
Oorspr. ( Inv. no. 135 ) met de zegels van de beide schepenen.
Pieter Meynertsz. Lakemans uit Bovenkarspel huwde in 1578 Thiet Jacobsdr., dochter van Jacob Cornelisz. Nobel en Griete Gerritsdr. Hulft. Hij overleed tussen 1618 en 1621
Reg. no. 536
Joannes Coecq, notaris te Amsterdam, instrumenteert, dat Pieter Meynertsz. Lakeman uit Boeckarspell enerzijds en Thiet Jacobsdr., geassisteerd met haar moeder Griete Gerritsdr., weduwe van Jacob Cornelisz., en haar broeder en voogd Cornelis Jacobsz., allen poorters van Amsterdam, huwelijksvoorwaarden hebben aangegaan.
Oorspr. ( Inv. no. 136 ) met notarismerk.
Provisor en deken van Amstelland oorkonden, dat zij Cornelius Jonannis en Niesgen Petri absolutie verleend hebben ter zake van hun clandestien gesloten huwelijk, onder voorbehoud dat dit alsnog in een openbare kerkelijke plechtigheid zal worden bevestigd.
Oorspr. ( Inv. no. 137 ).
Ondertekend door Henricus Pauli decanus idem et commissarius domini provisoris alsmede door notaris N.N. de mandato dominorum.
Reynu Pieter Lakemansdr., dochter van Pieter Meynertsz. Lakemans en Thiet Jacobsdr., huwde in 1604 Frans Teyng Mathysz. (Ban)
Pieter van Zell, zoon van Maria van Zell, huwde in 1637 Duyfgen van der Hulft, dochter van Gerrit Jacobsz. Hulft en Haesgen Willemsdr. van Foreest. Zij overleed in of kort vóór het jaar 1654
Jan van Foreest, geboren in 1498 als zoon van Cornelis van Foreest en Agatha Potter van der Loo, huwde Maria van Heuckesloot. Hij overleed in 1557
Reg. no. 284 en no. 296
Lambertus filius Jacobi, notaris te Haarlem, instrumenteert ten overstaan van leenmannen van de grafelijkheid van Holland, dat Jan van Foreest zijn testament gemaakt heeft, waarbij hij de goederen van zijn vader Cornelis van Foreest bij vooroverlijden van zijn kinderen nalaat aan zijn broeder mr. Pieter van Foreest.
Oorspr. ( Inv. no. 144 ). De zegels van de beide leenmannen zijn verloren.
Leenmannen van de grafelijkheid van Holland oorkonden, dat zij het testament bekrachtigen van Jan van Foreest, waarbij hij de goederen, aangekomen van zijn oom Andries van Foreest, bij vooroverlijden van zijn kinderen nalaat aan zijn broeder mr. Pieter van Foreest.
Oorspr. ( Inv. no. 144.1 ) met de zegels van de beide leenmannen. Het eerste zegel is zwaar geschonden.
Zie ook Reg. no. 284.
Reg. no. 329
Waarschijnlijk behoorde dit stuk tot de bescheiden van Jan van Foreest of is het vervaardigd bij de boedelscheiding van zijn nagelaten goederen
Leenmannen van de grafelijkheid van Holland oorkonden, dat Jan van Foreest zijn testament heeft gemaakt, waarbij zijn dochters Magdalena van Foreest, echtgenote van Jan van Ruyven, en Cornelie van Foreest het merendeel van zijn goederen mogen verdelen, terwijl hij zijn vroegere beschikkingen ten aanzien van zijn natuurlijke broeder Pieter van Foreest of diens kinderen intrekt.
Afschrift van ca. 1557 ( Inv. no. 145 ).
Mr. Pieter van Foreest, bastaardzoon van Cornelis van Foreest en Geertruyd Jansdr., huwde in 1535 Margriete Willemsdr., dochter van Willem Dircxsz. en Hase Jansdr. te Haarlem. Hij overleed vóór 1566 en was burgemeester van Haarlem
Reg. no. 242
Pieter van Foreest Cornelisz. enerzijds en Margriet Willemsdochter, geassisteerd met haar vader en voogd Willem Diericxz., anderzijds oorkonden, dat zij huwelijksvoorwaarden hebben aangegaan.
Oorspr. ( Inv. no. 146 ).
Reg. no. 268
Waarschijnlijk is deze akte ten deel gevallen aan Pieter van Foreest
Jacob Pietersz. en zijn schoonzoon Pieter Cornelisz. van Foreest oorkonden ten overstaan van leenmannen van de grafelijkheid van Holland, dat zij een boedelscheiding hebben aangegaan omtrent de nagelaten goederen van Geertruyt Jansdochter.
Oorspr. ( Inv. no. 147 ) met de zegels van de beide leenmannen.
Reg. no. 496
Dirck van Foreest Pietersz. en Willem van Foreest Pietersz. enerzijds en oude Geertruyt van Foreest, mede als testatrice van haar zuster Maria van Foreest, en Cornelia van Foreest met als gevolmachtigde voor hen beiden Jacobmina Pietersdr. van Foreest, alsmede Adriana van Foreest en jonge Geertruyt van Foreest anderzijds oorkonden ten overstaan van Wouter van Wijck, notaris te Delft, dat zij een boedelscheiding hebben aangegaan van de nagelaten goederen van hun ouders mr. Pieter van Foreest en Margrite Willemsdochter, waarbij de beide broeders afstand hebben gedaan van hun rechten ten behoeve van hun zusters.
Oorspr. ( Inv. no. 148 ).
In duplo.
Zij allen waren begijnen te Haarlem en docthers van mr. Pieter van Forreest. Hun volgorde staat niet vast
Reg. no. 405
Jacobus Wij Nicolai, pastoor en "cureijt personaer" van de Grote Begijnhof te Haarlem, oorkondt ten overstaan van Jan Jacobz. en mr. Willem Cornelisz Ban, anders genoemd Dominus Johannes Jacobi, presbyter, en Magister Guilielmus Ban, presbyter, beide kapelaans, dat de gezusters Maritgen Pietersdochter van Foreest en Guertgen Pietersdochter van Foreest, begijnen, hun testament hebben gemaakt.
Oorspr. ( Inv. no. 149 ). Het opgedrukt zegel van de pastoor is verloren.
Reg. no. 507
Johannes Reyneri (anders Jan Rayersz.), notaris, instrumenteert, ten overstaan van mr. Jacop Claesz. Wij, pastoor, en mr. Willem Cornelisz. Ban (anders Bannius), kapelaan van het Groot Begijnhof te Haarlem, dat de gezusters Guertgen Pietersdochter van Foreest, Adryaena Pietersdochter van Foreest, Cornelyae Pietersdochter van Foreest en Guertgen Pietersdochter van Foreest, allen begijnen te Haarlem, hun testament hebben gemaakt.
Oorspr. ( Inv. no. 150 ).
Hierbij een zwaar beschadigd afschrift van het testament van Claes Hals van 1576
Reg. no. 478
N.N., notaris te Den Haag, instrumenteert onder meer ten overstaan van Johan van Treslongh, dat Claes Hals, geboren te Haarlem, zijn testament heeft gemaakt, waarbij hij onder meer tot zijn erfgenaam aanstelt zijn moeder Jacopmine van Foreest.
Afschrift van ca. 1585 ( Inv. no. 155 ).
De tekst is deels vergaan door vocht.
Dirk van Foreest, zoon van mr. Pieter van Foreest en Margriete Willemsdr., huwde in 1566 te Haarlem Elisabeth Jansdr., natuurlijke dochter van Jan Louw Adriaensz., zoon van Pieter Nannincxdr. Het echtpaar woonde te Ooltgensplaat en Haarlem. Hij overleed na 1580, zijn echtgenote vóór 1584
Reg. no. 385
Schepenen van Haarlem oorkonden, dat Dirick van Foreest, geassisteerd met zijn moeder Margriete Willemsdochter, weduwe van mr. Pieter van Foreest, met als voogd Jacob van Heussen, enerzijds, en Elijzabeth Jansdochter, geassisteerd met haar natuurlijke vader en voogd Jan Louw Adriaenszoon, neef van mr. Rieuwaert Tapper te Enkhuizen, anderzijds, huwelijksvoorwaarden hebben aangegaan.
Oorspr. ( Inv. no. 156 ). De zegels van de beide schepenen zijn verloren.
Reg. no. 367
Pietergen Nannincxdr. oorkondt ten overstaan van mr. Jaspar Jansz. en Claes Pietersz., kapelaans van de parochie van Haarlem, dat zij overgedragen heeft aan Lijsbeth Janszdr., dochter van haar zoon Jan Aerianzoon, een losrente met een hoofdsom van 200 carolus gulden, uitstaande op Maria van Scooten.
Oorspr. ( Inv. no. 157 ).
Reg. no. 436
Hadrianus Steinvordus, notaris te Haarlem, instrumenteert, dat Dirick van Poreest en zijn echtgenote Elysabeth Jansdochter, poorters van Haarlem en wonende te Ooltgensplaat, hun testament hebben gemaakt.
Oorspr. ( Inv. no. 158 ) met notarismerk.
Pieter van Foreest, zoon van Dirk van Foreest en Elisabeth Jansdr., werd in 1596 wegens wangedrag onder curatele gesteld. In 1599 huwde hij te Tiel Judith Nicolaasdr. van Dijck. Hij overleed als vaandrig te Breda in 1602
Met het weeskind word Pieter van Foreest bedoeld
Zie voor nagelaten goederen van Adriana van Foreest, die in vruchtgebruik waren bij Pieter van Foreest, inv. no. 155
Willem van Foreest, zoon van mr. Pieter van Foreest en Margriete Willemsdr., huwde in 1569 te Haarlem Maritgen Cornelisdr., dochter van Cornelis Thijmansz. en Duve Jansdr. Hij overleed waarschijnlijk in 1582 te Amsterdam, zijn echtgenote na 1618
Reg. no. 300
Met in dorso verklaring van inbezitstelling, 1548
Reg no. 301
De officiaal van de aartsdiaken van het bisdom Utrecht oorkondt, dat hij zijn mandaat verleent om Wilhelmus a Foreest in het bezit te stellen van een eeuwige vicarie of kapelanie, gevestigd op het altaar van Sint Jacobus de Meerdere in de parochiekerk te Haarlem, na afstand van Nicolaus Alberti Raet, clericus, en eerder komende van magister Henricus Alberti, met als collator Gerardus a Sperwou, armigerus.
Oorspr. ( Inv. no. 166 ) met het zwaar geschonden zegel van de oorkonder.
Ondertekend door Lamzweerde, notaris.
Zie ook Reg. no. 301.
Thomas Laurentius, notaris te Haarlem, oorkondt ten overstaan van magister Johannes, filius Henrici Scatterus, presbiter, en Adamus, filius Gerardi, dat hij op verzoek van magister Petrus a Foreest, consul van Haarlem, Wilhelmus a Foreest in het bezit heeft gesteld van een eeuwige vicarie te Haarlem (Zie Reg. no. 300).
Oorspr. ( Inv. no. 166 ) in dorso van de oorkonde van 14 november 1548.
Reg. no. 409
Schepenen van Haarlem oorkonden, dat Willem van Foreest Pieterszoon, geassisteerd met zijn moeder Margriete Willemsdochter, weduwe van mr. Pieter van Foreest, burgemeester van Haarlem, met als voogd haar zoon Dirick van Foreest, en met zijn zwager Pieter Sasbout, oud-burgemeester van Delft, enerzijds, en Maritgen Cornelisdochter, geassisteerd met haar moeder Duve Jansdochter, weduwe van Cornelis Thijmanszoon, raad te Haarlem, en met haar broeder en voogd Thijman Corneliszoon, anderzijds huwelijksvoorwaarden hebben aangegaan.
Oorspr. ( Inv. no. 167 ) met de zegels van de beide schepenen.
Reg. no. 483 en no. 562
(De magistraat van Brugge) oorkondt, dat Willem van den Foreest filius Pieters, geboren te Aerlem, poorter der stad is geworden.
Oorspr. ( Inv. no. 168.1 ).
Burgemeesters, schepenen en raad van Brugghe oorkonden, dat Willem van de Forreeste, koopman, poorter der stad is.
Oorspr. ( Inv. no. 168 ) met restanten van het zegel van zaken der stad in bruine was.
Waarschijnlijk heeft dit afschrift behoord aan Willem van Foreest, getuige de aant. in dorso:
Copie van Jacop suster goet ende Claes Halsz. goet.
In feite waren Willem en Jacobmina van Foresst halve broer en zuster
Haesgen van Foreest, enig kind van Willem van Foreest en Maritgen Cornelisdr., erfde in 1582 de goederen van haar vader. Tot haar huwelijk in 1591 met Gerrit Jacobsz. Hulft werden deze beheerd door haar voogden
Willem Dircxsz. huwde in 1507 te Haarlem Hase Jansdr. Zij waren de schoonouders van mr. Pieter van Foreest. Willem Dircxsz. overleed vóór 1560. Hase Jansdr. had een tante Adriaen Heynricxdr., gehuwd met Costen van Puersen. Zie onder het geslacht Van Puersen
Reg. no. 190
Schepenen van Haarlem oorkonden, dat Willem Dircxz. enerzijds en Haze Jansdochter, geassisteerd met haar oom en voogd Jacob Heinricxz. Hant, anderzijds huwelijksvoorwaarden hebben aangegaan.
Oorspr. ( Inv. no. 177 ) met het zegel van de eerste schepen. Dat van de tweede schepen is verloren.
Tevens nog een afschrift van ca. 1525 in Inv. no. 177.1 .
Reg. no. 583 en no. 354
Lambertus filius Jacobi, notaris te Haarlem, oorkondt, dat Haes Jansdochter, weduwe van Willem Dircxszoon, haar testament gemaakt heeft, waarbij zij haar meeste goederen nalaat aan haar dochter Hargriet Willemsdochter.
Afschrift van ca. 1580 door J. Raet, notaris.
Geertruyt Pietersdochter van Foreest en Adriana Pietersdochter van Foreest, gezusters, Pieter Claesz. van Hoorne en jonge Jan Conincxz, allen erfgenamen van hun grootouders Willem Diricxz. en Hase Jansdochter, oorkonden ten overstaan van Michiel Jansz. de Woerden, secretaris van Haarlem, dat zij een boedelscheiding hebben aangegaan van de hen ten deel gevallen goederen.
Oorspr. ( Inv. no. 178 ).
Zie onder het geslacht Conincxsz.
Zie onder het geslacht Van Hoorne
Hun huwelijk vond plaats te Haarlem in 1498
Reg. no. 171
Schepenen van Haarlem oorkonden ten overstaan van leenmannen van de grafelijkheid van Holland, dat Costen van Puersen enerzijds en Adriaen Heynricxdochter, geassisteerd met haar broeder en voogd Jacob Heynricxzoons Hant, anderzijds huwelijksvoorwaarden hebben aangegaan.
Oorspr. ( Inv. no. 179 ). De zegels van de beide schepenen en van de beide leenmannen zijn verloren.
Jan Conincxsz. was gehuwd met Ermgaert Willem Jacobsdr. Zij was een dochter van Willem Jacobsz. en Lysbeth N.N. en overleed kinderloos vóór 1490
Later hertrouwde Jan Conincxsz. met Ermgaert Claesdr. Zij leefde nog in 1523. Hij overleed in 1505 of kort daarvoor. (A.R.A. Leenkamer Holland inv. no. 229 folio 989)
Reg. no. 164
Schepenen van Leiden oorkonden, dat Lysbet, weduwe van Willem Jacopsz., in de hoedanigheid van erfgename van haar dochter Ermgaert Willem Jacobszdr. ten overstaan van haar testators Aelbrecht van Baeron, heer van de Duitse Orde te Utrecht en commandeur van de Sint Pieterskerk te Leiden, Ghysbrecht Baroen, priester en kanunnik van de Sint Pancraeskerk te Leiden en Dirck Willemsz. van Slooten, lekenminderbroeder in het regulierenklooster te Leiderdorp, kwijtschelding verleent aan haar schoonzoon Jan Conincx inzake de nagelaten goederen van diens echtegenote.
Oorspr. ( Inv. no. 180 ). De zegels van de beide schepenen zijn verloren.
Zie onder diverse verwanten van het geslacht Conincxsz.
Jan Conincxsz., en Ermgaert Claesdr., huwde in 1546 te Haarlem Katrijn Willemsdr., dochter van Willem Dircxsz. en Hase Jansdr. In 1554 was hij burgemeester van Haarlem. Hij overleed ca. 1560
Reg. no. 294 en no. 295
Jan Conincxz., geassisteerd met zijn broeder Claes Jansz. en Jacob van Duvenvoorde, enerzijds, en Katryn Willemsdr., geassisteerd met haar moeder Haes Jansdr. en haar zwager en voogd mr. Pieter van Foreest, anderzijds oorkonden, dat zij huwelijksvoorwaarden hebben aangegaan.
Oorspr. ( Inv. no. 181 ).
Schepenen van Haarlem oorkonden, dat Jan Conincxz. enerzijds en Katryn Willemsdr., geassisteerd met haar moeder Haes Jansdr. en haar zwager meester Pieter van Foreest, anderzijds huwelijksvoorwaarden hebben aangegaan.
Oorspr. ( Inv. no. 181 ). De zegels van de beide schepenen zijn verloren.
Reg. no. 317
Schepenen van Haarlem oorkonden, dat Jan Conincxzoon, burgemeenster, en zijn echtgenote Kathryn Willemsdochter hun testament hebben gemaakt.
Oorspr. ( Inv. no. 182 ). De zegels van de beide schepenen zijn verloren.
Reg. no. 335
Leenmannen van de grafelijkheid van Holland oorkonden, dat Jan Conincxz. zijn testament heeft genaakt, waarbij hij tot zijn enige erfgenamen heeft aangesteld zijn kinderen en bij hun versterven de kinderen van zijn zuster Janna,
terwijl zijn echtgenote Katryn Willemsdochter recht op het vruchtgebruik zal hebben.
Oorspr. ( Inv. no. 183 ). De zegels van de beide leenmannen en van de testator zijn verloren.
Johan Conincxsz. (de jonge) was een zoon van Jan Conincxsz. en Katrijn Willemsdr. Hij was gehuwd met Alidt Harmensdr. en had een natuurlijke dochter Catharina Jansz. Hij overleed ca. 1627
Janna Jan Conincxdr., dochter van Jan Conincxsz. en Ermgaert Claesdr., huwde in 1523 te Leiderdorp Claes Vranckensz., zoon van Vranck Bruynensz. en Elisabeth N.N.
Reg. no. 212
De schout van het ambacht van Leiderdorp oorkondt, dat Claes Vranckenz., geassisteerd met zijn moeder Elizabeth Vranck Bruynensz. weduwe en met zijn broeder Bruyn Vranckenz., enerzijds en Janna Jan Conincxzdochter, geassisteerd met haar moeder Ermgart Claesdochter en met haar broeder Jan Conincx, anderzijds onder getuigenis van Jan Aelbrechtz., vicecureyt te Leiderdorp, huwelijksvoorwaarden hebben aangegaan.
Oorspr. ( inv. no. 185 ). Het zegel van de oorkonder is verloren.
Waarschijnlijk waren Katrijn en Belie Jansdr. dochters van Jan Conincxsz. de oude
Reg. no. 182.
Katrijn Jansdochter en Belij Jansdochter, gezusters en begijnenvan het Grote Begijnhof te Haarlem, oorkonden ten overstaan van meester Jan Bouwensz., pastoor der begijnen, en onder getuigenis van Aelbert Aelbertsz. en Pieter Gerijtsz., priesters te Haarlem, dat zij hun goederen aan elkaar hebben vermaakt.
Oorspr. ( Inv. no. 186.1 ) met het zegel van de pastoor.
Reg. no. 222
Leenmannen van de grafelijkheid van Holland oorkonden, dat de gezusters Katherijn Jansdochter en Belij Jansdochter, begijnen op de Grote Begijnhof te Haarlem, met als voogd Jan Jan Conincszoen, hun testament van 10 december 1503 (Zie Reg. no. 182) bekrachtigd hebben met als enig erfgename hun nicht Cristijn Jacopsdochter, dochter van hun zuster Margriet, onder uitsluiting van haar vader Jacop.
Oorspr. ( Inv. no. 186.2 ) met het zwaar geschonden zegel in rode was van de eerste leenman. Het zegel van de tweede leenman is verloren.
Reg. no. 274 en 297
Theodricus de Schoerl, notaris, instrumenteert ten overstaan van mr. Anthonis Ymantsz., pater van Sinte Katerinenconvent te Haarlem en provisor van Kennemerland, haar neef mr. Jacob en haar nicht Glaer van der Delle, begijn, als testators en onder het getuigenis van Jaspar filius Johannis en Johannis Vlyeger, pictor, beide poorters van Haarlem, dat Bely Jansdochter, begijn op de Grote Hof te Haarlem, haar testament heeft gemaakt, waarbij zij tot haar erven heeft aangesteld Katryn Gerytsdochter en Jacob Gerytsz., kinderen van wijlen haar nicht Christijn, echtgenote van Jacob Tuynincks, alsmede haar zuster Margriet.
Oorspr. ( Inv. no. 187 ) met notarismerk.
Theodricus de Schoerle, notaris, instrumenteert ten overstaan van haar neef Jan Conincxz. en haar nicht Claer Verdelle als testators en onder het getuigenis van Willem Cornelisz. Gael en Claes Diricxz. van Egmondt, beide poorters van Haarlem, dat Belye Jansdr., begijn op de Grote Hof, haar testament heeft gemaakt, waarbij zij tot haar enig erfgename heeft aangesteld haar zuster Gryet Jansdr., echtgenote van Jacob Tuynings te Leiden.
Oorspr. ( Inv. no. 187 ) met notarismerk.
Zie ook Reg. no. 274.
Reg. no. 333
Schepenen van Leiden oorkonden, dat Katherine Pietersdr., priorin, Machtelt Pietersdr., subpriorin, en Oedetgen Jacobsdr., Alytgen Pietersdr. van der Goude, Kathryn Gherrytsdr. en Marytgen Cornelisdr., senioren en capitulaire zusters van het convent van Sinte Agnijeten ten behoeve van hun medezuster Katrine Gherytsdochter en Margriete Jansdr., weduwe van Jacob Jacobsz. Thuijnincx, met hun beider voogd Maerten Symonsz. Dou, tevens voogd van zijn echtgenote Marytgen Florysdr. en Jacob Gherytsz., ongeprofeste broeder in het Karthuizer klooster buiten Utrecht, verklaren niets te zullen ondernemen tegen het testament van Belie Jansdr., begijn op de Grote Hof te Haarlem, van het jaar 1556 ten profijte van haar neef Jan Conincxz, poorter van Haarlem, op pene van 300 gouden realen.
Oorspr. ( Inv. no. 188 ) met de zegels van de beide schepenen.
Nicolaas van Hoorne, zoon van Pieter Claesz. van Hoorne en Aeff van der Laen, huwde in 1542 te Haarlem Adriaen Willemsdr
Reg. no. 236
Joannes, miles, scriptor, protonotarius Sacri Palatii et Aule Lateranensis etc., instrumenteert ten overstaan van Petrus Censiet, notaris uit het bisdom Beaune, dat hij Nicolaus Petri Hornensis uit het bisdom Utrecht namens paus Clemens VII aanstelt tot notaris.
Oorspr. ( Inv. no. 189 ) met het zegel in rode was van de oorkonder.
Reg. no.275
Schepenen van Haarlem oorkonden, dat Nicolaes van Hoorn, geassisteerd met zijn ouders Pieter Claeszoon van Hoorn en Aeff van der Laen, enerzijds, en Adriaen Willemsdochter, geassisteerd met haar moeder Haese Jansdochter en haar zwager en voogd meester Pieter van Poreest, anderzijds huwelijksvoorwaarden hebben aangegaan.
Oorspr. ( Inv. no. 190 ) met de zwaar geschonden zegels van de beide schepenen.
Pieter Nicolaasz. van Hoorne, zoon van Nicolaas van Hoorne en Adriaen Willemsdr., huwde in 1575 te Haarlem Machtelt Cornelis Jan Ghysbrechtsdr. Hij was schepen en weesmeester van Haarlem en overleed in 1615, zijn echtgenote na 1611
Reg. no. 472
Schepenen van Haarlem oorkonden, dat Pieter Claesz. van Hoorn, geassisteerd met zijn oom Aeriaen Pieterszoon van Hoorn, enerzijds en Machtelt Cornelisdochter, geassisteerd met haar zuster Marie Cornelisdochter, haar tante Engeltgen Symonsdochter, weduwe van Pieter Jan Ghysbrechtsz., en haar neven Willem Pouwelszoon, Pieter van Sonnevelt en mr. Frans van Nesse, anderzijds huwelijksvoorwaarden hebben aangegaan.
Oorspr. ( Inv. no. 191 ) met de zegels van de beide schepenen. Het eerste zegel is zwaar geschonden.
Deze stukken zijn door het huwelijk van Maria Crucius met Judocus Cousebant aan het geslacht Cousebant gekomen. Zij was eerder gehuwd met Arent van Gouthoven. Haar moeder stamt uit het geslacht Keyser
In dorso is Wittecruys geschreven als Crucius
Met in dorso van het charter de aant.:
Dese renthen is van mr. Wilhelm ons oom besproke tot onderhout der arme huisgens in de Achtercamp
Zie onder de geslachten Van Teylingen en Van Schoten
Switbertus Crucius, vermoedelijk een zoon van Joachim Dircxsz. en Regnera Pieter Olysdr., was gehuwd met Syberich Gerritsdr. en overleed in het jaar 1683
Met als aant.in dorso: nu Cornelis Tonissen
Adriaen Crucius, vermoedelijk een zoon van Joachim Dircxsz. en Regnera Pieter Olysdr., was gehuwd met Maria Keyser, dochter van Dignum Cornelis Keyser en Baefgen Willemsdr. Hij was lakenkoper te Haarlem en overleed omstreeks 1650, zijn echtgenote na 1680
Zie onder het geslacht Van Gouthoeven
Dignum Cornelisz. Keyser overleed vóór 1615, waarschijnlijk te Limmen. Zijn echtgenote Baefgen Willemsdr. leefde nog in 1622
Zie voor een afschrift van het testament van Baefgen Willemsdr. van 1622 inv no. 204
Dirck Dignumsz. Keyser, zoon van Dignum Cornelis Keyser te Limmen en Baefgen Willemsdr., huwde n 1614 te Haarlem Jannetgen Willemsdr. Cortoires, dochter van wijlen Willem Adriaensz. Cortoires en Marytgen Gerritsdr. Zij overleed als weduwe in 1664
Zie voor een afschrift van het testament van Jannetgen Cortoires inv. no. 205
Niet bekend voor wie dit afschrift is bestemd
Men zal het jaar 1683 moeten lezen als 1663
Vgl. inv. no. 203
Niet bekend voor wie dit afschrift is bestemd
Cornelia Keyser was een dochter van Dirck Dignumsz. Keyser en Jannetgen Willemsdr. Cortoires. Zij leefde nog in 1686
Augustijn van Teylingen, zoon van Floris, geboren te Quesnoy in Henegouwen ca. 1475, huwde in 1503 te Alkmaar Josina van Egmond van der Nijenburch, dochter van Johan Gerritsz., kastelein van de Nijenburch en schout en burgemeester van Alkmaar, en van Judith Heerman. Hij was ontvanger in het kwartier van West-Friesland, burgemeester van Alkmaar enz. Hij overleed in 1533, zijn echtgenote leefde van 1484-1556. Zie verder Nieuw Ned. Biogr. Wb., II blz. 1422
Reg. no. 188
Jacob Goudt, raadsman van de aartshertog van Oostenrijk enz., gecommitteerde van de stadhouder-generaal en raad van Hollant, Zeelandt en Vrieslant enz., oorkondt, dat hij volmacht verleent aan Augustin van Teylingen, ontvanger van Hollant en Vrieslant, om een bede te innen in het kwartier van Vrieslant met Kennemergevolch, bestemd voor de verdediging van het land en de inname van de blokhuizen voor Proyen.
Oorspr. ( Inv. no. 208 ) met het zegel in rode was van de oorkonder.
Reg. no. 202.
Leenmannen van Kaerle, koning van Castille enz., en schepenen in de vrijheid van Hoochstraten oorkonden, dat de gezusters Peeter Engberts en Geerburch Engberts verkocht hebben aan Augustyn van Teylingen Floryszone te Alkmaar, rentmeester, hun goederen in Holland, bestaande uit 2 renten uitstaande te Amsterdam, een perceel land te Limmen alsmede uit een rente ten bedrage van 50 Rijnse gulden per jaar, rustende op een huis te Haarlem.
Oorspr. ( Inv. no. 209.1 ) met het geschonden zegel in rode was van de eerste leenman en de zegels van de tweede leenman en de beide schepenen.
Reg.no. 203.
In dorso aantekening betreffende de aflossing
Augustin van Teylingen Florysz. te Alkmaar oorkondt ten overstaan van leenmannen van Holland, dat hij verschuldigd is aan het Clarenclooster van de tweede regel te Hoichstraeten een losrente ten bedrage van 51 Rijnse gulden per jaar alsmede een bedrag van 150 Rijnse gulden per jaar, te voldoen in vier termijnen, vanwege het feit, dat Pieter Engbertsdochter en Geerbruch Engbertsdochter, monialen, hun goederen aan hem hebben verkocht (Zie Reg. no. 202).
Oorspr. ( Inv. no. 209.2 ) met het geschonden zegel in rode was van de oorkonder. Het zegel in rode was van de eerste leenman is verloren en dat in rode was van de tweede leenman zwaar geschonden.
Van hem zijn geen stukken in het archief aanwezig
Augustijn van Teylingen, zoon van Jacob van Teylingen en Maria Jansdr. van Assendelft, geboren te Alkmaar in 1549, huwde in 1579 Maritgen Cornelisdr., dochter van Cornelis Jansz. Bout alias Cosgen en Agniese Pietersdr. Hij was doctor in de medicijnen en overleed in of vóór 1626. Zijn echtgenote leefde nog in 1627. Zie verder Nieuw Ned. Biogr. Wb., II blz. 1423
Reg. no. 576
Jacob van Teylingen, geassisteerd met zijn zoon doctor Jan van Teylingen en zijn zwager Bartholomeeus Lourisz., enerzijds en Cornelis Jansz., geassisteerd met zijn zoon Pieter Cornelisz. en zijn oom Cornelis Thoenisz., anderzijds oorkonden, dat zij huwelijksvoorwaarden hebben opgesteld voor Augustyn van Teylingen en Marytgen Cornelisdochter.
Oorspr. ( Inv. no. 210 ).
Reg. no. 479
Waarschijnlijk heeft het stuk tot de bescheiden van Augustijn van Teylingen behoord
Schepenen van Amsterdam oorkonden, dat meester Jan van Teylingen, doctor in de medicijnen, enerzijds en Marye, nagelaten dochter van Lucas Meynertszoon, geassisteerd met haar voogd Gijsbert van Schadyck, anderzijds huwelijksvoorwaarden hebben aangegaan.
Afschrift van 4 februari 1581 door Bruyningh, notaris te Amsterdam ( Inv. no. 211 ).
Met aant. in dorso betr. aflossing in termijnen van 200 gulden, 1617
Met aant.: Exhibitum op de preferentie, 1634
Johan van Teylingen, zoon van dr. Augustijn van Teylingen en Maritgen Cornelisdr., huwde in 1647 Elisabeth Crucius. Hij overleed in 1657, zijn echtgenote hertrouwde in 1658 met Johan van Schoten en overleed in 1687
Met aant. in dorso: nu Casper Veltman
Met aant. in margine: Geexhibeert in juditio opte preferentie van den boedel ende goederen van Cornelis Adriaensz. Gael, 1658
Met aant. in margine: Geexhibeert op de preferentie van Jilles van Hulle, 1671
Met aant. in margine: geexhibeert in judicio opte preferentie van 't huijs van Aeltien van de Castele in de Grote Hoffstraet, 1658
Met aant. in dorso betr. ged. aflossing in 1660
Met aant. in margine: Geexhibeert in judicio voor schepenen der stede Beverwijck, 1657
Augustijn van Teylingen, enige zoon van Johan van Teylingen en Elisabeth Crucius, overleed ongehuwd in 1670
Jacob van Teylingen, zoon van dr. Augustijn van Teylingen en Maritgen Cornelisdr., overleed in of vóór 1645. Waarschijnlijk was hij ongehuwd
Met aant. in margine van beide akten:
Geexhibeert in juditio opte preferentie van den boedel van Michiel Udemans ofte Maycken Thomas, 1660
Cornelis van Teylingen, zoon van dr. Augustijn van Teylingen en Maritgen Cornelisdr., had een onwettige verbintenis met Alydt Deteringhs. Hij leefde nog in 1656.
Eén van de testamenten van 1655 in afschrift van 1657
Met aant. in dorso betr. ged. aflossing in 1644
Maria van Teylingen, onechte dochter van Cornelis van Teylingen en Alydt Deteringhs, was ongehuwd en overleed in 1664
Met als aant. kwitanties door de kinderen en erfgenamen van Grietje Deterinchs betreffende een legaat van 3000 gulden, 1673-1686
Het recht van de collaterale successie is in 1667 ter secretaris van Haarlem voldaan door Johan van Schoten
Zie onder het geslacht Visscher
Zie onder het geslacht Bour alias Bouman
Cornelis Jansz., ook genoemd Cornelis Boot of Bout Jansz. gezegd Cosijns, huwde in of vóór 1538 Agniese Pietersdr. Hij was weduwnaar in 1590
Reg. no. 255
Reg. no. 416
Henderick Joesten, echtgenoot van Dieuer Calen, docter, verklaart, dat hij ontvangen heeft van Cornelis Janssen het bedrag van 120 carolus gulden.
Oorspr. ( Inv. no. 238 ).
Jan Cornelisz. was een zoon van Cornelis Jansz. In 1568 word hij toegelaten tot de Heilige Wijdingen en in 1570 volgde zijn aanstelling tot pastoor van Amstelveen. Naar alle waarschijnlijkheid is hij identiek met Jan Cornelis Paep, grootschipper, die in 1582 als overleden voorkomt en wiens weduwe Symontgen Jacobsdr. in 1587 testeert
Reg. no. 398 no. 399 no. 400 en no. 401
Schepenen van Amsterdam oorkonden, dat Cornelis Janszoen, olieslager, overgedragen heeft aan zijn zoon meester Jan ten behoeve van zijn opleiding tot het priesterschap een rente ten bedrage van 25 carolus gulden per jaar, uitstaande op Cornelis Hillebrantsz., houtkoper.
Oorspr. ( Inv. no. 240 ) met de zegels van de beide schepenen. Het zegel van de tweede schepen is geschonden.
Nicolaus, bisschop van Haarlem, oorkondt, dat magister Johannes Cornelii uit Amsterdam toegelaten kan worden tot de Heilige Wijdingen op grond van zijn inkomen van 25 carolus gulden per jaar.
Oorspr. ( Inv. no. 240.1 ). Het zegel van de oorkonder is verloren.
Nicolaus, bisschop van Haarlem, oorkondt, dat hij magister Johannes Cornelii uit Amsterdam de kruinschering heeft toegediend.
Oorspr. ( Inv. no. 240.1 ) met het zwaar geschonden zegel in rode was van de oorkonder.
Nicolaus, bisschop van Haarlem, oorkondt, dat het inkomen van magister Johannes Cornelii nimmer van hem kan worden vervreemd.
Oorspr. ( Inv. no. 240.1 ). Het zegel van de oorkonder is verloren.
Reg. no. 420.
Franciscus filius Nicolai de Delff, notaris en secretaris van Amsterdam, instrumenteert, dat Florentius Martini (van Alckemade), Jodocus Zybrandi Buyck en Jacobus filius Cornelii (Hulft), burgemeesters van Aemstelredam, als collators van de parochiekerk van Aemstelreveen ten overstaan van Symon filius Martini en onder het getuigenis van Johannes Parsyn, priester en curator van de kerk van Sloten, en Ambrosius Johannis, stadsroedendrager, tot pastoor voorgedragen hebben magister Johannes filius Cornelii, priester te Amsterdam, vanwege de vacature ontstaan door het overlijden van magister Henricus filius Michaelis, priester.
Oorspr. ( Inv. no. 241.1 ) met notarismerk.
Reg. no. 423.
De officiaal van het aartsbisdom Utrecht oorkondt, dat hij op voordracht van Florentius Martini (van Alckemade), Jodocus Zibrandi Buyck en Jacobus filius Cornelii (Hulft), burgemeesters van Amsterdam, zal benoemen tot pastoor van Amstelreveen Joannes filius Cornelii, priester, vanwege het overlijden van magister Henricus filius Michaelis, en dat een ieder zijn bezwaren mag kenbaar maken.
Oorspr. ( Inv. no. 241.2 ) met het zegel van de oorkonder.
Reg. no. 424.
De officiaal van het aartsbisdom Utrecht oorkondt, dat hij op voordracht van Florentius Martini (van Alckemade), Jodocus Zibrandi Buyck en Jacobus filius Cornelii (Hulft), burgemeesters van Amsterdam, aangesteld heeft tot pastoor van Amstelreveen Joannes filius Cornelii vanwege het overlijden van magister Henricus filius Michael.
Oorspr. ( Inv. no. 241.3 ). Het zegel van de oorkonder is verloren.
In 1611 waren beiden overleden
Jacobus de Medenblick, clericus en notaris te Utrecht, instrumenteert ten overstaan van broeder Marten van Thienen, subprior van het Carmelietenklooster te Utrecht, Dirck Jansz. en Mathijs Jansz. van Zwoll, dat Alydt van Tyell, weduwe van Goessen van Voerdt, enerzijds, en de gezusters Margriet van Zuylen en Anna van Zuylen, dochters van Jacob van Marck, anderzijds beloven zich te zullen houden aan de uitspraak van Jan van Bommel, prior van de Carmelieten te Utrecht, en Goessen van Schayck enerzijds, en Henrick Wilgersz. van Morendaell en Ariaen van Helsdingen anderzijds, met als "overman" voor beide partijen Goerdt van Voerdt Henricksz. inzake hun geschil over het testament van Elisabeth, zuster van voornoemde Alydt van Tyell.
Geinsereerd in de oorkonde van 19 mei 1536 (Reg. no. 244).
Adriaen Jansz. Visscher was gehuwd met Agneta van Teylingen, dochter van dr. Augustijn van Teylingen en Maritgen Cornelisdr. Na haar overlijden in 1612 te Alkmaar hertrouwde hij Guertgen van Schoten. In 1664 was laatstgenoemde weduwe
Met aant. in margine van het charter:
Geexhibeert in judicio opte preferentie van den boedel ende goederen van Cornelis Adriaensz. Gael, 1658
Jacob Pietersz. Bour, zoon van Pieter Jacobsz. te Amsterdam, huwde in 1619 Elisabeth van Teylingen, dochter van dr. Augustijn van Teylingen en Maritgen Cornelisdr. te Haarlem. Zij overleed vóór 1645
Pieter Bouman, zoon van Jacob Pietersz. Bour en Elisabeth van Teylingen, huwde in 1654 Catharina Kinnemans. Hij overleed omstreeks 1660
Johan Florisz. van Schoten huwde in 1658 Elisabeth Crucius, weduwe van Johan van Teylingen. Hij was eerder gehuwd met Ida Visscher en overleed in 1690, Elisabeth in 1687
Met aant. op het eerste testament van 1679 een akte van voogdijstelling van Elisabeth Crucius over haar neefje Adrianus Cousebant, 1687, en in margine van het tweede testament kwitanties inzake ontvangen legaten
Niet raadpleegbaar
De goederen waren bezwaard met fideicommis; vandaar de lange afwikkeling
Wilhelmina van Schoten was een zuster van Johan van Schoten. Zij overleed in 1691 te Haarlem
Hierbij trad Judocus Cousebant op als executeur. Zijn zoon Adrianus Cousebant verwierf een half huis te Velsen, vermoedelijk is dit het Huis Schilpen
Zie inv. no. 70 en 828-830
Arent van Gouthoeven Wouterszoon huwde in 1671 te Haarlem Adriana Crucius, dochter van Adriaen Crucius en Maria Keyser. Hij overleed in 1673. Zijn weduwe hertrouwde in 1676 met Judocus Cousebant
Deze stukken zijn door de huwelijken van Geertruyd Cousebant met Jacob Bosschaert en van Maria Anna Cousebant met Nicolaes Bosschaert aan het geslacht Cousebant gekomen
Jacob Bosschaert, zoon van Jan Bosschaert en Duyffie Backers, geboren in 1661 te Bovenkarspel, huwde in 1708 te Haarlem Geertruyd Cousebant, dochter van mr. Frederik Cousebant en Thecla Laeckemans. Hij overleed in 1711, zijn echtgenote in 1718. Hun huwelijk was kinderloos
Niet raadpleegbaar
Zeer zwaar beschadigd.
Voor een zeer zwaar beschadigd afschrift van 1728 van eerstgenoemde akte zie inv. no. 92
Nicolaas Bosschaert, zoon van Willem Bosschaert, huwde in 1709 Maria Anna Cousebant, dochter van mr. Frederik Cousebant en Thecla Lakemans. Vermoedelijk was hij een neef van van Jacob Bosschaert. Hij overleed in of vóór 1728, zijn echtgenote in 1725
Niet raadpleegbaar
Zeer zwaar beschadigd.
Voor een zeer zwaar beschadigd gelijktijdig afschrift zie inv. no. 92
Niet raadpleegbaar
Zeer zwaar beschadigd
Deze stukken zijn door het huwelijk van Adrianus Francois Cousebant met Maria Catharina Emonds aan het geslacht Cousebant gekomen
Mr. Pieter Emonds, advocaat te 's-Gravenhage, was gehuwd met Adriana Dimpna van Beeck, dochter van Peter van Beeck en Cornelia de Bruyn te Breda. Hij overleed in 1730, zijn echtgenote in 1728
Niet raadpleegbaar
Hierin wordt Maria Catharina Emonds genoemd als gesepareerde echtgenote van Adrianus Francois Cousebant.
Zeer zwaar beschadigd
Zie voor het percelen land op de Bremberg inv. no. 888-896
Met aant. in dorso: "is dit voor bancroet gerekent"
Met verdere aant. betr. aflossing van voornoemd perceel land door Pieter Jansz. de Vroom in 1685 en 1687
Blijkens aant. in margine is het land in 1689 door Adriana Dimpna van Beeck als creditrice uit het verband ontslagen
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
De bijlage van 1656 is een rentebrief ten bedrage van 500 gulden per jaar, te lossen met een hoofdsom van 8000 gulden. Pieter Emonds werd in 1713 slechts gerechtigd tot de helft
Hij was rentmeester van de abdis van Thorn, gehuwd met Cornelia de Bruyn en overleed in 1685 te Breda
Niet raadpleegbaar
Beschadigd
Johan de Bruyn, meier, rentmeester en stadhouder van de lenen van de abdis van Thorn, was gehuwd met Beatrix van Torgen. Hij overleed in 1676, zijn echtgenote in 1665. Hun enige dochter Cornelia huwde Peter van Beeck.
Brab. Leeuw VI, (1957), 154
Oude titel: "Recipisse--"
Met aant. in dorso: "Sijn dese vercocht en heeft mijn. Cools het capitael betaelt
Deze stukken zijn door het huwelijk van Maria Christina Genoveva van Alckemade met Franciscus Bernardus Cousebant aan het geslacht Cousebant gekomen. Door de huwelijken van Maria Theresia van der Goes met Florentius Ignatius van Alckemade en van Elisabeth van Hellemijs van Welle met Johan Theodoor van Alckemade kwamen vele stukken van aanverwante geslachten aan het geslacht Van Alckemade
Floris van Alckemade, zoon van Maerten Florisz. van Alckemade en Agnes Bassens Claesdr., was gehuwd met Elisabeth Jacobsdr. van Hoeff. Hij was onder meer in 1544 schepen, in 1546 raad en in 1568 burgemeester van Amsterdam. In dit laatste ambt werd hij met de overige Katholieke leden van het stadsbestuur in 1578 de stad uitgezet. Vermoedelijk overleed hij in 1580 als weduwnaar
Reg. no. 589.
De schout van Nyedorpercogge en schepenen van de stad Nyedorp oorkonden, dat Jacob van Alkemade, Jan van Alkemade, Claes van Alkemade, Willem van Alkemade en Angniesen van Alke made met als hun voogd Claes Claesz. een boedelscheiding hebben aangegaan van de nagelaten goederen van hun ouders Floris van Alkemade Maertensz. en Elysabet Jacobsdr.
Oorspr. ( Inv. no. 271.1 ). In duplo. Het zegel van de schout is bij beide akten verloren.
Reg. no. 590.
Agnies van Alckemade, Jacob van Alckemade, Johan van Alckemade, Nicolaes van Alckemade en Willem van Alckemade oorkonden, dat zij onder zekere voorwaarden een boedelscheiding hebben aangegaan van de nagelaten goederen van hun ouders Floris van Alckemade Martensz. en Elysabetha Jacobsdochter ten Hoef.
Oorspr. ( Inv. no. 271.2 ). In duplo.
Jacob van Alckemade, zoon van Floris van Alckemade en Elisabeth Jacobsdr. van Hoeff, huwde in 1563 te Amsterdam Marie Cornelisdr., dochter van Cornelis Jacobsz., brouwer, en Neel Wesselsdr. Hij overleed in 1620 in Vogelenzang
Reg. no. 364
Schepenen van Amsterdam oorkonden, dat Jacob Floriszoon, geassisteerd met zijn ouders Floris Martszoon en Lysbeth Jacobsdochter, enerzijds en Marie Cornelisdochter, geassisteerd met haar ouders Cornelis Jacobsz, brouwer, en Neel Wesselsdochter, anderzijds huwelijksvoorwaarden hebben aangegaan.
Oorspr. ( Inv. no. 272 ) met de zegels in bruine was van de beide schepenen.
De charters zijn resp. verbleekt en zeer zwaar beschadigd
De bijlage van 1617 vermeldt enige legaten voor Rooms-Katholieke doeleinden in Amsterdam
Johan van Alckemade, in 1548 geboren als zoon van Floris van Alckemade en Elisabeth Jacobsdr. van Hoeff, was eerst gehuwd met Griete Jacobsdr. Zij was in 1573 overleden. In 1581 hertrouwde hij Agatha van Berckenrode, dochter van Sybrand van Berckenrode en Machtelt Andriesdr. van Heussen. Hij overleed in 1585, zijn tweede echtgenote in 1624
Reg. no. 444
Schepenen van Amsterdam oorkonden, dat Jan Floris Martszoonszoon enerzijds en Wessel Jacobszoon, mede als voogd voor meester Dirck Jacobszoon, priester, Yen Ghijsbertszoon als voogd voor zijn echtgenote Ael Jacobsdochter, Geryt Burchertsz. als voogd voor zijn echtgenote Gerburch Jacobsdochter alsmede voor Mary Jacobsdochter, begijn op de Ronde Hoff, anderzijds, allen erfgenamen van Griete Jacobsdochter, weduwe van Jan Floriszoon, een boedelscheiding hebben aangegaan van haar nagelaten goederen.
Oorspr. ( Inv. no. 276 ) met de zegels in bruine was van de beide schepenen.
Niet raadpleegbaar
Beschadigd
Niet raadpleegbaar
Met als omslag een charter betr. verkoop van land onder Sloten en Osdorp d.d. 7 april 1499
Reg. no. 174
De schout van Sloeten en van Ostrup oorkondt, dat Anna Jan Wouterszoensdochter uit Den Briele met als voogd haar echtgenoot Aedriaen Willemszoons Hant verkocht heeft aan Gerijt van Alcmaer te Amsterdam 1/6 deel van een perceel land "in gemeender graese" te Sloetenderdyck bij het Santtroysensklooster, genoemd Claes Jan Wouterszoens zaet, alsmede dat voornoemde Anna met haar voogd en Eewout Gylijsz. uit Den Briele als man en voogd van Belye Clementsdochter overgedragen hebben aan Gerijt van Alcmaer tweemaal ? deel van een perceel land te Sloterdyck, genoemd de Driestalle.
Oorspr. ( Inv. no. 282 ). Het zegel van de oorkonder is verloren.
Gebruikt als omslag voor een inventaris van de goederen van Agatha van Berckenrode van 1625.
Sybrand van Alckemade, zoon van Johan van Alckemade en Agatha van Berckenrode, huwde na zijn studie te Orleans in 1608 te Delft Beatrix Duyst van Voorhout, dochter van Dirk Duyst van Voorhout en Adriana van der Wielle. Hij was advocaat te Haarlem. Na het overlijden van zijn echtgenote in 1615 hertrouwde hij in 1629 te Leiden met Clementia Schoutens. Hij overleed in 1644
Met in dorso aant. betr. de aflegging van de eed als advocaat voor het Hof van Holland, 1606
Vermoedelijk afgeschreven voor Sybrand van Alckemade ter gelegenheid van diens huwelijk met Beatrix Duyst van Voorhout in 1608
Hierin wordt zijn zoon Johan van Alckemade vanwege diens huwelijk met Christina van Arckel gedeeltelijk onterfd
Blijkens aant. in dorso van het transfix hebben de kerkmeesters van Jacobswoude de hoofdsom met de rente in 1641 ontvangen van Sybrand van Alckemade
Johan van Alckemade, geboren in 1609 als enige zoon van Sybrand van Alckemade en Beatrix Duyst van Voorhout, huwde in 1630 Maria Christina van Arckel, dochter van Walraven van Arckel en Maria Ruijsch. Hij overleed in 1653, zijn echtgenote in 1662
Niet raadpleegbaar
Zwaar beschadigd
Niet raadpleegbaar
Het afschrift is zeer zwaar beschadigd
Floris van Alckemade, geboren in 1631 als oudste zoon van Johan van Alckemade en Maria Christina van Arckel, huwde in 1660 Juliana van Berum, dochter van Willem van Berum en Frouke Jarges te Groningen. Hun huwelijk was kinderloos. In 1664 werd Floris heer van Manegom als opvolger van Jacob Kerremans, weduwnaar van zijn zuster Beatrix van Alckemade. Na de dood van Juliana in 1679 hertrouwde hij in 1682 op het Huis Berckenrode met Maria Henrietta van Scheltinga, dochter van Tierck van Scheltinga en Margarita Bernharts te Leeuwarden. Hij overleed in 1704, zijn tweede echtgenote in 1716
Niet raadpleegbaar
Beschadigd
Maria Margaretha van Alckemade, dochter van Floris van Alckemade en Maria Henrietta van Scheltinga, was religieuse in de adellijke abdij van Fürstenberg. Vermoedelijk was zij ouder dan haar broeder Floris
Niet raadpleegbaar
Floris Ignatius van Alckemade, zoon van Floris van Alckemade en Maria Henrietta van Scheltinga, huwde in 1713 te Warmond Maria Theresia van der Goes, geboren in 1685 als dochter van Cornelis van der Goes en Maria Graswinckel. Na haar overlijden in 1726 hertrouwde hij met Susanna Regina van Blockland uit Utrecht
Niet raadpleegbaar
Het testament is beschadigd
Niet raadpleegbaar
Met aant. over rentebetaling en aflossing, 1718-1744, en een aangehechte kwitantie van 1728
Niet raadpleegbaar
Aangetast door vocht
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
De zesde rekening is zwaar beschadigd
De eerste rekening ontbreekt, de laatste is mede ondertekend door Floris van Alckemade
Niet raadpleegbaar
Aangetast door vocht
In no. 327 een borderel. Dit deel is aangetast door vocht
Niet raadpleegbaar
Eén der bijlagen betreft een testament van Maria Theresia van der Goes, 1717, in afschrift van 1735
Zie onder het geslacht Van Cammingha
Zij was een dochter van Floris Ignatius van Alckemade en Maria Theresia van der Goes en werd in 1741 Ursulin te Roermond
Niet raadpleegbaar
Het afschrift is beschadigd
Walraven Dominicus van Alckemade, geboren in 1634 als zoon van Johan van Alckemade en Maria Christina van Arckel, huwde in 1655 te Zwolle Cosina Kockmans, dochter van Johan Kockmans en Cecilia van Holte. Hun huwelijk was kinderloos. Hij overleed in 1679 in diens der V.O.C. Zie omtrent zijn nalatenschap inv. no. 345
Maria Theresia van Alckemade, geboren omstreeks 1636 als dochter van Johan van Alckemade en Maria Christina van Arckel, trad in het jaar 1653 in bij de Ongeschoeide Carmelitessen te Mechelen. Ze noemde zich voortaan Theresa de la mère de Dieu
Zie ook inv. no. 297
Hendrik van Alckemade, geboren in 1640 als zoon van Johan van Alckemade en Maria Christina van Arckel, is vermoedelijk ongehuwd overleden
Niet raadpleegbaar
Beschadigd
Sybrand Johannes van Alckemade, geboren in 1645 als zoon van Johan van Alckemade en Maria Christina van Arckel, was novice te Mechelen. Hij overleed in 1664
De legaten aan kerkelijke instellingen te Mechelen en elders werden door de erfgenamen betwist
Johan Theodoor van Alckemade, geboren in 1647 als zoon van Johan van Alckemade en Maria Christina van Arckel, was eerst novice bij de Dominicanen te Antwerpen. Later huwde hij Johanna van Vechten en in 1677 Elisabeth van Hellemijs van Welle, dochter van Herman van Hellemijs van Welle en Maria van den Wolde. Hij leefde nog in 1708
Blijkens aant. in dorso hebben deze stukken aan Johan Theodoor van Alckemade toebehoord
Niet raadpleegbaar
Beschadigd
Niet raadpleegbaar
Beschadigd
Jacob Francois van Alckemade, geboren in 1649 als zoon van Johan van Alckemade en Maria Christina van Arckel, huwde in 1676 Anna Maria van Berum, dochter van Willem van Berum en Frouke Jarges te Groningen. Hun huwelijk was kinderloos. Hij overleed in 1697 te Groningen, zij in 1700
Zie voor hun huwelijkscontract V.R.O.A. XXX (1907), blz. 595 Aursa Culema
Niet raadpleegbaar
Beschadigd
Zie ook inv. no. 838
Franciscus van Alckemade, geboren in 1650 als zoon van Johan van Alckemade en Maria Christina van Arckel, overleed in 1676 als frater van de Onze Lieve Vrouwe Broeders te Antwerpen
Niet raadpleegbaar
Beschadigd
Anna Maria van Alckemade, geboren in 1652 als dochter van Johan van Alckemade en Maria Christina van Arckel, werd religieuse in het klooster der Annonciaten te Antwerpen
Niet raadpleegbaar
Deels beschadigd
Floris van Alckemade, geboren in 1583 als zoon van Johan van Alckemade en Agatha van Berckenrode, huwde in 1617 op het Huis Berckenrode Goedela van Haarlem van Berckenrode, dochter van Hendrik van Haarlem van Berckenrode, heer van Schoten, Vlieland enz., en Maria van Persijn. Zijn echtgenote overleed als weduwe in1648
Hendrik van Alckemade Van Berckenrode, zoon van Floris van Alckemade en Goedela van Haarlem van Berckenrode, was gehuwd met Cornelia Bam, dochter van Floris Bam en Johanna Verhoogh. Hij woonde op het Huis Berckenrode en overleed in 1690, zijn echtgenote in 1680
Met als omslag bij no. 356 een charter van 1584 betr. een huwelijkscontract van Splinter Helmich met Herberta Splijtloff.
Zie inv. no. 497
Met als omslag een charter van ca. 1540, deels afgeknipt
Reg. no. 265 en no. 266.
Zie inv. no. 610 en no. 266
Niet raadpleegbaar
Een afschrift van het testament van Hendrik van Alckemade van Berckenrode van 1686 heeft als omslag een charter van 1570
Reg. no. 427
Zie inv. no. 551
Overigens bevinden zich hierbij ook testamentaire beschikkingen van Hendrik's moeder Goedela van Haarlem van Berckenrode, weduwe van Floris van Alckemade, van 1647 en 1648 in afschrift
Sybrand van Berckenrode, geboren in 1532 als zoon van Hendrik van Berckenrode en Erckenraet van Bekesteyn, huwde Machtelt Andriesdr. van Hoorn alias van Heussen, dochter van Andries Gerritsz. van Hoorn en Aechte van Heussen. Hij was schepen van Haarlem in 1572 en overleed in 1579. Zijn echtgenote overleed in 1584
Reg. no. 387
Dirick Volckharts Coornhert, notaris te Haarlem, oorkondt ten overstaan van een schepen en de tresorier van Haarlem, dat Cornelis van Berckenrode en Adriaen van Berckenrode voor een ieder schuldig zijn aan hun broeder Zybrant van Berckenrode het bedrag van 1666 gulden, 13 stuiver en 5 penning alsmede het bedrag van 90 gulden.
Oorspr. ( Inv. no. 361 ).
Reg. no. 338
Zie voor een akte van schuldbekentenis van Anna Willemsdr. van Paenderen voor Sybrand van Berckenrode als echtgenoot van Machtelt Andries Gerritsdr. van 1578 inv. no. 366
Jan Maertenss., medicyn te Haarlem, oorkondt, dat hij schuldig is aan Machtelt Andrijes Gerijtszdochter het bedrag van 400 carolus gulden.
Oorspr. ( Inv. no. 362 ).
Zie onder het geslacht Van der Horst
Van hen zijn geen stukken in het archief aanwezig
Hendrik van Berckenrode, geboren in 1565 als zoon van Adriaen van Berckenrode en Christina van Blanckeroort, overleed ongehuwd in of na 1634. Hij had een natuurlijke zoon Adriaen
Op het ene afschrift is ook de aanhef van zijn voorafgaand testament van 1634 gecopiëerd
Zie onder het geslacht Van Torenvliet
Zie voor hun dochter Catharina de Jonge, echtgenote van mr. Cornelis Duyst van Voorhout, onder laatstgenoemd geslacht
Zie onder het geslacht Van Heussen
Hij was in 1530 burgemeester van Amsterdam en overleed in of vóór 1539 te Haarlem. Blijkens Elias I blz. 118 heeft hij de achternaam Van Hoorn gevoerd
Reg. no. 253 no. 257 no. 261 no 341 no 342
Met aant. in dorso van de rentebrief betr. uitbetaling van een bedrag van ruim 280 pond aan Sybrand van Berckenrode, gehuwd met Machtelt Andriesdr., enige erfgename van haar vader Andries Gerritsz., 1559. Reg. no. 341 en no. 342. Tevens een attestatie van Sybrand van Berckenrode d.d. 3 oktober 1567, dat de helft van de betrokken rentebrief toekomt aan Balich van Paenderen
Schout en schepenen van Heemstede oorkonden, dat Roelant van Heemstede, heer van Arleveen, ontvangen heeft van Geryt Andriessen, burgemeester van Amsterdam, een bedrag van 450 carolus gulden, te lossen met de hoofdsom en een rente van 25 carolus gulden per jaar, onder borgstelling van de oorkonder Dirick Jacobsz., schout te Heemstede.
Oorspr. ( Inv. no. 365.1 ) met het geschonden zegel van de schout.
De transfix van 15 april 1539 (Reg. no. 257) is losgeraakt
Zybrant van Berckenroede, met als echtgenote Machtelt Aertsdochter, enig erfgename van haar vader Aris Gerytsz. te Haarlem, oorkondt ten overstaan van schepenen van Den Haag, dat hij ontvangen heeft van Jan van Dam, rekenmeester van Holland en oud-griffier van het Hof van Holland, alsmede van mr. Geryt Heynricxsz., curator bij de Grote Raad te Mechelen, het bedrag van 280 pond, 6 schelling en 1 penning, voortkomende uit de goederen van Roelant van Heemstede.
Oorspr. ( Inv. no. 365.1 ).
Geschreven in dorso van de oorkonde van 11 juli 1537 (Reg. no. 253).
Jan van Dam oorkondt, dat de heer van Berckenroede niet meer zal ontvangen van de rente van 11 juli 1537 (Reg. no. 253), dan bij sententie is bepaald.
Oorspr. ( Inv. no. 365.1 ).
Geschreven in dorso van de oorkonde van 11 juli 1537 (Reg. no. 253).
Schepenen en raad van Gent oorkonden, dat Kathelyne uuter Zwane toestemming verleent voor de verkoop van de goederen van haar echtgenoot Heindric van der Doest, die gelegen zijn in Holland en Zeeland.
Oorspr. ( Inv. no. 365.1 ) Het zegel van zaken van de stad Gent is verloren.
Was getransfigeerd door de oorkonde van 11 juli 1537 (Reg. no. 253), maar is losgeraakt
J. de Jongen oorkondt, dat hij ontvangen heeft van Heynrick van der Does een bedrag van 14 pond en 4 schelling vanwege een proces voor het Hof van Holland over de verkoop van goederen en renten aan Claes van Huessen te Haarlem (Zie Reg. no. 257).
Oorspr. ( Inv. no. 365 ).
Andries Gerritsz., zoon van Gerrit Andriesz., was gehuwd met Aechte van Heussen, dochter van Claes van Heussen en Machtildis van Paenderen en Margaretha van Bekesteyn. Hij overleed in of vóór 1578
Reg. no. 542
Schepenen van Haarlem oorkonden, dat Anna van Paenderen Willemsdochter, weduwe van Symon Marten Diricx, poorter van Amsterdam, met als voogd Adriaen Gerytsz. Gaeuw, bekrachtigd heeft een rentebrief van 24 mei 1547 (Zie Reg. no. 298) ten bedrage van 24 carolus gulden per jaar ten behoeve van Sybrant van Berckenroede, echtgenoot van Machtelt, dochter van Andries Gerytszoon.
Oorspr. ( Inv. no. 366.1 ) met het iets geschonden zegel van de eerste schepen. Het zegel van de tweede schepen is verloren gegaan.
Getransfigeerd door de oorkonde van 24 mei 1547 (Reg. no. 298).
Reg. no. 298
Sijmon Marten Dijricxzzoene oorkondt onder het getuigenis van zijn echtgenote Anna Willemsdochter van Paenderen, dat hij verschuldigd is aan zijn neef Andries Geritzoene een rente ten bedrage van 24 carolus gulden per jaar, te lossen met de penning 18.
Oorspr. ( Inv. no. 366.2 ) met het opgedrukte zegel van de oorkonder.
Het zegel is losgeraakt.
Hierbij ook stukken van Johan Marcusz., die Margaretha van Heussen tot moeder had
Claes van Heussen, zoon van Meynert van Heussen en Alyt van Paenderen, was achtereenvolgens gehuwd met Machtildis van Paenderen en Margaretha van Bekesteyn. Hij overleed te Haarlem in 1552
Reg. no. 229 no. 247 no. 248 no. 249 no. 251 no. 256 en no. 264
Lambertus, filius Jacob, notaris te Haarlem, instrumenteert, dat Wilhelmus de Paendren als vader en voogd van Gherardus, Franciscus en Margareths de Paendren, alsmede zijn kinderen Wiggerus de Paendren, Theodricus de Paendren, Geertruydis de Paendren met als echtgenoot Nicolaus Velserman alsmede Anne de Paendren met als echtgenote Simon Martini, allen erfgenamen van magister Petrus Wiggerus, deken van Sint Pancratius te Leiden, aangesteld hebben tot hun gevolmachtigde en zaakwaarnemer Nicolaus de Huessen, echtgenoot van Machtildis de Paendren.
Oorspr. ( Inv. no. 367 ).
Thomas Laurentius, notaris te Haarlem, instrumenteert, dat Claes van Leeuwen en zijn broeder Dyrck van Leeuwen tot hun gevolmachtigde hebben aangesteld Claes van Heussen ter verdediging van hun rechten op de nalatenschap van meester Pieter Wigghers, deken van Sinte Pancraes te Leyden in het bijzonder tegen hun oom meester Claes van Berckel.
Oorspr. ( Inv. no. 367 ) met notarismerk.
Thomas Laurencyus, notaris, instrumenteert, dat Wigger van Paenderen, mede voor zijn broeders Gherryt van Paenderen en Frans van Paenderen, Dyrck van Paenderen en Claes Fransz. als echtgenoot en voogd van Ghuert van Paenderen volmacht verlenen aan Claes van Heussen als procurator met betrekking tot hun rechten op de nagelaten goederen van hun oom meester Pieter Wyggers, deken van Sint Pancras te Leiden, tegenover hun heeroom meester Claes van Berckel, alsmede met betrekking tot de nagelaten goederen van hun tante Agnes van Paenderen.
Oorspr. ( Inv. no. 367 ).
Deze akte vindt zijn vervolg op 2 november 1536 (Reg. no. 249).
Thomas Laurencius, notaris, instrumenteert ter voortzetting van de akte van 30 oktober 1536 (Zie Reg. no. 248), dat Symon Martynszoon, poorter van Amsterdam, als echtgenoot en voogd van Anna van Paenderen, een dergelijke volmacht verleent als wigger en Dyrck van Paenderen en Claes Fransz. hebben gegeven.
Oorspr. ( Inv. no. 367 ) met notarismerk.
Petrus Heye, notaris te Leiden, instrumenteert, dat Aernt Geryt Ewouts, mede voor zijn echtgenote Duyfgen van Leeuwen Jansdochter en voor zijn zwager Geryt van Leeuwen Jansz., alsmede Anne Jansdochter en haar broeder Dirck van Leeuwen tot procurator aangesteld hebben Claes van Heussen ter verdediging van hun rechten op de nagelaten goederen van meester Pieter Wigghers, deken van Sinte Pancraes te Leyden, in het bijzonder tegen hun heeroom meester Claes van Berckel.
Oorspr. ( Inv. no. 367 ) met notarismerk
Alyt Claesdochter, weduwe van Willem Diricxzoon van Paenderen, met als voogd haar zoon Wigger van Paenderen, oorkondt, dat zij haar zwager Claes van Huessen schadeloos zal houden voor bewezen diensten in het proces over de nagelaten goederen van meester Pieter Wiggersz. tussen haar kinderen en de kinderen van Leeuwen van haar zuster Margriete, alsmede voor de arbitrage inzake het testament van Agniese van Paenderen.
Oorspr. ( Inv. no. 367 ).
Alyt van Paenderen Claesdochter, weduwe van Willem Diricxszoon van Paenderen, oorkondt met als voogd haar oudste zoon Wigger van Paenderen alsmede met haar kinderen Dirick van Paenderen, Geryt van Paenderen, Claes Franszoon Velserman als man en voogd van Geertruyt van Paenderen en Symon Maertynsz. als man en voogd van Anna van Paenderen, allen mede namens Frans van Paenderen verblijvende te Leuven, dat zij volmacht verleent aan haar zwager Claes van Huessen vanwege verleende en nog te verlenen bijstand inzake hun rechten op de nagelaten goederen van mr. Pieter Wiggersz. tegen de kinderen van Leeuwen alsmede inzake de nagelaten goederen van hun nicht Agniese van Paenderen om zijn gemaakte onkosten te verhalen op percelen land gelegen buiten de Schalcwijcer poort, losrenten uitstaande op de "presse" van de Haarlemse lakens of op andere familiegoederen.
Oorspr. ( Inv. no. 367 ).
Reg. no. 314
Weesmeesters van Haarlem oorkonden, dat Dirick van Huessen, Marcus Maertens uit naam van zijn zoon Jan Marcus met als moeder wijlen Margriete van Huessen, alsmede Andries Gerryts uit naam van zijn dochter Machtelt met als moeder Aechte van Huessen een boedelscheiding hebben aangegaan van de nagelaten goederen van hun vader en grootvader Claes van Huessen.
Oorspr. ( Inv. no. 368 ).
Dirck van Heussen, zoon van Claes van Heussen en Machtildis van Paenderen, huwde in 1548 te Haarlem Jacoba van Berckenrode, dochter van Hendrik van Berckenrode en Erckenraet van Bekesteyn. Hij overleed in 1574, zijn echtgenote na 1578
Reg. no. 454
Adrianus filius Cornelii de Texel instrumenteert, dat Dirck van Heussen uit Haarlem, wonende te Alkmaar, zijn testament heeft gemaakt, waarbij hij een bedrag van 5000 carolus gulden legateert aan zijn neef Gerryt van Berckenroede, baljuw van Kennemerland.
Oorspr. ( Inv. no. 369 ).
Meinert van Heussen, zoon van Dirck van Heussen en Jacoba van Berckenrode, gehuwd met Katryn Florisdr., was heiliggeestmeester te Haarlem en overleed aldaar vóór 1 augustus 1618
Met in dorso aant. betr. de aflossing
Niet raadpleegbaar
Van hen zijn geen stukken in het archief aanwezig
Johan Marcusz., zoon van Marcus Martensz. en Margaretha van Heussen, was raad in de vroedschap te Haarlem en overleed aldaar in 1609
Agatha van Berckenrode, weduwe van Johan van Alckemade was enig erfgename.
Reijnier Lambertsz. van der Horst was gehuwd met Margriet van Berckenrode, dochter van Sybrand van Berckenrode en Machtelt Andriesdr. van Heussen. Hun huwelijk was kinderloos. Zij overleed in 1607
Van hen zijn geen stukken in het archief aanwezig
Van hen zijn geen stukken in het archief aanwezig
Weijnina van Torenvliet was een dochter van Cornelis van Torenvliet en Catharina van Rijn. Zij overleed in of vóór 1653
In dorso van de rekening een aant. van Floris van Alckemade, dat de laatste ondertekening onder dreigementen is geschied
De stukken onder 2a en 2b zijn vererfd op het geslacht Van Alckemade door het huwelijk van Sybrand van Alckemade met Beatrix Duyst van Voorhout, die onder 1b via het geslacht Van Berckenrode aan het geslacht Van Alckemade
Van hem zijn geen stukken in het archief aanwezig
Dirck Duyst van Voorhout, zoon van Hendrik Duyst en Beatrix van Souburg, was gehuwd met Adriana Stalpart van der Wiele, dochter van Cornelis Stalpart van der Wiele en Josina de Jonge. Hij was drossaard van Zevenbergen. Hij overleed ca. 1625, zijn echtgenote vermoedelijk in 1623
Niet raadpleegbaar
Zie onder het geslacht Cool
Mr. Cornelis Duyst van Voorhout, zoon van Dirk Duyst Hendriksz. en Erkenraad van Houtuyn, was gehuwd met Catharina de Jonge, dochter van Reyer Willemsz. de Jonge en Catharina van Berckenrode te Dordrecht. Hij was graanhandelaar te Delft en leefde nog in 1614. Zijn weduwe overleed omstreeks 1620. Hun huwelijk was kinderloos
Reg. no. 176 no. 192 no. 263 no. 283 en no. 404
Baljuw, schout en gemene schepenen van Den Haag oorkonden, dat zij verkocht hebben aan Clais Deym een erfrente ten bedrage van 10 pond Vlaams per jaar, te lossen met de penning 15.
Oorspr. ( Inv. no. 377.3 ). Het gemeen schepenzegel van Den Haag is verloren.
Vgl. het Oud-Archief van Den Haag, Reg. no. 83.
Baljuw, schout en gemene schepenen in het ambacht van Den Haag oorkonden, dat zij de losrenten verhogen van de penning 15 tot de penning 16 en dat Claes Deym zijn rentebrief van 10 pond Vlaams heeft ingeleverd en de rente heeft laten verhogen (Zie Reg. no. 176).
Oorspr. ( Inv. no. 377.2 ) met het gemeen schepenzegel van Den Haag.
Zie ook: Oud Archief Den Haag, Reg. no. 119.
Schepenen van Dordrecht oorkonden, dat Willem Deyn Claesz. uit Den Haag als enig erfgenaam van zijn vader Claes Deyn verkocht heeft aan Yde van Dongen, weduwe van Willem d'Jonge Reynersz., een rente ten bedrage van 4 pond groten Vlaams per jaar, te lossen met de penning 16 en komende uit een rente van 10 pond Vlaams per jaar (Zie Reg. no. 176).
Oorspr. ( Inv. no. 377.4 ) met de zegels van de drie schepenen. Het derde zegel is zwaar geschonden.
Schepenen van Den Haag oorkonden, dat Willem de Jonge, secretaris van het Hof van Holland, zoon van wijlen Yda van Dongen en wijlen Willem de Jonge Reyersz. te Dordrecht, akte verleent aan Willem Deym Claes voor een losrente, die deze op 1 mei 1540 aan zijn moeder verkocht (Zie Reg. no. 263).
Oorspr. ( Inv. no. 377.5 ) met de zegels van de beide schepenen.
Schepenen van Den Haag oorkonden, dat Pieter Jansz. Updam, bode, voor zijn echtgenote Machtelt Gerytdochter, Willem Cornelisz. voor zijn echtgenote Dignum Gerritsdochter, Jacob Deijm, voogd van het weeskind Willem Cornelisz. te Dordrecht, Philips Gerytsz., Geryt Geritsz. en Gysbrecht Quirijnsz. voor zijn echtgenote Gerritgen Gerritsdochter te Delft, allen erfgenamen van Margriete Willem Deymendochter, overgedragen hebben aan meester Cornelis Duyst een losrente ten bedrage van 19 carolus gulden en 4 stuiver per jaar, deel uitmakende van een losrente ten bedrage van 60 carolus gulden per jaar.
Oorspr. ( Inv. no. 377.1 ) met de zegels, van de beide schepenen.
Mr. Adriaen Cool zoon van Adriaan Cool en Maria Geenen uit Dordrecht was gehuwd met Erckenraet Duyst, dochter van Hendrik Duyst en Machtelt Buytewech. Na het overlijden van haar echtenoot in 1604 te Gouda trad Erckenraet Duyst in bij de Annonciaten te Nijvel
Walraven van Arckel, zoon van Roelof van Arckel en Christina van Hulsen van Voorst, was gehuwd met Maria Ruysch, dochter van Jan Ruysch en Margaretha van Loo. Hij was schout van Amersfoort van 1625-1642
Walraven van Arckel de jonge was een zoon van Walraven van Arckel en Maria Ruysch
Niet raadpleegbaar
Oude titel: "Akte van nobiliteijt".
Met aant. in dorso:
"(Dese) verclaringe is versoght omdat Walraven van Arckel wilde gaen -- naer Denemarcken bij sijn zuster Maria van Arckel ons moeders tweede suster, die daer getrout waer tot Coppenhage, aen heer -- wolt Croesen, kamerheer (van) sijn coonincklijcke maiesteyt van Denemercken"
Zeer zwaar beschadigd; zie inv. no. 385
Niet raadpleegbaar
Zeer zwaar beschadigd
Niet raadpleegbaar
Tierck van Scheltinga, zoon van Goslijck Pietersz. van Scheltinga en Tethje Tjercksdr. van Teetlum, huwde Anna Salverda en vervolgens te Leeuwarden Margaretha Bernharts uit Vollenhove. Hij overleed in 1680, zijn tweede echtgenote in 1675
Onder de boedelscheiding waren mede begrepen de nagelaten goederen van Henrietta Bernharts, zuster van Margaretha Bernharts
Goslijck van Scheltinga, zoon van Tierck van Scheltinga en Margaretha Bernharts, was gehuwd met Maria Francoise Crabeels. Hij overleed in 1687 of 1688 te Dantumawoude, zijn echtgenote in 1698, vermoedelijk te Leuven
Theodorus Franciscus Xaverius Godefridus van Scheltinga, zoon van Goslijck van Scheltinga en Maria Francoise Crabeels, huwde in 1712 Margaretha Maria van der Burch, vrouwe van Sandelingenambacht, dochter van Justus van der Burch en Lidewina van Rijn. Zij overleed in 1742, hij enige jaren later
Niet raadpleegbaar
Aangetast door vocht
De inventaris bevat tevens afschriften van hun huwelijkscontract van 1712 en hun testament van 1740
Florentius Ignatius van Scheltinga, zoon van Goslijck van Scheltinga en Maria Francoise Crabeels, was kanunnik te Xanten en overleed aldaar in 1758
Niet raadpleegbaar
Aangetast door vocht
Thieleman van der Burch huwde vermoedelijk in 1636 te Utrecht Margaretha Grijph van Valckesteyn, dochter van Joost Grijph van Valckesteyn te Poortugaal, generaal van de munt de Dordrecht, en Agnes Barthouts van de Sandeling. Hij overleed vóór 28 mei 1675, zij vóór 1679
Justus van der Burch, zoon van Thieleman van der Burch en Margaretha Grijph van Valckesteyn, was gehuwd met Lidewina van Rijn. Hij was heer van Sandelingenambacht en woonde te Dordrecht. Hij overleed in 1708, zijn echtgenote daarna
Adriaen van der Goes, zoon van Aernt van der Goes, landsadvocaat van Holland en West-Friesland, en Margaretha van Binchem, huwde in 1530 Anna Lourens Pietersdr., dochter van Lourens Pietersz. van Spangen, kaaskoper te Delft, en Maria Christiaens Goutsdr. In 1543 volgde hij zijn vader op als landsadvocaat, welk ambt hij bekleedde tot zijn dood in 1560. Zijn echtgenote overleed in 1548
Reg. no. 230
Mr. Adriaen Aerntsz. van der Goes, geassisteerd met zijn vader mr. Airt van der Goes, advocaat bij het Hof van Holland, enerzijds en Anna Louwerens Pieterszoensdochter, geassisteerd met haar vader Louwerens Pietersz. en haar oom Willem Goudt, anderzijds, oorkonden, dat zij huwelijksvoorwaarden hebben aangegaan.
Concept ( Inv. no. 400 ).
Christiaen van der Goes, geboren in 1540 als zoon van Adriaen van der Goes en Anna Lourens Pietersdr. van Spangen, huwde in 1557 of 1558 Anna van Renoy, dochter van Gerard van Renoy en Anna de Potis. Hij was schout van Delft van 1559 tot 1578. Door zijn huwelijk werd hij heer van Spijk (het Nedereinde). Hij overleed in 1600, zijn echtgenote in 1608
Niet raadpleegbaar
Reg. no. 313 en no. 346
Aangetast door vocht
Kaerle enz. oorkondt, dat hij tot schout van Delft heeft aangesteld Vranck van Dyemen alias Bartholomeusz. voor de termijn van 6 jaar.
Afschrift van ca. 1580 uit het Zwarte Ruyge Register van de grafelijkheid, berustende in de Rekenkamer, fol. CDXIII ( Inv. no. 401 ).
Vranck Bartolmeeusz. van Diemen, schout van Delft, oorkondt ten overstaan van de secretaris der stad, dat hij afstand doet van zijn ambt ten behoeve van mr. Cristiaen van der Goes, advocaat voor het Hof van Holland.
Oorspr. ( Inv. no. 401 ).
In duplo. De secretaris wordt slechts in één der oorkonden vermeld.
Reg. no. 348 no. 349 no. 370 en no. 426
Het stuk is aangetast door vocht
Niet raadpleegbaar
Cristiaen van der Goes, advocaat voor het Hof van Holland, verzoekt aan de koning hem aan te stellen tot schout van Delft als opvolger van Vranck Bartholomeeusz. van Diemen.
Minuut ( Inv. no. 402 ).
Philips enz. oorkondt, dat hij Christiaen van der Goes Adriaensz. aangesteld heeft tot schout van Delft als opvolger van Vranck Bartholomeeusz. van Diemen.
Oorspr. ( Inv. no. 402.1 ). Het zegel van de oorkonder is verloren.
Tevens nog een extract van 1 december 1654 ( Inv. no. 1063 ).
Philips enz. oorkondt, dat hij Christiaen van der Goes aangesteld heeft tot schout van Delft voor de termijn van 6 jaar en voor een pachtsom van 400 pond per jaar.
Oorspr. ( Inv. no. 402 ) met het zegel in rode was van de oorkonder.
Philips enz. oorkondt, dat hij de aanstelling van Christiaen van der Goes tot schout van Delft heeft verlengd.
Oorspr. ( Inv. no. 402.3 ) met het zegel in rode was van de oorkonder.
Tevens nog een afschrift van een afschrift van ca. 1580 ( Inv. no. 405 ).
Niet raadpleegbaar
Reg. no. 428
Aangetast door vocht
Christiaen van der Goes Adriaens oorkondt onder borgstelling van mr. Pieter van der Meere, advocaat voor het Hof van Holland, en Philips van der Goes, dat hij zijn ambt van schout van Delft getrouw zal waarnemen overeenkomstig zijn commissie van 7 december 1570.
Authentiek afschrift van 1571 ( Inv. no. 403 ).
Niet raadpleegbaar
Reg. no. 439
Aangetast door vocht
Henrick Antonissz. van Meerhout en Wouter van Wyck, notarissen, geven akte van de bezwaren van mr. Christiaen van der Goes om het schoutambt van Delft te bekleden gedurende het tijdvak van 5 tot en met 20 augustus 1572.
Oorspr. ( Inv. no. 404 ).
Tevens nog een onvolledig afschrift van ca. 1580 ( Inv. no. 404 ).
Niet raadpleegbaar
Reg. no. 426 no. 434 no. 435 no. 441 no. 445 no. 446 no. 518 en no. 543
Deels aangetast door vocht
De secretaris van Delft oorkondt, dat mr. Cristiaen van der Goes, schout en officier, ingevolge een beschikking van burgemeesters zal ontvangen het bedrag van vijf maal 60 pond Vlaams vanwege de zorg voor de veiligheid in de stad gedurende de periode van kerstmis 1566 tot kerstmis 1571.
Afschrift van ca. 1580 door de stadssecretaris Van der Meer ( Inv. no. 405 ).
Tevens nog een afschrift van 9 mei 1581 door P. van der Borch, notaris ( Inv. no. 405 ).
De secretaris van Delft oorkondt, dat mr. Cristiaen van der Goes, officier, ingevolgde een beschikking van burgemeesters zal ontvangen het bedrag van 100 pond Vlaams per jaar met de opdracht op gedurende drie jaar met zijn dienaars bij dag vagebonden en bedelaars uit de stad te houden en 's nachts toezicht uit te oefenen op de logementen en de wacht waar te nemen.
Afschrift van ca. 1580 door de stadssecretaris Van der Meer ( Inv. no. 405 ).
Tevens nog een afschrift van 9 mei 1581 door P. van der Borch, notaris ( Inv. no. 405 ).
Burgemeesters en regeerders van Delft verzoeken aan mr. Christiaen van der Goes het schoutambt van Delft te blijven waarnemen tot mei 1573 onder het genot van een geldelijke tegemoetkoming.
Afschrift van ca. 1580 ( Inv. no. 405 ).
Tevens nog een afschrift van ca. 1580 ( Inv. no. 405 ); een afschrift van ca. 1580 door de stadssecretaris Van der Meer ( Inv. no. 405 ) en een afschrift van 9 mei 1581 door P. van der Bruch, notaris ( Inv. no. 405 ).
Burgemeesters en regeerders van Delft besluiten de aanstelling tot schout voor mr. Christiaen van der Goes te verlengen met een wederzijdse termijn van opzegging van een maand.
Afschrift van ca. 1580 ( Inv. no. 405 ).
Tevens nog een afschrift van ca. 1580 ( Inv. no. 405 ) en een afschrift van 9 mei 1581 door P. van der Bruch, notaris ( Inv. no. 405 ).
Burgemeesters en regeerders van Delft verzoeken aan de heer van der Goes het schoutambt te blijven waarnemen tot een nadere overeenkomst.
Afschrift van ca. 1580 door secretaris Van der Meer ( Inv. no. 405 ).
Burgemeesters en schepenen van Delft verzoeken aan mr. Christiaen van der Goes om ondanks hun aanzegging tot ontslag ingaande Bamisse (1 okt.) en zijn afgewezen rekest aan de Staten hiertegen het schoutambt tot nader overleg te blijven waarnemen.
Afschrift van 9 mei 1581 door Pieter van der Borch, notaris ( Inv. no. 405 ).
Burgemeesters van Delft oorkonden, dat zij de overeenkomst met mr. Christiaen van der Goes inzake de uitoefening van het schoutambt wensen te beeindigen, en dat hij zich moet richten naar de resolutie der Staten.
Afschrift van ca. 1580 door de stadssecretaris Van der Meer ( Inv. no. 405 ).
Tevens nog een afschrift van 9 mei 1581 door P. van der Borch, notaris ( Inv. no. 405 ).
Niet raadpleegbaar
Merendeels zwaar beschadigd
Niet raadpleegbaar
Zwaar beschadigd
Mr. Adriaen van der Goes, geboren in 1561 als oudste zoon van mr. Christiaen van der Goes en Anna van Renoy, huwde in 1590 Petronella de Stoppelaer Lievensdr. van Gent en na haar overlijden in 1604 Maria van Comstrijen, dochter van mr. Martyn van Cromstrijen en Anna de Stoppelaer. Hij was raad-ordinaris van Maurits en Frederik Hendrik en advocaat voor het Hof van Holland. Hij overleed in 1632, zijn tweede echtgenote vóór 1650
Niet raadpleegbaar
Aangetast door vocht
Martinus van der Goes, geboren in 1609 te Den Haag als zoon van mr. Adriaen van der Goes en Maria van Cromstrijen, was advocaat voor het Hof van Holland en overleed ongehuwd in 1687 te Den Haag. Zijn broeder Willem, geboren in 1613 te Den Haag, verbleef lange tijd te Wenen en overleed ongehuwd in 1686 te Den Haag. Zijn broeder Adriaen, geboren in 1619 te Den Haag, huwde in 1665 Margaretha van Hogendorp, dochter van Gijsbert van Hogendorp en Anna Duyst van Santen te Delft, was advocaat voor het Hof van Holland en overleed in 1686 te Den Haag, zijn echtgenote in 1694.
Zie verder: Nieuw Ned. Wb. VIII, blz. 616-618
Met in dorso van de bul van het civiel recht aant. betr. de aflegging van de eed als advocaat voor het Hof van Holland en de Hoge Raad, 1630
Niet raadpleegbaar
Aangetast door vocht
Zwaar beschadigd
Niet raadpleegbaar
Zeer zwaar beschadigd
Niet raadpleegbaar
Hierbij een testament van mr. Martinus van der Goes, opgemaakt te 's-Gravenhage, 1651, in authentiek afschrift van 1687, opgemaakt te Delft
Zie onder het geslacht Graswinckel
Anna van der Goes was een dochter van mr. Christiaen van der Goes en Anna van Renoy. Zij woonde te Delft en overleed vermoedelijk in 1627
Met in dorso van het charter aant. betr. de latere houder mr. Jan Hennewech, schoolmeester in het weeshuis te Delft
Cornelis van der Goes, zoon van mr. Christiaen van der Goes en Anna van Renoy, huwde vóór 1612 Cornelia van Eversdijck, dochter van mr. Marcullus van Eversdijck en Jacopmyncken Willem Pietersz. Roosenburchdr. te Middelburg. Hij was advocaat en overleed te Middelburg in 1627, zijn echtgenote in 1639
Niet raadpleegbaar
Aangetast door vocht
Niet raadpleegbaar
Het afschrift is zeer zwaar beschadigd
Zeer zwaar beschadigd
Niet raadpleegbaar
Mr. Christaen van der Goes, zoon van Cornelis van der Goes en Cornelia van Eversdijck, huwde in 1641 te Middelburg Jacoba de Jonge van Oosterland, dochter van Andries Jacobsz. de Jonge en Catharina Sonnius. Hij was advocaat voor het Hof van Holland en het Hof van Vlaanderen en overleed in 1652
Met in dorso aant. betr. de aflegging van eden als advocaat voor het Hof van Holland en het Hof van Vlaanderen in 1635 en 1647
Reg. no. 320 en no. 324
Kaerle enz. oorkondt als graaf van Zeeland, dat hij verkocht heeft aan Anthuenis Heindricxz. te Westcapple een erfrente ten bedrage van 37 pond en 20 schelling Vlaams per jaar, te lossen met de penning 16 en rustende op de tol te Yersikeroort en andere Zeeuwse domeingoederen, vanwege het niet aflossen van een lening ten bedrage van 600 carolus gulden voor de tijd van een jaar aangegaan in 1552 ter bekostiging van de oorlog met Frankrijk.
Oorspr. ( Inv. no. 429 ). Het zegel van de oorkonder is verloren.
Zie ook Reg. no. 324.
Robert de Bouloingue, kanselier en ontvanger-generaal van de keizerlijke financiën, oorkondt, dat hij heeft ontvangen van Anthonis Hendricxz. te Westcapple het bedrag van 600 pond Vlaams met een rente van 37 pond en 20 schelling per jaar, rustende op de tol van Yersickeroort en andere Zeeuwse domeingoederen.
Oorspr. ( Inv. no. 429.2 ).
Zie ook Reg. no. 320.
Niet raadpleegbaar
Cornelis van der Goes, geboren in 1649 als zoon van mr. Christiaen van der Goes en Jacoba de Jonge, huwde in 1672 te Den Haag Maria Agatha Graswinckel, geboren in 1649 als dochter van Simon Graswinckel en Agatha van der Goes. Hij was heer in Grijsoord enz. en vertoefde na de dood van zijn echtgenote in 1710 beurtelings te Leiden en bij zijn dochter Maria Theresia van der Goes op het Huis Oud-Alckemade en overleed in 1724
Niet raadpleegbaar
De executeurs-testamentair waren Frederik Heereman van Zuydtwijck en mr. Jan Jacob van Dijckslooth
Niet raadpleegbaar
Zie voor de aan Silvester Heereman van Zuydtwijck ten deel gevallen fideicommissaire goederen ook inv. no. 484
Niet raadpleegbaar
Zie onder het geslacht Van Emingha
Zie onder het geslacht Heereman van Zuydtwijck
Lourens Pietersz. van Spangen, kaaskoper te Delft, was gehuwd met Maria Christiaen Goutsdr. Hij overleed vóór 1557, zijn echtgenote omstreeks 1580
De stukken hebben uitsluitend betrekking op de afwikkeling van hun nalatenschap
Reg. no. 363 en no. 369
Schout en gezworenen van Woutharnis, Groenevelt en Sint Aegtenrecht alsmede landgifter en gezworenen van het Hof van Delft oorkonden, dat Maritgen Corstiaen Goudtsdochter, weduwe van Louris Pietersz., kaaskoper, met als voogd Adriaen Fyck, verkocht heeft aan Anthonis Jacopsz. Verhouff, koopman te Amsterdam, een rente ten bedrage van 32 pond, 13 schelling en 4 groot Vlaams per jaar, te lossen met de penning 16.
Oorspr. ( Inv. no. 439.1 ) met de zegels in rode was van de schout en de landgifter.
Adriaen Fyck Jacobsz., voogd van zijn echtgenote Geertgen Annendochter, Bartholomeus Bartholomeusz., brouwer, voogd van zijn echtgenote. Aeltgen Annendochter, alsmede mr. Aernt van der Goes, Pieter van der Goes, Andries van der Goes en Philips van der Goes oorkonden, dat zij hun goedkeuring verlenen aan het betalen van een lijfrente ten bedrage van 32 pond, 13 schelling en 4 groot per jaar, door hun grootmoeder Maritgen Corstiaen Goudtsdochter, weduwe van Louris Pietersz., kaaskoper, verkocht aan Anthonis Jacobsz. Verhouf, koopman te Amsterdam (Zie Reg. no. 363).
Oorspr. ( Inv. no. 439.2 ) met het zegel in rode was van Pieter van der Goes.
Reg. no. 368
Blijkens de akte in dorso stond de rentebrief in 1591 ten laste van Adriaen van der Goes Arentsz.
Landgifter en gezworenen van het Hof van Delft oorkonden, dat Adriaen Fyck en Maria Cristiaen Goudtsdochter, weduwe van Louris Pietersz. en grootmoeder van voornoemde Adriaen's echtgenote, met als voogd Pieter van der Goes, verkocht hebben aan Melis van Haeften, advocaat, een rente ten bedrage van 18 carolus gulden en 15 stuiver per jaar, te lossen met een hoofdsom van 300 carolus gulden en uitstaande op de helft van 16 morgen land, gelegen in Popsou onder het Hof van Delft.
Oorspr. ( Inv. no. 440 ) met het doorsneden zegel in rode was van de landgifter.
Gerrit van Renoy, heer van Spijk en rekenmeester van Holland, was gehuwd met Anna de Potis, dochter van Collaart, raad en rentmeester-generaal van het Land van Mechelen. Hij overleed vóór 22 augustus 1567, zijn echtgenote enige maanden daarna te Den Haag
Reg. no. 308
Jan Govertsz., notaris, instrumenteert onder het getuigenis van mr. Adriaen Numan, auditeur van de Rekenkamer in Holland, en Jacques Addiers, dat mr. Gerard Renoy, heer van Spyck en rekenmeester van Holland, en zijn echtgenote Anna Potis te Den Haege hun testament hebben gemaakt, waarbij zij aan hun oudste zoon Gerrit het Huis en de heerlijkheid van Spyck toekennen.
Afschrift van een afschrift van ca. 1567 door Harman Proost, notaris. ( Inv. no. 441 ).
Reg. no. 391 no. 394 no. 395 no. 396 en no. 397
Aelbrecht van Loo, raad en gecommitteerde van de keizerlijke domeinen en financien, oorkondt, dat hij als medetestator van mr. Gerardt van Renoy en zijn echtgenote Anna de Potis volmacht verleent aan Gerardt Doedez., procurator voor het Hof van Holland, en mr. Adriaen Numan, eerste rekenmeester van Holland.
Gelijktijdig afschrift ( Inv. no. 442 ).
Herman Proost, notaris, gelast op verzoek van mr. Adriaen Numan, eerste rekenmeester van Holland, tevens gevolmachtigde van Aelbrecht van Loo, commies van de financien te Brussel, beide testators van Anna de Potis, aan mr. Christiaen van der Goes, schout van Delft, naar Den Haag te komen vanwege de verdeling van haar roerende goederen in zijn hoedanigheid van medeerfgenaam en medevoogd.
Gelijktijdig afschrift ( Inv. no. 442 ).
Herman Proost, notaris, instrumenteert, dat hij ten overstaan van schepenen van Den Haag op verzoek van testators van Anna van Renoy geinspecteerd heeft de roerende goederen van wijlen haar echtgenoot mr. Gerardt van Renoy, heer van Spyck, aan wezig in een huis aan de Spoyestraete, met het oog op een verdeling bij blinde lotinge.
Gelijktijdig afschrift ( Inv. no. 442 ).
Herman Proost, notaris, gelast op verzoek van testators van Anna de Potis aan Gerardt van Renoy, heer van Spyck, mr. Willem Muys en Margrete van Renoy, weduwe van Pasquyer Denlis, naar Den Haag te komen vanwege de verdeling van haar roerende goederen in hun hoedanigheid van medeerfgenamen.
Gelijktijdig afschrift ( Inv. no. 442 ).
Herman Proost, notaris, gelast op verzoek van testators van Anna de Potis aan mr. Johan van Delfhout, advocaat, naar Den Haag te komen vanwege de verdeling van haar roerende goederen in zijn hoedanigheid van medevoogd.
Gelijktijdig afschrift ( Inv. no. 442 ).
Reg. no. 468
Adam Pietersz., timmerman te Den Haag, oorkondt, dat Hij ontvangen heeft van mr. Christiaen van der Goes, schout van Delft, het bedrag van 18 stuiver voor het halen van elzen uit het Haegen Bosch ter afsluiting van het huis van de erfgenamen van mr. Gerrit Renoij, heer van Spyck, op het Spoye.
Oorspr. ( Inv. no. 443 ).
Niet raadpleegbaar
Beschadigd
Niet raadpleegbaar
Aangetast door vocht
Carolus quintus oorkondt, dat hij zijn secretaris Gerardus Renoij en diens nakomelingen tot de adelstand heeft verheven onder vaststelling van zijn heraldisch wapen.
Afschrift van 1607 door G. Muijs, secretaris van Schiedam ( Inv. no. 446 ).
Mr. Marten van Cromstrijen, geboren in 1542 te 's-Gravenhage als zoon van Willem Simonsz., ambachtsheer van Stavenisse en Cromstrijen, huwde in 1588 te Delft Anna Stoppelaer als tweede echtgenote. Zij was een dochter van Philips de Stoppelaer, heer van Schoonbroek, schepen van Gent, en diens tweede echtgenote Bartha van de Werve. Mr. Marten van Cromstrijen, heer in Cromstrijen, was secretaris van Zierikzee en advocaat te 's-Gravenhage. Hij overleed vóór 1613, zijn echtgenote in 1632 te 's-Gravenhage
Mr. Philips van Cromstrijen, zoon van mr. Marten van Cromstrijen en Anna de Stoppelaer, was advocaat te Steenbergen en ambachtsheer in Cromstrijen. Hij overleed ongehuwd te 's-Gravenhage op 18 mei 1657
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Deze rekeningen zijn afgehoord door de erfgenamen Jacoba van Cromstrijen, Agatha van Cromstrijen, Agent van Veecken, Johan Brandijn, Zeger de Cocq van Nereijnen, Anthonij van Roon, Johan Oorts van der Lisse, Cornelis van der Dussen, Adriaen van der Goes, H. Nicolai van Etten, Gerard van der Vluijn, M. Capueel en M. Reyns
Niet raadpleegbaar
Aangetast door vocht
Philips de Stoppelaer, geboren in 1511 als zoon van Philips de Stoppelaer en Margaretha van Sompele te Gent, huwde als tweede echtgenote Bartha van de Werve, geboren in 1524 als dochter van Francois van de Werve, heer van Giesen-Oudekerk en baljuw van Voorne, en Machtelt van Bronckhorst. Hij was heer van Schoonbroeck, schepen van Gent in 1551 en 1559 en overleed in 1578 te Warsbeke, zijn echtgenote overleed vermoedelijk in 1586
Reg. no. 220
In de akte wordt tevens melding gemaakt van een lijfrente voor een ander
Burgemeesters, schepenen, raad, oud- en nieuw gerecht en de goede lieden van Den Brielle en Maerlant oorkonden, dat zij verkocht hebben aan Marikin Willemsdr. op haar dochter Thoonkin Jan Cornelisz. Houtercopsdr., alsmede aan Franchoys van de Werve, baljuw van de stad, en zijn echtgenote Machtelt van Bronckhorst op hun dochter Berta van de Werve een lijfrente ten bedrage van 20 schelling Vlaams ter verbetering van de verdedigingswerken van de stad bij de Maerlantse haven.
Oorspr. ( Inv. no. 456 ) met het signet van de stad Den Briel.
Wolfaert van Borselen, zoon van Wolfaert van Borselen en Martina van Borselen van der Hooge, had als tweede echtgenote Maria van de Werve, dochter van Francois van de Werve en Machtelt van Bronckhorst. Hij was baljuw van Goes. Hun huwelijk was kinderloos
Reg. no. 421
Joost van de Werve, baljuw van Den Briel en het Land van Voorne, enerzijds, en Philips de Stoppelare ten behoeve van zijn echtgenote Barte van de Werve anderzijds, oorkonden ten overstaan van Huych Jans van Lichtenburch, schout van de Nijeuwenhoorn, Lenert Cornelisz., baljuw en bode van Voorne, en Jan de Langue, klerk van de secretaris van Den Briel, dat zij een boedelscheiding hebben aangegaan van de nagelaten goederen van hun zuster Marie van de Werve, echtgenote van Wolfaert van Borssele.
Oorspr. ( Inv. no. 457 ).
Mr. Marcellus van Eversdijck, zoon van Cornelis Jansz. van Eversdijck en Elisabeth Marcelissen te Middelburg, huwde in 1579 te Middelburg Jacopmyncken Roosenburch, dochter van Willem Pietersz. Roosenburch en Maycken Jacobsdr. Magnus te Middelburg. Hij was schepen van Middelburg en als opvolger van zijn schoonvader heer van Hogelande. Hij overleed als weduwnaar in 1622
Reg. no. 578
Het derde stuk betreft een staat van goederen aan Maycken Jacobsdr. Magnus, moeder van de bruid, haar ten deel gevallen uit de nagelaten goederen van haar moeder
Schepenen van Middelburg oorkonden, dat meester Marcellus van Eversdijck en Jacopmijncken Willem Pieters Roosenburchdochter huwelijksvoorwaarden hebben aangedaan.
Oorspr. ( Inv. no. 458.1 ) met de zegels van de drie schepenen.
Reg. no. 237 en no. 309.
Met in dorso van de akte van 1534 aant. betr. een ged. aflossing en het aangaan van een nieuwe hypotheek door Claes Walnis te Arnemuiden bij mr. Marcellus van Eversdijck, 1579
Schepenen van Middelburg oorkonden, dat mr. Adam Aertsz., surgien t'Armuden, zich borg stelt voor de betaling van een rente ten bedrage van 30 schelling Vlaams per jaar, te lossen in twee termijnen met ? deel en ? deel met de penning 16, ten behoeve van Gheyle Symonsdochter.
Oorspr. ( Inv. no. 459.2 ) met de iets geschonden zegels van de drie schepenen.
Met een transfix van 17 december 1550 (Reg. no. 309).
Schepenen van Middelburg oorkonden, dat Bouwen Lambrechtsz. te Cappelle in Zuyt Bevelandt overgedragen heeft aan Cornelis Jan Lambrechtsz. een rentebrief ten bedrage van 30 schelling Vlaams per jaar.
Oorspr. ( Inv. no. 459.1 ) met de iets geschonden zegels van de beide schepenen.
Getransfigeerd door de oorkonde van 23 februari 1534 (Reg. no. 237).
Met aant. in dorso betr. gedeeltelijke aflossingen in 1602 en 1609
Pieter van Eversdijck was een zoon van mr. Marcellus van Eversdijck en Jacopmyncken Roosenburch. Hij overleed in of vóór 1612 en werd begraven in de kerk der Predikheren te Antwerpen
Maria van Eversdijck, oudste dochter van mr. Marcellus van Eversdijck en Jacopmyncken Roosenburch, was zuster in de Onze Lieve Vrouwekamer bij Brussel
Elisabeth van Eversdijck was een dochter van mr. Marcellus van Eversdijck en Jacobmyncken Roosenburch. Zij overleed vóór 1639
Zeer zwaar beschadigd
Zie ook inv. no. 422, 423, 424 en 426
Jacob Andriesz. was in de 2e helft der 16e eeuw kuiper te Middelburg
De kwitantie van 1589 is ten behoeve van Jacob Andriesz. te Middelburg, gewezen wedervoogd van Neelken Jansdr.
Andries de Jonge, zoon van Jacob Andriesz. te Middelburg, was gehuwd met Catharina Sonnius. Hij was koopman te Middelburg
De bijlage van 1625 betreft een
Cornelia Graswinckel was een dochter van Jacob Graswinckel en Maria van der Dussen. Ze overleed ongehuwd te Delft, in 1670
Met aant. van mr. Simon Graswinckel en andere erfgenamen inzake nadere afwikkeling in 1671 en 1672
Mr. Simon Graswinckel, zoon van Jacob Graswinckel en Maria van der Dussen te Delft, huwde in 1641 Agatha van der Goes, dochter van mr. Adriaen van der Goes en Maria van Cromstrijen. Hij overleed in 1671, zijn echtgenote in 1660
Met aant. in margine van het testament: "Exhibitum ter weescamere binnen Delft den 21 July 1671 -- "
Met aant. in dorso: omme de heer Simon Graswinckel
Mr. Adriaen Graswinckel, zoon van Simon Graswinckel en Agatha van der Goes, leefde van 1645-1702. Hij was ongehuwd
In margine een aant. betr. een gedeeltelijke aflossing in 1708
Tiberius of Tjepcke van Emingha tot Goutum, zoon van Sicke van Emingha en Frouck Tjepckesdr. Poppema Gerbranda van Aylva, huwde in 1705 als tweede echtgenote Christina Genoveva van der Goes, dochter van Cornelis van der Goes en Maria Graswinckel. Hun huwelijk was kinderloos. Hij overleed in 1733, zij in 1713 te Goutum
Frederik Jacobus Heereman van Zuydtwijck, geboren in 1664 als zoon van Dirk Heereman van Zuydtwijck en Anna Ramp, huwde in 1697 Agatha Maria van der Goes, dochter van Cornelis van der Goes en Maria Graswinckel. Hij was heer van Zuydtwijck, Dever en Lisse en overleed in 1745. Zijn echtgenote overleed in of vóór 1702
Silvester Andries Heereman van Zuydtwijck was een zoon van Frederik Heereman van Zuydtwijck en Agatha Maria van der Goes. Hij overleed ongehuwd te Utrecht in 1766
Deze goederen vielen na zijn dood ten deel aan Floris Cousebant
Gerrit Ferdinand van Cammingha, zoon van Valerius of Watze van Cammingha en Petronella Jacoba van Bueren, huwde in 1752 te Utrecht Henrietta Cornelia Veronica van Alckemade, geboren in 1716 als dochter van Florens Ignatius van Alckemade en Maria Theresia van der Goes. Zij overleed in 1753 te Mechelen; haar echtgenoot, die hertrouwde, pas in 1770
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Aangetast door vocht
Niet raadpleegbaar
Zeer zwaar beschadigd, zie voor een afschrift inv. no. 490
Deze goederen vielen na de dood van Gerrit van Cammingha in 1770 ten deel aan Floris Cousebant
Deels zeer zwaar beschadigd
Vermoedelijk opgemaakt in verband met de rechten van Gerrit van Cammingha als vruchtgebruiker van de goederen van zijn echtgenote
Adriaen Jansz. Helmich, zoon van Jan Jansen Hellemijch van Oldenseel en Marichgen van Wijck, was gehuwd met Ghisbertgen Jan Ghisbertsz. Lachmontsdr, alias van Parijs, dochter van mr. Jan Gysbertsz. van Lachmont. Hij was schepen en raad van Utrecht en overleed in 1574, zijn echtgenote vóór 1560
Reg. no. 326 en no. 328
Zie voor Johannes Helmichius Nieuw Ned. Biogr. Wb. III blz. 563
Iohannes Adriani Helmichius bericht aan zijn vader Adrianus Helmichius, wonende aan de Tollesteechpoorte te Utrecht, over zijn vorderingen in de studie der wijsbegeerte en het civiel recht aan de universiteit te Leuven.
Oorspr. ( Inv. no. 493 ).
Iohannes Corythius Ultraiectinus bericht aan zijn vader Adrianus Corythius, wonende aan de Tollesteechpoorte te Utrecht, over zijn studie aan de universiteit te Leuven en verschillende familieaangelegenheden.
Oorspr. ( Inv. no. 493 ).
Reg. no. 353
Schout en schepenen van Utrecht oorkonden, dat Henryck Janzzoen Cock en zijn echtgenote Susanna Adriaen Janszoen Helmichsdochter afstand hebben gedaan van hun rechten op de nagelaten goederen van hun moeder Ghisbertgen Jan Ghisbertszoen Lachmontsdochter ten behoeve van hun vader Adriaen Janszzoen Helmichs.
Oorspr. ( Inv. no. 494 ). Het grootzegel van de stad Utrecht is verloren.
Reg. no. 469
Schout en schepenen van Utrecht oorkonden, dat Swaentgen Adriaen Janszoen Helmichsdochter, weduwe van Henrick die Cocken, afstand van rechten heeft gedaan op de nagelaten goederen van haar vader Adriaen Janssz. Helmich ten behoeve van haar broeders en zusters Splinter, Wermer, Willem Janszoen als echtgenoot van Jacobgen, en Annagen.
Oorspr. ( Inv. no. 495 ). Het grootzegel van de stad Utrecht is verloren.
Splinter Helmich, geboren in 1545 als zoon van Adriaen Jansz. Helmich en Ghisbertgen Jan Ghisbertsz. Lachmontsdr., huwde in 1584 te Utrecht Herberta Splijtloff, geboren in 1560 als dochter van Helmich Splijtloff en Maria Adriana van Renesse van Wulven en Wylp. Hij was als hopman en kapitein in dienst der opstandelingen en overleed in 1589. Zijn weduwe hertrouwde in 1592 Geerlich Doys, burgemeester van Deventer, en overleed in 1626
Zie verder:
R. Fruin: Journaal van Splinter Helmich, soldaat en later hopman in dienst van den lande, van 1572-1589. Kroniek Hist. Gen. 1875, blz. 159 e.v.
Idem: Verspr. Geschr. VII, blz. 238
Nieuw Ned. Biogr. Wb. III, blz. 562
Eén der charters dient als omslag voor een rekening van de nagelaten goederen van Hendrik van Alckemade van Berckenrode van 1692, zie inv. no. 356. De randen hiervan zijn afgeknipt
In dorso van beide charters een kwitantie van Herberta Splijtloff betreffende een morgengave, 1584
Dit stuk is vermoedelijk onder de bescheiden van Splinter Helmich blijven berusten
Beschadigd
Mr. Adriaen van Hellemijs van Welle, zoon van Splinter Helmich en Herberta Splijtloff, huwde in 1618 te Utrecht Elisabeth de Coninck, dochter van Godert de Coninck en Johanna Splijtloff de oude. Hij was schepen van de stad Utrecht en raad in het Hof van Utrecht. Beide overleden in 1636 aan de pest
Daar mr. Adriaen stadhouder was van de leengoederen van Anna, vrouwe van Assendelft enz., en mede familieaangelegenheden behartigde van de geslachten De Coninck, Van Renesse van Van Reede zijn vermoedelijk enige archiefbescheiden in zijn sterfhuis achtergebleven van andere al dan niet verwante geslachten. Zie inv.no. 510 en 511
Het charter is zwaar beschadigd
De bijlagen zijn zeer zwaar beschadigd
Herman of Harman van Hellemijs van Welle, zoon van mr. Adriaen van Hellemijs van Welle en Elisabeth de Coninck, huwde in 1641 te Utrecht Maria van den Wolde, geboren in 1618 als dochter van Johan van den Wolde, schepen de Dordrecht, en Hester Flenshoorn. Hij was kapitein van een Fries regiment
Met het uithangend zegel van de notaris
Met aant. in dorso betr. de aflegging van de eed voor de Raad van State, 1672
Adriaen van Hellemijs van Welle was een zoon van Herman van Hellemijs van Welle en Maria van den Wolde. Hij was ritmeester over een compagnie cavelerie ter repartitie van de Staten van Friesland en overleed vermoedelijk ongehuwd omstreeks 1680
Met in dorso van beide charters aant. betr. de aflegging van de eed voor de Staten van Friesland en de Raad van State, 1673
Zie onder het geslacht Verborch
Zie onder het geslacht Van Nijenrode
Werner Helmich, geboren in 1551 te Utrecht als zoon van Adriaen Jansz. Helmich en Ghisbertgen Jan Ghisbertsz. Lachmontsdr., werd na een studie te Geneve onder Beza predikant te Frankfort, Utrecht, Leiden, Delft en Amsterdam. In laatstgenoemde plaats was hij tevens hoogleraar in de theologie. Hij huwde in 1580 Elisabeth van Zuylen van der Haer, dochter van Adriaen van Zuylen, deken van St. Jan te Utrecht, en Cornelia de Wijs. In 1588 vervulde hij met de predikant Sopingius een gezantschapsreis naar koningin Elisabeth van Engeland in verband met vredesonderhandelingen met Spanje. Hij overleed in 1608, zijn echtgenote in 1626
Zie verder Biogr. Wb. voor Prot. Godgeleerden in Ned. III blz. 646 en Nieuwe Ned. Biogr. Wb. III blz. 564
Reg. no. 429
Joannes Crispinus en Theodorus Beza verklaren, dat Wernerus Helmichius te Geneven heeft gestudeerd.
Oorspr. ( Inv. no. 519 ).
Reg. no. 529
Ouderlingen en diakenen van de Gereformeerde Kerk van Brussel berichten aan Wernerus Helmichius, dienaar des Goddelijken Woords in de Gereformeerde Nederduitse Gemeente te Frankfort, dat zij een beroep op hem uitbrengen.
Oorspr. ( Inv. no. 520 ).
Ontvangen 26 mei 1578.
Reg. no. 531
Petrus Dathenus verzoekt de broeders om Wernerus Helmichius, dienaar des Goddelijken Woords in de Christelijke Nederlandse Gemeente te Franckfort, bij zijn visitatie welwillend te ontvangen.
Oorspr. ( Inv. no. 521 ).
Reg. no. 532 no. 534 no. 545 no. 547 en no. 574
Broeders van de Gereformeerde Kerk te Utrecht berichten aan Wernerus Helmichius Ultraiecticus, dienaar des Goddelijken Woords te Franckfort en tijdelijk verblijvende te Antwerpen, dat zij door het zenden van hun diaken Jan Lambertsz. een beroep op hem uitbrengen.
Oorspr. ( Inv. no. 522 ).
Ouderlingen en diakenen van de "nyeuwe geboude kercke" van Utrecht berichten aan de broeders en de kerkeraad van de gemeente van de Nederlandse Gereformeerden te Franckfoert, dat zij gaarne hun dienaar Wernerus Helmichius als predikant te Utrecht willen hebben.
Oorspr. ( Inv. no. 522 ).
Schout, burgemeesters en schepenen van Utrecht verzoeken aan ouderlingen, diakenen en de gemeente van de Gereformeerde Kerk te Franckefoort om de predikant Warnier Helmich naar Utrecht te doen komen op grond van zijn burgerschap der stad.
Oorspr. ( Inv. no. 522 ).
Ontvangen 18 november 1578.
Ouderlingen en diakenen van de "Kercke Christi" te Utrecht verzoeken aan ouderlingen en diakenen van de Gereformeerde Kerk te Franckvoert om broeder Wernerus Helmichius te doen terugkeren.
Oorspr. ( Inv. no. 522 ).
Ontvangen 18 november 1578.
Adriaen van Meerlandt bericht uit naam van het consistorie te Utrecht aan Wernerdt Helmich, dienaar des Goddelijken Woords in de Nederlandse Gemeente te Franckefordt, het overmaken van een bedrag van 44 ½ zilveren koningsdaalders met het verzoek om naar Utrecht over te komen.
Oorspr. ( Inv. no. 522 ).
Ontvangen 12 april 1579.
Reg. no. 577
Martinus Lydius, predikant, en Hector Schelkens, Mathis de Meerre, Jan Matruyt en Pieter de Bisschop, ouderlingen van de Nederlandse Gemeente te Franckfoord, verklaren, dat Wernerus Helmichius gedurende twee jaar bij hen minister en leraar is geweest.
Oorspr. ( Inv. no. 525 ).
Zie onder het geslacht Van den Wolde
Dr. Helmich Splijtloff, zoon van Herbert Splijtloff Johansz. en Machtelt Closson, huwde in 1558 Maria Adriaen van Renesse van Wulven en Wylp en vervolgens Anna van Abcoude van Meerten van Essesteyn. Hij was burgemeester van Zwolle en overleed in 1575
Zie onder het geslacht De Coninck
Godert de Coninck, zoon van Jan de Coninck en Johanna van Drakenburch, huwde eerst Mechtelt Jansdr. Uytenham en vervolgens Johanna van Nijenrode Gijsbertsdr., dochter van Gijsbert van Nijenrode en Geertruyd Taets van Amerongen. Zijn tweede huwelijk was kinderloos. Hij was in 1494 schepen en in 1525 burgemeester van Utrecht. In 1528 werd hij onthoofd
Reg. no. 221
Matheus van Goch, abt van Sunte Pouwels te Utrecht, oorkondt ten overstaan van zijn leenmannen en andere goede lieden, dat Goedert die Coeninck de inkomsten uit zijn leengoed Langenoirde bestemd heeft als lijfrente voor zijn echtgenote Johanna Gysbertsdochter van Nyenroede.
Oorspr. ( Inv. no. 531 ) met het zwaar geschonden zegel in rode was van de oorkonder.
Saris of Alexander de Coninck, zoon van Godert de Conink en Mechtelt Jansdr. Uytenham, huwde in 1529 Beatrix van Wijck, weduwe van Gijsbert van Coeverden, en vervolgens in 1541 Anna Pompejusdr. van Occo, weduwe van Hayo Hompen. Hij was in 1545 burgemeester van Utrecht en overleed in 1575
Reg. no. 262
Vermoedelijk is deze akte blijven berusten onder de bescheiden van Saris de Coninck
Saris die Coninck oorkondt, dat hij verkocht heeft aan Jan van Swoll en zijn echtgenote Janneghen een erfrente ten bedrage van 8 gouden carolus gulden per jaar, te lossen met een hoofdsom van 148 carolus gulden en 10 stuiver.
Oorspr. ( Inv. no. 532 ) met het zegel in rode was van de oorkonder.
Godert Alexandersz. de Coninck, zoon van Saris de Coninck, huwde in 1566 Harmanna van Zuylen en vervolgens in 1602 Johanna Splijtloff de oude, dochter van dr. Helmich Splijtloff en Maria Adriaen van Renesse van Wulven en Wylp. In 1603 was hij schepen der stad Utrecht en raad bij de admiraliteit te Rotterdam. Hij overleed in 1625, zijn tweede echtgenote in 1637
Blijkens aant. in dorso is Godert in 1593 "raed t'Utrecht" geworden
Zie onder het geslacht Van Zuylen van Nyevelt
Zie onder het geslacht Cuebel
Frederik van Zuylen van Nyevelt was gehuwd met Godefrida de Coninck, dochter van Saris de Coninck en Beatrix van Wijck. Hij overleed in 1597
Vermoedelijk is het stuk afgeschreven ter gelegenheid van de boedelscheiding van hun nagelaten goederen
Dirk Cuebel was gehuwd met Cornelia de Coninck, dochter van Saris de Coninck en Beatrix van Wijck. Hij was baljuw van 's-Gravenhage. Zijn echtgenote overleed als weduwe omstreeks 1603, vermoedelijk te Rotterdam
Johan van den Wolde, geboren in 1621 als zoon van Johan van den Wolde, schepen te Dordrecht, en Hester Flenshorn, huwde in 1640 te Utrecht Gijsberta van Hellemijs van Welle, dochter van Adriaen van Hellemijs van Welle en Elisabeth de Coninck. Beiden overleden in 1645 te Utrecht
Met in dorso aant. betr. de aflegging van de eed als advocaat voor het Hof van Holland, 1636
Clement Alartsz. Verborch huwde in 1561 Cornelia Jan Helmichdr. Vermoedelijk was zij een dochter van Jan Jansen Hellemijch van Oldenseel en Marichen van Wijck
Reg. no. 360
Claes Claessoen van Coelen en Ghysbert Splinterssoen van Nyenroede oorkonden, dat zij als "maecxmannen ende hylicxluyden" kennis geven van de huwelijksvoorwaarden tussen Clement Alartssoen Verborch en Cornelia Jan Helmichdochter.
Concept ( Inv. no. 540 ).
Het is aannemelijk dat Gijsbert Splintersz. van Nijenrode een zoon was van Splinter van Nijenrode en Anna Engbertsdr. van Natewisch en dat door zijn huwelijk met Adriana Jan Helmichdr. de stukken van het geslacht Van Nijenrode en de aanverwante geslachten Van Voerde, Van Sasse, Van Ratingen, Van Renesse van Wulven en Van Reede aan het geslacht Van Hellemijs van Welle zijn gekomen
Van hen zijn geen stukken in het archief aanwezig
Van hen zijn geen stukken in het archief aanwezig
Splinter van Nijenrode, zoon van Johan van Nijenrode en Geertruyd van Oye, huwde Anna Engbertsdr. van Zuylen van Natewisch, dochter van Engelbert van Zuylen van Natewisch en Margriet Engbertsdr. Swaning. Hij overleed in 1531, zijn echtgenote in 1557
Reg. no. 206
Gherijt Sukeroede, kanunnik van Oudmunster en officiaal van de proost van Oudmunster te Utrecht, Joest van Zweten, Johan van Renesse van Wulven en Johan van Doeyenborch oorkonden, dat zij een verzoening tot stand hebben gebracht tussen Splinter van Nijewenroede en zijn echtgenote Anna Engbertsdochter van Zuylen met als moeder Margriet Engberts weduwe van Sulen onder nadere omschrijving van de wederzijds aangebrachte goederen.
Oorspr. ( Inv. no. 541 ) met fragmenten van het zegel in rode was van Gherijt, het zwaar geschonden zegel van Joest, het zwaar geschonden zegel van Johan van Doeyenborch en het zwaar geschonden zegel van Splinter. Het zegel van Johan van Renesse is verloren.
De akte is mede ondertekend door Margriet.
Van hen zijn geen stukken in het archief aanwezig
Zie voor verwanten van Mabelia van Rodenburg onder de geslachten Van Voerde, Van Sasse en Van Ratigen
Gijsbert van Nijenrode, zoon van Splinter van Nijenrode en Anna Engbertsdr. van Natewisch, huwde Adriana Jan Helmichdr., dochter van Jan Jansen Hellemijch van Oldenseel en Marichen van Wijck
Reg. no. 371
Met aant. in dorso: Mr. Cornelis Cornelisz. organist
Schout en schepenen van Utrecht oorkonden, dat Ghysbert Splinterssoen van Nyenrode en zijn echtgenote Adriana Jan Helmichsdochter meester Cornelis Cornelissoen, organist, aangesteld hebben tot voogd over Gerrit Eernstensoen, zoon van wijlen Eernst Corneliszoen en wijlen Elysabeth Thomas Gerritssoensdochter, in verband met een op zijn ouders rustende rente ten bedrage van 24 carolus gulden per jaar, te lossen met een hoofdsom van 400 carolus gulden.
Oorspr. ( Inv. no. 542 ). Het grootzegel van de stad Utrecht is verloren.
Van hen zijn geen stukken in het archief aanwezig
Eernst van Nijenrode, zoon van Gijsbert van Nijenrode en Beatrix van Zuylen van Nyevelt of Geertruyd Taets van Amerongen, huwde omstreeks 1525 Margaretha van Renesse van Wulven, dochter van Jan van Renesse van Wulven en Alijt Freys van Kuinre. In 1548 was hij burgemeester van Utrecht en in 1549 heer van Zuylensteyn. Hij overleed in 1558
Vermoedelijk is de akte door Aert Roelofsz. aan Eernst van Nijenrode teruggegeven
Schout, burgemeesters en schepenen van Utrecht oorkonden, dat Eernst van Nyenrode, ridder enz., volmacht verleend heeft aan Aert Roeloffsz. van Volpen om ten overstaan van de stadhouder van de lenen van Gelre en zijn leenmannen hulde, eed en manschap af te leggen.
Oorspr. ( Inv. no. 544 ) met het signet in rode was van de stad Utrecht.
Zie onder het geslacht Van Reede
Godert de Coninck van Voerde, zoon van Frederik van Voerde en Geertruyd de Coninck, huwde in 1434 Baten of Beatrix van Anxster, dochter van Heinric van Anxster. Het echtpaar woonde vermoedelijk te Utrecht
Reg. no. 86
Hun dochter Mabelia was gehuwd met Alferd van Rodenburg Johansz.
Godert de Coninc en Gheryt Jan Gherytsoenssoen enerzijds en Ghysbert Scade en Willam van Linscoten anderzijds oorkonden als "maecxmanne en hilixlude", dat Godert de Coninc van Voerde, geassisteerd met zijn vader Vrederic van Voerde, en Baten, geassisteerd met haar vader Heinric van Anxster, huwelijksvoorwaarden hebben aangegaan.
Oorspr. ( Inv. no. 545 ) met het zwaar geschonden zegel van Willam van Linscoten. De zegels van de andere oorkonders zijn verloren.
Gijsbert van Sasse, zoon van Gerrit van Sasse, huwde zekere Jacoba. Hij was houtkoper te Utrecht en in 1478 en volgende jaren magistraat der stad. Hij overleed in 1509, zijn echtgenote in 1515
Reg. no. 291
De boedelscheiding betreft mede de nagelaten goederen van Digna van Sasse Gijsbertsdr.
Emerentiana Pauwen, weduwe van Lambrecht Snoeyen, met als voogd Frederick uut den Ham, mede uit naam van haar zoons Joost Snoeyen en Dirck Snoeyen, enerzijds, en Frederick van Rodenborch, Gijsbert van Rodenborch en Engbert van Nijenrode als man en voogd van Belie van Rodenborch anderzijds, oorkonden, dat zij een magescheid hebben aangegaan van de nagelaten goederen van hun grootouders Gijsbert Zass en Jacobgen en van hun tante Digna Zass.
Oorspr. ( Inv. no. 546 ) met het geschonden zegel van Frederick van Rodenborch, het geschonden zegel van Frederick uuten Ham en het zegel van Beernt Proeys, zwager van Engbert van Nijenrode. Het zegel van Gijsbert van Rodenborch is verloren.
Gerrit van Ratingen huwde in 1565 Theodorica van Rodenburg, dochter van Gijsbert van Rodenburg en Petronella Corffs
Reg. no. 372
Anthoenys van Aemstell van Mynden, heer van Cronenborch, en Gysbert van Lantscroon enerzijds, en Frederick van Rodenborch en Joost Snoey (of Snue) anderzijds, oorkonden als "maecxmannen en hylicxluyden", dat Gheridt van Ratynghen, raadsman bij het Hof van Utrecht, en Theodorica van Rodenborch huwelijksvoorwaarden hebben aangegaan.
Afschrift van ca. 1560 ( Inv. no. 547 ).
Ondertekend door de zes bovenvermelde personen, alsmede door "yck Derick van Rodenborch".
Jan van Renesse van Wulven, geboren in 1470, huwde in 1497 Alijt Freys van Kuinre, vrouwe van Wylp. Hij overleed in 1535, zijn echtgenote in 1530. Zij waren de schoonouders van Eernst van Nijenrode
Reg. no. 170
Vermoedelijk is deze akte door Jan Block aan Jan van Renesse teruggegeven
Burgemeesters, schepenen en raad van Utrecht oorkonden, dat Jan van Renesse van Wulven, mede als voogd over zijn broeder jonge Geryt van Renesse, en zijn broeder jonge Jan van Renesse Janszoenen volmacht verleend hebben aan Jan Block, priester, om de Zeeuwse leengoederen, die wijlen hun broeder oude Geryt van Renesse bezat, op hen te verheffen.
Oorspr. (Inv, no. 549). Het signet in rode was van de stad Utrecht is verloren.
Goert van Reede, geboren in 1516 als zoon van Adriaen van Reede en Lucie van Goer te Oldenzaal, huwde in 1544 Geertruyd van Nijenrode, geboren in 1525 als dochter van Eernst van Nijenrode en Margaretha van Renesse van Wulven. Hij was heer van Saesfelt, Amerongen, Zuylensteyn enz. Hij overleed in 1585, zijn echtgenote in 1605. Beiden werden begraven te Amerongen
Reg. no. 278
Goerdt van Reede, zoon van wijlen Adriaen van Reede en Lucie van Goer, geassisteerd met Frederick van Twickle, ridder, Johan van Raesfeldt, heer te Raesfeldt, en Wenemer van Heyden, enerzijds, en Geertruydt van Nyenroide, dochter van Eernst van Nyenroide en Margareta van Renesse, geassisteerd met Adriaen van Renesse, domscholaster te Utrecht, Johan van Renesse, heer te Wilp, en Frans van Nyenrode, anderzijde oorkonden, dat zij huwelijksvoorwaarden hebben aangegaan.
Oorspr. ( Inv. no. 550 ) met de zegels van Goerdt van Reede, in rode was van Eernst van Nyenroide, Frederick van Twickle, Johan van Raesfeldt, Wenemer van Heyden, in rode was van Adriaen van Renesse, in rode was van Johan van. Renesse en in rode was van Frans van Nyenrode.
Reg. no. 427
Het charter is gebruikt als omslag voor een afschrift van het testament van 1686 van Hendrik van Alckemade van Berckenrode van 1690. De rechterhelft is afgeknipt. Zie inv. no. 360
Philips, koning van Castillien enz., oorkondt ten overstaan van leenmannen van Overijssel, dat hij Goert van Reede beleend heeft met verscheidene met name genoemde goederen in Twente, komende van Adriaen van Reede.
Oorspr. ( Inv. no. 360 en no. 551). Eventuele zegels zijn verloren gegaan.
Daar Floris Cousebant enig erfgenaam was van zijn verre achterneef Hendrik van Wijk, zijn deze stukken aan het geslacht Cousebant gekomen
Matthias van Wijk, enige zoon van Hendrik van Wijk en Apolonia de Graeff te Alkmaar, huwde in 1701 Maria Theresia Cousebant, dochter van Cornelis Cousebant en Geertruyd Baanhuys te Enkhuizen
Met in dorso aant. betr. de aflegging van de eed als advocaat voor de raad en het leenhof van Brabant en de Landen van Overmaze, 1689
Niet raadpleegbaar
Afgeschreven uit het register van de 20e penning der stad Beverwijk, vermoedelijk ten behoeve van Matthias van Wijk
Zeer zwaar beschadigd
Niet raadpleegbaar
Hendrik van Wijk, enige zoon van Matthias van Wijk en Maria Theresia Cousebant, overleed ongehuwd in 1778. Zijn enig erfgenaam was Floris Cousebant
Met op de akte van 1778 de aant.:
Exhibitum ter weeskamer der stad Alkmaar den 7 augustus 1778
Jan de Graeff overleed in 1751, zijn broeder Pieter de Graeff in 1760 of kort daarvoor. Beiden waren vermoedelijk zonen van Pieter de Graeff.. Agneta ter Laak overleed als weduwe van eerstgenoemde omstreeks 1765. Allen woonden te Alkmaar
Niet raadpleegbaar
Hierin is Hendrik van Wijk onder meer erfgenaam van een gedeelte van de Noorder- en Zuider duinen onder Schoorl
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Haar enig erfgenaam was haar nicht Maria Theresia Cousebant, echtgenote van mr. Matthias van Wijk
Deze hoofdafdeling betreft stukken betreffende adellijke huizen, heerlijkheden, stichtingen en verdere goederen van de familie Cousebant en aanverwante geslachten. De stukken betreffende boedelscheiding zijn geplaatst in de eerste hoofdafdeling, ook als hierbij onroerende goederen zijn
Achterin aant. betr.
a) geboorte, huwelijk en overlijden van diverse familieleden, lopende van 1660-1725
b) aankoop van een stoel in het H. Kerstmisgilde te Haarlem, 1669
c) grafsteden in de Grote Kerk te Haarlem en in de kerk te Bovenkarspel
d) de prijs van kaas over de jaren 1663-1683
Met enkele los inliggende bijlagen
Niet raadpleegbaar
Voorin aant. betr. het Huis Oud-Alckemade
Achterin aant. betr. geboorte, huwelijk en overlijden van enkele naaste familieleden, lopende van 1709-1735
De folio's, die de goederen bevatten, welke ten deel zijn gevallen aan Cornelia Josina Emonds en haar echtgenoot mr. Jacob Versoijde van Varick, zijn dichtgenaaid. Bovendien zijn vele foliobladen uitgesneden
Niet raadpleegbaar
Met enkele los inliggende bijlagen
In de rug zeer zwaar beschadigd. De tekst is vrijwel ongeschonden
Met enkele los inliggende bijlagen.
Voorin aant. betr. geboorte, huwelijk en overlijden van naaste familieleden, lopende van 1608-1618
Niet raadpleegbaar
Met los inliggende brief van H. van Burmania van Emingha, derde echtgenote van wijlen Tiberius Pipinus van Emingha tot Goutum, aan de executeur Dijkslooth te Warmond, 1734
Zie ook inv. no. 209
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Aangetast door vocht
Niet raadpleegbaar
Zeer zwaar beschadigd, daardoor onduidelijk
Het stuk is gedrukt en bevat tevens geschreven aantekeningen
Niet raadpleegbaar
Aangetast door vocht
Niet raadpleegbaar
Zeer zwaar beschadigd
Hieronder bevinden zich schets
Reg. no.265 en no. 266
Het charter is gebruikt als omslag voor een borderel van een rekening van de nagelaten goederen van Hendrik van Alckemade van Berckenrode. (inv. no. 358). Hierbij zijn het rechter derdedeel alsmede het onderste gedeelte afgeknipt
Burgemeesters, schepenen en raad van Haarlem oorkonden ten overstaan van Jan Conincxzoen en Peter van Foreest, leenmannen van de grafelijkheid van Holland, en met als getuigen en gevolmachtigden mr. Jan Philipsz., Jan Ysbrantsz. Focx, Frans die Haes, Robbrecht Reyersz., Joest Geritsz. en Ysbrant Ghysbrechtsz., allen te Utrecht, dat Josyne van Schagen, weduwe van Joest van Borsselen, ridder, met als voogd haar neef Johan van Schagen, heer van Burchorn, overgedragen heeft aan haar neef Eernst van Nyenroede, met toestemming van zijn broeder Frans van Nyenroede, zekere percelen land in het kerspel van Liere, gelegen aan de Poeldyck en met als leenheer de proost van Oudemunster te Utrecht, alsmede zekere percelen land onder Camerick en Bruekel, komende van haar moeder Adriaene van Nijenroede,
Geinsereerd in de oorkonde van ca. 1540 (Reg. no. 266).
De tekst is gedeeltelijk verloren gegaan.
Cornelis van Aemstel van Mynden en van Ruweel, knape, oorkondt ten overstaan van zijn leenmannen en met als bezegelaar Goedschalck van Winsen, dat hij vidimus geeft van de oorkonde van 1540 z.d. (Reg. no. 265).
Oorspr. ( Inv. no. 358 en no. 610). Het zegel van de bezegelaar is verloren.
Het charter is gebruikt als omslag voor een borderel van een rekening van de nagelaten goederen van Hendrik van Alckemade van Berckenrode van 1692 ( Inv. no. 358 ). Hierbij zijn het rechter derdedeel en het laatste gedeelte verloren gegaan.
Hierbij ook de goederen onder de betrokken heerlijkheden gelegen
Het geslacht Cousebant bleef tot 1820 in het bezit van het Huis Oud-Alckemade. Nadat het Huis in 1824 afgebroken was, verwierf de weduwe van mr. J. Bijleveld de grond met het koetshuis in 1825 door aankoop. Bij de overdracht van archief bescheiden schijnt men niet al te nauwkeurig te werk te zijn gegaan. Enkele stukken zijn in het archief van de familie Cousebant achtergebleven. Een schoonzoon van de laatste eigenaar van de hofstede Oud-Alckemade droeg in 1933 de bescheiden hiervan met toebehoren over aan het Algemeen Rijksarchief. Zie voor de geschiedenis van het Huis Oud-Alckemade: S.J. Fockema Andreae e.a.: Kastelen, ridderhofsteden en buitenplaatsen in Rijnland
Blijkens aant. in margine ging aan dit register vooraf een register van Willem van Alckemade. (fol. 68 op los blad: "eens te soeken in't register van heer Willem no. 2")
Hieraan vooraf ging een register van Floris van Alckemade. (fol. XL, LI, LVII en LXII: "naar 't boeck heer Floris van Alckemade geheeten 't swaert boeck, in't zwaerte register, enz."). Het beschreven deel draagt als oud nummer: no. 3. De folio's XIX, XXII en 64 ontbreken. Het bevat leenakten van Johan van Culenborch, diens weduwe Agatha van Alckemade en hun dochter Margaretha van Culenborch. Later is achterin een katern gevoegd, bevattende leenakten van Wilhelm, vrijbaanderheer van Hamal en Monceaux, zoon van voornoemde Margaretha. Voorin staan eden vermeld, af te leggen resp.voor Agatha van Alckemade en Margaretha van Culenborch. Achterin bevinden zich een formulier voor het opstellen van leenakten van Sybrand van Alckemade, vermoedelijk van 1614, alsmede aantekeningen over het omrekenen van munten en het berekenen van hofrechten
In het archief van de hofstede Oud-Alckemade bevindt zig een leenregister van 1686-1793, gemerkt no. 5, zie aldaar inv. no. 65.
Zie voor een verkorte registerlijst tot 1581 Bijlage I
Niet raadpleegbaar
Vergelijk het archief van de hofstede Oud-Alckemade, inv. no. 78, alsmede van deze inventaris no. 1040
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Zij was een dochter van Jacob Kerremans, heer van Maneghem, en Beatrix van Alckemade
Mr. Adriaen Graswinckel werd in 1696 beleend met een vierde part van een derde part van een gerecht derde deel, alias een negende part van de ambachtsheerlijkheid Grijsoord, De Tonge, Huygenvliet, Bremsgat en Battenoord met de daaraan verbonden heerlijke rechten na opdracht door de crediteuren van Willem de Nobelaer. Na zijn overlijden werden achtereenvolgens zijn zuster Maria Graswinckel, haar echtgenoot Cornelis van der Goes, diens dochter Maria Theresia van der Goes, haar dochter Maria Christina Genoveva van Alckemade en haar zoon Floris Cousebant met genoemde portie beleend. Volgens het Aardrijkskundig Woordenboek van Van der Aa behoorde in 1843 nog een deel van voornoemde heerlijkheid aan Maria Christine Jeanne Cousebant van Waspik, douarière van Jean Louis Leon de Fontaine de Logères, en haar nakomelingen, wonende te Argentières en Nîmes. Het is niet uitgesloten, dat bij hen nog bescheiden betreffende Grijsoord berusten. De in het familiearchief Cousebant aanwezige stukken zijn kennelijk onvolledig
Reg. no. 228
Schepenen van Nieuwerkercken in Grijssoert oorkonden, dat Gillis Cornelisz., schepen in de Ouwe Tonge, Yman Cornelisz., baljuw in de Ouwe Tonge, en Jan Willemsz. verkocht hebben aan Andries Willemsz. van Bronchorst, raadsheer, 47 gemeten land, gelegen in de ban van Battenoert.
Oorspr. ( Inv. no. 620 ). De zegels van de beide schepenen zijn verloren.
Reg. no. 231
Schepenen (van Grijsoord) oorkonden, dat Commer Cornelis Wittezdochter verkocht heeft aan Franssoys van de Werve, baljuw van Voorne, 3 gemet land, gelegen in de ban van Battenoort.
Oorspr. ( Inv. no. 621 ) met de zegels van de drie schepenen.
De rekeningen van 1792 en 1794 bevatten resp. de aant. in dorso: "behoort tot de 10e en 2e rekening"
De borderel bij de rekening van 1792 ontbreekt
De rekening van 1793 bevat de aant. in dorso: "behoort tot de 10e rekening"
De katern van 1791 is in duplo aanwezig
Reg. no. 315 en no. 347
Leenmannen van het Land van Voorne oorkonden, dat Lenaert Jacobsz. uit Nyeuwe Tonge in pacht ontvangen heeft van Machtelt van Bronchorst, weduwe van Franchois van den Werve, 34 gemeten land, gelegen in Battenoert, voor de termijn van 7 jaar.
Oorspr. ( Inv. no. 628.1 ) met de zegels in rode was van de beide leenmannen.
Zie ook Reg. no. 347.
Schepenen van Nieuwerkercken in Grysoort oorkonden, dat Lenert Jacopsz. uit Nyeuwe Tonge in pacht ontvangen heeft van Machtelt van Bronckorst, weduwe van Franchoeys van der Werve, wonende te Den Briel, 34 gemeten land, gelegen in Battenoort, voor de termijn van 7 jaar.
Oorspr. ( Inv. no. 628.2 ) met de zegels van de beide schepenen.
Zie ook Reg. no. 315.
In 1538 kocht Willem Simonsz., regent te Zierikzee, van Vincent Cornelisse, gecommitteerde van de financien, 1/8 van de gorzen en aanwassen van de ambachtsheerlijkheid Cromstrijen. (Zie De Vos, De Vroedschap van Zierikzee, blz. 11). Zijn zoon Martyn van Cromstrijen was evenals zijn vader heer in Cromstrijen. Blijkens Welker, Gesch. van Cromstrijen blz. 46, behoorden tot de geinteresseerden in de ambachtsheerlijkheid in het jaar 1614 zijn zoon mr. Willem van Cromstrijen en zijn schoonzoon mr. Adriaen van der Goes. Een jongere zoon mr. Philips van Cromstrijen bekleedde belangrijke functies als gevolmachtigde van de ambachtsheren. Volgens Welker blz. 50 was hij in 1625 heemraad van de polder Groot Cromstrijen. Bovendien breidden zowel mr. Philips van Cromstrijen als zijn zwager mr. Adriaen van der Goes hun invloed voortdurend uit door aankoop vanverschillende aandelen en percelen land. Sedert 1644 bestond de ambachtsheerlijkheid uit een vast aantal aandelen. Welker vermeldt in een bijlage betreffende de gecommitteerde ambachtsheren van Cromstrijen sinds 1644 onder meer mr. Philips van Cromstrijen in 1644, Willem van der Goes in 1645, mr. Adriaen van der Goes in 1657, Cornelis van der Goes in 1688, Floris van Alckemade in 1718 en Frans Bernard Cousebant in 1742. Door vererving van de families Van Cromstrijen, Van der Goes en Van Alckemade zijn de bescheiden tot de familie Cousebant gekomen
De akte van overdracht is foutief gedateerd 1627.
Reg. no. 187
Karel enz. oorkondt ten overstaan van diens oom en voogd Jan van Outhuesden en andere getuigen, dat hij Jan Numan beleend heeft met de ambachtsheerlijkheid van Strijen met toebehorende rechten en de nieuwe aanwassen, gorzen, slikken en rietvelden, gelegen tussen de Westmaze en het diep van Strijemonde langs de Group, met Cromstrijen ten westen, Wijnekeen ten zuiden en het nieuwe land van Essche ten oosten, komende van zijn vader meester Gherijt Numan met toestemming van zijn broeder meester Pieter Numan.
Afschrift van ca. 1750 ( Inv. no. 636 ).
Met aant. in dorso betr. de aflossing van een hypotheek, 1629
Zeer zwaar beschadigd
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
De jaren 1736, 1743, 1764, 1765 en 1776 ontbreken
Tot de gecommitteerden behoorden achtereenvolgens Floris van Alckemade, Frans Bernard Cousebant en Floris Cousebant
Aangetast door vocht
Met in margine aant. betr. de opbrengst, 1759
De heerlijkheid Maneghem, gelegen in de parochie van Meulebeke en Pittem in West-Vlaanderen, werd in 1665 door de erfgenamen van Jacob Kerremans opgedragen aan zijn zwager Floris van Alckemade. Diens zoon Floris Ignatius van Alckemade noemde zich nog in 1734 onder meer heer van Maneghem. Het verdere verloop van de heerlijkheid blijkt niet uit de bescheiden van het familiearchief Cousebant
Blijkens aant. in dorso moet onder Floris heer in Bergerswael verstaan worden Floris van Alckemade en is Bergerswael "een stuck leen in Noort Holland"
Mr. Gerard van Renoy, raad en rekenmeester van Holland, werd in 1542 door Karel V na aankoop beleend met de hoge en lage heerlijkheid van het Nedereinde van Spijk met het slot met tien hont land genoemd "de Cloot", alsmede met de tienden van geheel Spijk, zowel van het Over- als van het Nedereinde met uitzondering van die van de papelijke prouve. Nadat het leen in 1567 krachtens zijn testament was overgegaan op zijn dochter Anna van Renoy, gehuwd met mr. Christiaen van der Goes, en vervolgens in 1590 op haar oudste broeder Gerard van Renoy, verkocht laatstgenoemde de heerlijkheid in 1611 aan Cornelis van Aerssen, griffier der Staten-Generaal.
Vgl. "Archivalia betreffende de heerlijkheid en de tienden van Spijk, zomede het slot genaamd "de Cloot", 1408-1765" berustende bij de Derde Afdeling van het Algemeen Rijksarchief. De in het familiearchief Cousebant voorkomende bescheiden zijn afkomstig van de voornoemde Annavoornoemde Anna van Renoy en mr. Christiaen van der Goes
Reg. no. 388
Philips, koning van Castillien enz., oorkondt ten overstaan van leenmannen van Holland, dat hij Anna van Renoy, met als voogd haar echtgenoot mr. Christiaen van der Goes, schout van Delft, beleend heeft met het huis en 10 hont land, genoemd de Cloot, alsmede met de hoge en lage heerlijkheid van Spyck krachtens het testament van haar vader mr. Gerryt van Renoy, heer van Spyck en eerste rekenmeester van Holland van 2 januari 1567 (1566 stilo Delphico).
Oorspr. ( Inv. no. 682 ) met het zegel in rode was van de Leenkamer van Holland.
Reg. no. 430 no. 432 no. 433 en no. 437
Philips enz. oorkondt, dat hij het beroep van Geraert van Renoy en mr. Willem Muys voor zijn echtgenote Margriete Denlis op de Grote Raad vanwege een uitspraak van het Hof van Holland tot hun nadeel in een proces tegen mr. Xristiaen van der Goes, schout van Delft, als heer van Spyck voor zijn echtgenote Anna van Renoy en als voogd van de nagelaten kinderen van zijn schoonvader mr. Gerrit van Renoy, eerste rekenmeester van Holland en heer van Spyck, inzake de uitvoering van diens testament en zijn echtgenote Anna de Potis niet ontvankelijk verklaart (Zie Reg. no. 430 en no. 432).
Oorspr. ( Inv. no. 683 ) met het zegel in rode was van de oorkonder.
Het Hof van Holland oorkondt, dat de aanklacht van mr. Christiaen van der Goes, schout van Delft, eiser namens zijn echtgenote Anna van Renoy, dochter van wijlen Geryt van Renoy, eerste rekenmeester van Holland en heer van Spyck, alsmede namens de uitvoerders van het testament van zijn schoonvader, tegen Gerrit Renoy, heer van Spyck, gedaagde, niet ontvankelijk is verklaard.
Oorspr. ( Inv. no. 683.1 ). Gehecht aan verzoekschrift.
Christiaen van der Goes, schout van Delft, verzoekt namens zijn echtgenote Anna van Renoy als erfgename van haar vader mr. Geraert van Renoy, heer van Spyck enz., aan de Grote Raad te Mechelen om herziening van de uitspraak van het Hof van Holland van 2 juni 1571, waarbij ingevolge het testament van haar vader het Huis en de heerlijkheid van Spijk werden toegewezen aan zijn zwager Gerrit Renoy (Zie Reg. no. 430).
Oorspr. ( inv. no. 683.1 ).
Philips enz. oorkondt, dat hij op verzoek van Christiaen van der Goes het Hof van Holland alsmede Gerrit van Renoy heeft gedagvaard voor de Grote Raad te Mechelen om de uitspraak van 2 juni 1571 te herzien (Zie Reg. no. 430).
Oorspr. ( Inv. no. 683.1 ). aangehecht charter
Reg. no. 438
Schepenen van Den Haag oorkonden, dat Pieter Schoeck, baljuw van Zuythollant, zich borg heeft gesteld voor 18 morgen land te Vueren ten behoeve van Walraven van Dalen, heer van Spyck, in de plaats van zijn borgstelling voor 18 morgen land ten behoeve van Jacob van der Wyel Adriaensz., met een losrente ten bedrage van 10 pond per jaar.
Oorspr. ( Inv. no. 684 ). De zegels van de beide schepenen zijn verloren.
Met in dorso de aant.: "XVIII morgen landt genoempt Bouwwech in Spych".
Niet raadpleegbaar
Reg. no. 336 no. 339 en no. 355
Gerard van Renoy zal dit stuk hebben toegezonden aan zijn zwager mr. Christiaen van der Goes ter opheldering
Beschadigd
Schepenen van Spyck oorkonden, dat Joris Vinck Anthonissen overgedragen heeft aan Elyzabeth Querin Cornelisz. weduwe een huis en hofstede, gelegen op het Nedereind van Spyc.
Afschrift van 28 januari 1594 door J. G. de Renoij uit het leenregister van de heerlijkheid van Spyck ( Inv. no. 685 ).
Schepenen van Spyc oorkonden, dat Ambrosius Quirenensz. en Jan Janssen als voogd van zijn echtgenote Anthonia Quyrenensdochter overgedragen hebben aan Cornelis Symonsen een hofstede te Spyc (Zie Reg. no. 336).
Afschrift van 28 januari 1594 door J. G. de Renoij uit het leenregister van de heerlijkheid van Spyck ( Inv. no. 685 ).
Schepenen van Spyc oorkonden, dat Cornelis Symonsen overgedragen heeft aan mr. Geerit van Renoy, heer van Spyc 't Nedereynt, een hofstede te Spyc (Zie Reg. no. 336 en no. 339).
Afschrift van 28 januari 1594 door J.G. de Renoij uit het leenregister van de heerlijkheid van Spyck ( Inv. no. 685 ).
Niet raadpleegbaar
Op 16 augustus 1752 verwierf Maria Catharina Emonds de ambachtsheerlijkheden Groot Waspik, Elf en een halve hoeve en Hendrik Luyten ambacht. Bij donatio inter vivos van 8 september 1741 schonk zij bovengenoemde ambachtsheerlijkheden aan haar zoon Francois Bernard Cousebant. De ambachtsheerlijkheden bleven in het bezit van de familie Cousebant tot in de 19e eeuw
Zie voor de desbetreffende stukken van de advocaat De Ville onder aanwinsten van het Algemeen Rijksarchief 1814-II, geplaatst als aanhangsel bij het archief van het Hof van Holland, inv. no. 6172-6175
Reg. no. 3 no. 4 no. 14, no. 19 no. 30 no. 61 no. 79 no. 82 no. 91 no. 106 no. 109 no. 120 no. 122 en no. 191.
De stukken dragen de letters A. tot en met AAA, met dien verstande dat onder elke letter of lettercombinatie soms verscheidene nummers horen. Enkele stukken ontbreken. Hieronder retroacta van 1317 af in afschrift. Alleen van de afschriften en extracten van vóór 1500 zijn regesten gemaakt
Wilhem, graaf van Henegouwen enz., oorkondt, dat hij als een erfleen verkocht heeft aan Claas Gerritsz. van Wieldregt het ambacht van Raamsdonc.
Afschrift van 12 september 1740 door A. Roels, notaris te Den Haag, uit een boek ter secretarie van Raamsdonk, afschrift uit het leenregister van Holland, gemerkt E.E. (Inv. no.).
Gedrukt: Van Mieris, Charterboeken, II, blz. 167.
Zie ook: Drossaers, Nassause Domeinraad I 2, Reg. no. 132.
Willem, graaf van Henegouwen enz., oorkondt, dat hij zijn knape Boudewijn van den Poele beleend heeft met 4 hoeven moer "op den wildert", gelegen ten zuid-oosten van Raamsdonke, met het daarbij behorende ambacht.
Afschrift van 17 november 1745 door J. Verlinden, notaris te Den Haag, van een afschrift van 19 maart 1742 door de griffier van de lenen uit het register E.L. 24 folio 31 (Inv. no.).
Zie ook: Drossaers, Nassause Domeinraad I 2, Reg. no. 163.
Willem, graaf van Henegouwen enz., oorkondt, dat hij als een erfleen verkocht heeft aan Gielis van Wendelsnise 11 ½ hoeve moer en wildernis, gelegen boven het gerecht van Groot-Waspik, met nadere bepalingen omtrent de afwatering en de rechten en plichten van toekomstige bewoners.
Gevidimeerd in het afschrift van de oorkonde van 1 juni 1389 (Reg. no. 19).
(Albrecht, hertog van Beieren enz.,) oorkondt ten overstaan van mannen van leen, dat hij: Lude Hendrikssoen van Wendelsnesse beleend heeft met 5 hoeven moer en wildernis, gelegen tegen het ambacht van Neder-Waspik tussen de Buermoer en Ludenambacht, en komende van Pieter Weerts (of Waarts).
Afschrift van 15 november 1745 door J. Verlinden, notaris te Den Haag, van een afschrift van 23 november 1742 door de griffier van de lenen uit het register Liber 4 folio 196 (Inv. no.).
Onder het oorspr. stond de aant.: "Dit heeft Heijnric Ludesoen quijte geschouden minen Heer. Dirc van der Marwede heeftet weder ontfangen, ut patet in Registre 13 die Aprilis Anno 1429".
Broeder Bonden, prior van de Santroosen bij Sinte Geertruydenberge, oorkondt, dat hij vidimus geeft van de oorkonde van 18 januari 1341 (Reg. no. 5).
Afschrift van 15 november 1745 door J. Verlinden, notaris te Den Haag, van een afschrift van 1741 uit een register van overdrachten van het dorp Groot-Waspik (Inv. no.).
Aelbrecht enz. oorkondt ten overstaan van leenmannen van de grafelijkheid van Holland, dat hij Willem van Wendelnesse beleend heeft met het ambacht van Groot-Waspijck, komende van Herman Haec Jacobssoon.
Afschrift van 29 januari 1742 door de griffier van de lenen uit het register T.T.C. folio 47 (Inv. no.).
Johan (van Beieren) oorkondt ten overstaan van leenmannen van de grafelijkheid van Holland, dat hij Willem van Wendelsnesse erfelijk beleend heeft met het ambacht van Groot-Waspijc en het ambacht van Elf hoeven moers.
Afschrift van 29 januari 1742 door de griffier van de lenen uit het register In Beijeren 9, fol. 210. ( Inv. no. 690 , D3).
Philips enz. oorkondt ten overstaan van zijn raad en leenmannen van de grafelijkheid van Holland, dat hij Dieric van der Merwede beleend heeft met de hoge heerlijkheid van 's-Gravenmoer en 5 hoeven land en moer, komende van Lueden Hendrikxzoon.
Afschrift van 15 november 1745 door J. Verlinden, notaris te Den Haag, van een afschrift van 19 maart 1742 door de griffier van de lenen uit het register Beijeren IX, fol. 226 (Inv. no.).
Philips enz. oorkondt ten overstaan van zijn leenmannen, dat hij Goidschalcx Ooms erfelijk beleend heeft met het ambacht van Groot-Waspijk alsmede met het ambacht van Elf hoeven en een halve hoeve moer, gelegen boven het gerecht van Groot-Waspijk en komende van Gillis van Wendelsnesse, met als naaste erfopvolger diens zoon Thielman Oom.
Afschrift van 29 januari 1742 door de griffier van de lenen uit het register Philippus A, fol. 2v. (Inv. no.).
Philips enz. oorkondt ten overstaan van leenmannen van Holland, dat hij Godschalc Oem, heer van Wijngaarden, raad, beleend heeft met het ambacht van Raamsdonck met molen, visserijen, veren en verder toebehoren, komende van Margareta van den Poel van Spienoet met als voogd haar echtgenoot Raessen van Linteren.
Afschrift van een afschrift van 26 april 1735 door de griffier van de lenen uit het register Philips A, fol. 38v (Inv. no.).
Burgemeesters, schepenen en raad van Dordrecht oorkonden, dat ze onder nader genoemde voorwaarden besloten hebben tot de aanleg van eenweg op de moer, strekkende tot het ambacht van Besoijen, met het doen van een schouw en het aanstellen van heemraden overeenkomstig het besluit van hun gedeputeerden, de burgers van Sinte Geertruydenberg, heer Dirk van der Merwen, ridder, heer van Ethen enz., en andere personen.
Afschrift van 1 november 1741 door de secretaris van Waspik van een afschrift van 11 december 1720.
Philips enz. oorkondt ten overstaan van zijn raad en leenmannen van de grafelijkheid van Holland, dat hij Odelijen, dochter van wijlen heer Dirck van der Marwede, met als voogd Aarent van Wijk van Honsoirde, beleend heeft met de heerlijkheden van Eten, het slot en de dorpen Medewen en Babilonienbroek; met de lage heerlijkheid van Drongelen; met een rente ten bedrage van 100 pond per jaar, rustende op het slot te Medewen; met de hoge en lage heerlijkheid van 's-Gravenmoer met de ambachtsheerlijkheden van de Zijdwinde, Monsterkerk aan beide zijden van de Dussen en verder toebehoren; met ¼ deel van de helft van de wildernis van de Groten Wairt van Zuijd Hollant boven Sinte Geerdenberge; met hoeven moer met de ambachtsheerlijkheid in de Ham uit 's-Gravenmoer alsmede met stukken moer en wildernis gelegen naast het ambacht van Waspijk tussen de Buijeren moer.
Afschrift van 18 februari 1742 door de griffier van de lenen uit het register Principium capitulo Altena, fol. 4v (Inv. no.).
Philipis enz. oorkondt ten overstaan van zijn stadhouder en leenmannen van Holland, dat hij Thielman Oom van Wingaerden beleend heeft met de heerlijkheid van 5 hoeven moer en wildernis, gelegen naast het ambacht van Waspijck en genoemd Henrik Ludenszoons ambacht, komende van Oedelije van der Marweede heeren Dirkxdochter.
Afschrift van 29 januari 1742 door de griffier van de lenen uit het register Et Finis capitulo Zuyd-Holland, fol. 4v (Inv. no.).
Zie ook Reg. no. 109.
Philips enz. oorkondt ten overstaan van zijn leenmannen van Holland, dat hij Bertelmeus Pertant, rentmeester van Noortholland, beleend heeft met de hoge en de ambachtsheerlijkheid van 's-Gravenmoer, komende van Odelije heren Dircks geechte dochter van der Marweede met als voogd Janne die Voogt Claassoon.
Afschrift van ca. 1745 van een afschrift van 3 juli 1742 door de griffier van de lenen uit het register A. Et Finis capitulo Zuijdhollandt, fol. 6v. (Inv. no.).
Zie ook Reg. no. 109.
Jacob Oom, ridder, heer van Wyngaerden en van Rubryk, baljuw van Zuythollant, oorkondt, dat hij in de hoge vierschaar te Dordrecht ten overstaan van zijn welgeboren mannen aan Andries Jans handbetoon verleend heeft van de aan de heer verschuldigde bedragen bij een sterfhuis met mondige en onmondige kinderen en aan de schout bij een erfhuis van het goed voor de weeskinderen als pondgeld.
Afschrift van 31 augustus 1745 door de secretaris van Groot Waspik van een afschrift van 1568 door de secretaris van Elf en een halve hoeve moer en Groot Waspik uit het register van het ambacht van 's-Grevelsduyn te Waspik (Inv. no.)
Reg. no. 22 no. 124 no. 125 no. 132 no. 134 no. 135 no. 146 no. 178 no 179 no, 180 no. 181 no. 258 en no. 319
De stukken dragen de letters A. tot en met BB, met dien verstande dat onder elke letter of lettercombinatie soms verscheidene nummers horen. Enkele stukken ontbreken. Hieronder retroacta van 1393 af in afschrift. Alleen van de afschriften en extracten van vóór 1500 zijn regesten gemaakt
Aelbrecht enz. oorkondt ten overstaan van zijn raad en mannen, dat hij Jan van Bueren beleend heeft met twee delen van het ambacht van Waspyc, alsmede met het gehele ambacht in de Hoec van de Zudewinde, komende van wijlen diens oom Willem van Wendelnesse.
Afschrift van 29 januari 1742 door de griffier van de lenen uit het register Liber V folio 77 (Inv. no.).
Philips enz. oorkondt ten overstaan van zijn leenmannen van de grafelijkheid van Holland, dat hij Thielman Oom van Wijngaerden beleend heeft met het ambacht van Groot Waspyck, alsmede met het ambacht van Elffhoeven en een halve hoeve moer, gelegen boven het gerecht van Groot Waspijck en komende van zijn vader Goodschalcx Oom van Wingaerden (Zie Reg. no. 82).
Afschrift van 29 januari 1742 door de griffier van de lenen uit het register Et Finis capitulo Zuydholland, fol. XIIv (Inv. no.).
Philips enz. oorkondt ten overstaan van zijn leenmannen van Holland, dat hij Jan Oom van Wijgaarden beleend heeft met het ambacht van Raamsdonck met toebehoren, komende van wijlen zijn vader Goidschalcx Oom van Wingaarden. (Zie Reg. no. 91).
Afschrift van ca. 1745 van een afschrift van 26 april 1735 door de griffier van de lenen uit het register Et Finis capitulo Zuijdhollandt, fol. 13 (Inv. no.).
Karel enz. oorkondt ten overstaan van zijn stadhouder-generaal en leenmannen van de grafelijkheid van Holland, dat hij Philips van der Spaenge beleend heeft met de heerlijkheid van 5 hoeven moer en wildernis, genoemd Hendrick Ludensoons ambacht, gelegen naast het ambacht van Waspijck en komende van Tielman Oom van Wyngaerden, raadsman. (Zie Reg. no. 120).
Afschrift van 18 februari 1742 door de griffier van de lenen uit het register Karolus A capitulo Zuydholland, fol. 19v. (Inv. no.).
Karel enz. oorkondt ten overstaan van zijn stadhouder-generaal en leenmannen van Holland, dat hij Philips van der Spange beleend heeft met het ambacht van Raamsdonck, komende van Jan Oom van Wijngaerden. (Zie Reg. no. 125).
Afschrift van ca. 1745 van een afschrift van 24 april 1735 door de griffier van de lenen uit het register Karolus A capitulo Zuyd Hollandt, fol. 24 (Inv. no.).
Karel enz. oorkondt ten overstaan van zijn stadhouder-generaal en leenmannen van de grafelijkheid van Holland, dat hij Philips van der Spaenge beleend heeft met het ambacht van Groot Waspyc alsmede met het ambacht van Elffhoeven en een halve hoeve moer, komende van Tielman Oom van Wyngaerden, raadsman. (Zie Reg. no. 124).
Afschrift van 28 februari 1742 door de griffier van de lenen uit het register Karolus A, fol. 23v. ( Inv. no. 691 , H2).
Maximiliaen en Marie enz. oorkonden ten overstaan van hun stadhouder-generaal en leenmannen van de grafelijkheid van Holland, dat zij Cornelis van Bruhese beleend hebben met de hoge heerlijkheid en de ambachtsheerlijkheid van 's-Gravenmoer, alsmede met het ambacht van Groot Waspijck en het ambacht van Elffhoeven en een halve hoeve moer, gelegen boven het gerecht van Groot Waspyck en komende van Philips van der Spaenge (Zie Reg. no. 135).
Afschrift van 29 januari 1742 door de griffier van de lenen uit het register Maria Maximiliaen cap. Zuydholland, fol. 12 en 13 (Inv. no.).
Schepenen van Oosterhout oorkonden, dat Cornelis Bruheze overgedragen heeft aan zijn zoon Hendrick de heerlijkheid van 's-Gravenmoer, aan zijn zoon Anthonis de ambachtsheerlijkheden van Raamsdonck, Groot Waspijck, Henrick Ludens ambacht en Elve en een halve hoeve moer en aan zijn zoon Otto een hofstede met 7 morgen land, gelegen inde ban van Doveren in het Land van Heusden (Zie Reg. no. 146).
Afschrift van 28 februari 1742 door de griffier van de lenen uit het register A.P. Archidux cap. Zuijt Holland, fol. 34 (Inv. no.).
Leenmannen van de grafelijkheid van Holland oorkonden ten overstaan van schepenen van Oosterhout, dat Cornelis van Bruheze overgedragen heeft aan zijn zoon Henrick de heerlijkheid van 's-Gravenmoer, aan zijn zoon Anthonis de ambachtsheerlijkheden van Raamsdonck, Groot Waspiek, Henrick Luijdens ambacht en Elve en een halve hoeve moer en aan zijn zoon Otto een hofstede met 7 morgen land, gelegen in de ban van Doeveren in het Land van Heusden (Zie Reg. no. 178).
Afschrift van 28 februari 1742 door de griffier van de lenen uit het register A.P. Archidux capitulo Zuyd-Holland, fol. 34 (Inv. no.).
Philips enz. oorkondt ten overstaan van leenmannen van de grafelijkheid van Holland, dat hij Antheunis van Bruheze heleend heeft met de ambachten van Groot Waspyck en Elfe en een halve hoeve moer, alsmede met het amabcht van Raemsdonck, komende van zijn vader Cornelis van Bruheze (Zie Reg. no. 146, 178 en 179).
Afschrift van 28 februari 1742 door de griffier van de lenen uit het register A.P. Archidux cap. Zuyt-Holland, fol. 34v. (Inv. no.).
Philips enz. oorkondt ten overstaan van leenmannen van de grafelijkheid van Holland, dat hij Hendric van Bruheze Corneliszoone beleend heeft met de hoge en ambachtsheerlijkheid van 's-Gravenmoer, de ambachten van Groot Waspyck en Elff hoeven en een halve hoeve moer en met het ambacht van Raemsdonck, komende van wijlen zijn vader (Zie Reg. no. 146, 178 en 179).
Afschrift van 28 februari 1742 door de griffier van de lenen uit het register A.P. Archidux cap. Zuyd-Holland, fol. 33v. (Inv. no.).
Kaerle enz. oorkondt ten overstaan van leenmannen van Holland, dat hij Willem van Gent Corneliszoon beleend heeft met het ambacht van Groot Waspyck en met het ambacht van Elfhoeven en een halve hoeve moer, komende van wijlen zijn grootvader Heyndrick van Bruheze, met het afleggen van de leenhulde door zijn vader mr. Cornelis van Gent wegens minderjarigheid van de beleende (Zie Reg. no. 181).
Afschrift van 29 januari 1742 door de griffier van de lenen uit het Nieuwe Register cap. Zuydholland, fol. XVI (Inv. no.).
Karel enz. oorkondt ten overstaan van leenmannen van de grafelijkheid van Holland, dat hij Robrecht van Gendt beleend heeft met het ambacht van Groot Waspyck en het ambacht van Elfhoeven en een halve hoeve moer, komende van wijlen zijn broeder Willem van Gendt, (Zie Reg. no. 258).
Afschrift van 29 januari 1742 door de griffier van de lenen uit het register Confoederatio cap. Zuyd-Holland, fol. II (Inv. no.).
De inventaris is gemerkt A., verdere stukken ontbreken
Onder Holland moet worden verstaan het grondgebied van het voormalige graafschap en gewest Holland, omvattende de tegenwoordige provincies Noordholland, Zuid-Holland en het noord-westen van Noord-Brabant
Al deze stukken zijn afkomstig uit de nalatenschap van Hendrik van Wijk
Met aant. in dorso: "de helft van't Lantdrosthoeckjen"
Met in dorso aant. betr. de aflossing, 1606 en 1607
Onder de kleinkinderen bevindt zich Maria Keyser, weduwe van Adriaan Crucius
Reg. no. 373
Dit is Adriaen Gerritsz. van Hoorn
Het gerecht van Amsterdam oorkondt, dat aan Heeze Willemsz., eiser, toestemming wordt verleend tot het gebruik van een pad, lopend naar de wetering, ten nadele van Adriaen Gerritsz., gedaagde.
Oorspr. ( Inv. no. 713 ).
De grootvader van Hendrik van Wijk had deze huizen geerfd van Sara en Neeltje Caspers krachtens hun testament van 1646
Reg. no. 415
Philips, koning van Castillien enz., oorkondt ten overstaan van zijn leenmannen als graaf van Holland en heer van Asperen, dat hij Aernt van Renoy, baljuw van Schiedam, beleend heeft met de goederen van zijn ouders mr. Geraerdt van Renoy, heer van Spyck en eerste rekenmeester, en Anna de Potis.
Oorspr. ( Inv. no. 718 ) met het zwaar geschonden zegel in rode was van de Leenkamer van Holland.
Niet raadpleegbaar
Aangetast door vocht
Zie ook onder Uitgeest, (inv. no.828)
Vgl. het Archief van de Hofstede Oud-Alckemade, inv. no. 50 en no. 140
Niet raadpleegbaar
Zie onder Ooltgensplaat
Reg. no. 498
Met in dorso aant. betr. de aflossing in 1581
Schepenen van Delft oorkonden, dat Willem Pietersz. van Foreest verkocht heeft aan mr. Cornelis de Coninck en Jan Jansz. Graswinckel de jonge een rente ten bedrage van 37 carolus gulden en 10 stuiver per jaar, te lossen met de penning 16, vanwege de aankoop van een huis aan de Corenmarct, genoemd het Wapen van Dansick.
Oorspr. ( Inv. no. 726 ). De zegels van de beide schepenen zijn verloren.
Reg. no. 384 en no. 402
Philips, koning van Castillien enz., gelast mr. Christiaen van der Goes te Delft en Heynrick Aemen om ter dagvaart te verschijnen voor stadhouder en leenmannen van de grafelijkheid van Holland ter voortzetting van het proces tussen hen als opvolgers van wijlen Louris Pieters en wijlen Aem Heyndrycxz. met als medeprocesgenoot wijlen Adriaen Jacobs als gedaagden enerzijds en Cornelis Herweyer, koopman te Delft, als opvolger van wijlen zijn vader Anthonis Herweyer, en Floris van Oije als eisers anderzijds, inzake de verdeling van zekere leengoederen van de grafelijkheid van Holland.
Afschrift van een afschrift van ca. 1569 ( Inv. no. 727 ).
Philips enz. oorkondt, dat het Leenhof van Holland het proces zal voortzetten tussen Coornelis Herweyer, koopman te Delft, opvolger van wijlen zijn vader mr. Anthoenis Herweyer, en Florys van Oye te Leiden als eisers enerzijds en mr. Christiaen van der Goes, schout van Delft, als opvolger van wijlen Laurys Pietersz., en Heynryck Aemsz. als opvolger van Aem Heynrycxsz. als gedaagden anderzijds.
Afschrift van 16 juli 1569 ( Inv. no. 727 ).
Niet raadpleegbaar
Ten einde de vergoeding te kunnen betalen kreeg Johan Theodoor van Alckemade van de Staten van Holland gedaan, dat zij zeker land in de Moerdijk in de Ketel onder de Zwaluwe uit de ban van fideicommis ontsloegen, terwijl ook de huur van zekere percelen land te Zevenbergen voor de schadevergoeding werd gebruikt
De beide liassen over 1780-1787 bevatten tevens enkele stukken betreffende percelen land onder Sassenheim alsmede betreffende lesgelden voor Pieter Cousebant
Zie onder Schoorl
Met een oorkonde van Otto van Egmond als omslag, (ca. 1430). Reg. no. 75. Zie inv. no. 1060
Reg. no. 419
Vermoedelijk is dit huis later overgedragen aan Pieter Jansz. de Kies en heeft deze akte hierbij gediend als retroacte, vgl. inv. no. 738
Schepenen van Haarlem oorkonden, dat Kathryn Claesdochter, weduwe van Jacob Meynaertsz., houtzager, met als voogd haar zoon Claes Jacobsz., metselaar, overgedragen heeft aan Jacob van Assendelft een huis met erf in de Achtercamp.
Oorspr. ( Inv. no. 737 ) met de zegels van de beide schepenen. Het zegel van de eerste schepen is geschonden.
Reg. no. 497
Onder Pieter Jansz. moet worden verstaan Pieter Jansz. de Kies.
Het perceel werd aan de ene zijde begrensd door een perceel van de weduwe van Jacob van Assendelft, vgl. inv. no. 737
Schepenen van Haarlem oorkonden, dat Geleyn Rochusz., korendrager, voor de ene helft en Lieven Jansz., kleermaker en voogd van zijn dochter met als moeder Marytgen Claesdr., voor de andere helft overgedragen hebben aan Pieter Jansz., stoeldraaier, een ledig erf in de Achtercamp te Haarlem.
Oorspr. ( Inv. no. 738 ) met de zegels van de beide schepenen. Het zegel van de tweede schepen is beschadigd.
Het huis was "by den troublen ommegehaelt"
Met aant. in dorso omtrent zekere toebetaling aan Frans Adriaansz. Kies als oom en voogd van de nagelaten kinderen van Barent Wiggersz. Cousebant, 1604
Reg. no. 514
Schepenen van Haarlem oorkonden, dat Jan Thomasz., schipper, overgedragen heeft aan Sybrant van Berckenrode een huis in de Cleyne Houtstrate.
Oorspr. ( Inv. no. 742 ) met de zwaar beschadigde zegels van de beide schepenen.
Met in dorso akte van ontslag van de waarborg, die de verkoper had gegeven, door Barent Wiggersz., brouwer, en de overige kinderen van Wigger Claesz. Cousebant, 1596
Reg. no. 417
Met aant. in dorso betr. nadere bepaling van de koopsom
Schepenen van Haarlem oorkonden, dat Jan Martynszoon, doctor in de medicijnen, overgedragen heeft aan Sybrant van Berckenroede als man en voogd van Macktelt van Huessen een huis met erf in de Smeedestrate bezwaard met een hypotheek ten bedrage van 435 carolus gulden ten name van Jan Thaemsz., drapenyerder.
Oorspr. ( Inv. no. 747 ) met de zegels van de beide schepenen.
Reg. no. 474
Schepenen van Haarlem oorkonden, dat Goossen Gerritsz. van Harderwyck overgedragen heeft aan Sybrant van Berckenroede, Jacob Jacobsz., molenaar, Willem Cornelisz., molenmaker, en Lenert Zybrantsz., korenkoper, een molenwerf met het recht van de wind, erf en opstallen, gelegen buiten de Zylpoorte.
Oorspr. ( Inv. no. 749 ) met het zwaar geschonden zegel van de eerste schepen. Het zegel van de tweede schepen is verloren.
Reg. no. 27 en no. 28
In dorso van beide akten de aant.: "in Berckenroede hoefstede"
Aelbrecht, hertog van Beieren enz., oorkondt, dat hij verkocht heeft aan Coen Cusz. van Oisterwyc, ridder, 5 morgen veen te Heemstede met het recht van wederverkoop, onder korting van de koopsom op een schuld van de hertog bij koper vanwege verbouwing van het Huis te Teylingen.
Oorspr. ( Inv. no. 753.2 ) met het zegel van de oorkonder.
Coen van Oesterwijc Willems Custersz., ridder, oorkondt, dat hij verkocht heeft aan Jan van Foreest 5 morgen veen te Heemstede, komende van de graaf van Holland.
Oorspr. ( Inv. no. 753.1 ) met het zegel van de oorkonder in bruine was.
Zie ook Reg. no. 27.
Reg. no. 219
Albrecht Ysbrantsz., prior van het regulierenklooster Syon te Heyloo, oorkondt, dat hij verkocht heeft aan Augustin van Teylingen een perceel weiland en een perceel hooiland, gelegen in de "gemeene maede" in de ban van Heyloo.
Oorspr. ( Inv. no. 754 ) met het zegel van het convent. Het zegel van de overste van het klooster is verloren.
Met in dorso aant. betr. de aflossing, 1673-1677
Niet raadpleegbaar
Vermoedelijk moet onder juffrouw Cousebant worden verstaan Maria Christina Genoveva van Alckemade
Zie ook onder Schoten
Jan van Persijn was een verwant van Jacob van der Wiele, die een oom was van Beatrix Duyst van Voorhout, gehuwd met Sybrand van Alckemade
Reg. no. 158 en no. 162
Walraven, heer van Brederode en Vianen, burggraaf van Utrecht en heer van Ameide, oorkondt ten overstaan van zijn leenmannen, leenmannen van de grafelijkheid van Hollanden andere goede lieden, dat hij Jan Conincxzoon beleend heeft met een hofstede te Leyderdorp, komende van Kostyn van der Does Dirckxzoon.
Oorspr. ( Inv. no. 762.1 ) met het iets geschonden kleinzegel in rode was van de oorkonder.
Walraven, heer van Brederode en Vyanen, burggraaf van Utrecht en heer van Ameyden, oorkondt, dat hij ten behoeve van Johan Connincx uit het leenverband ontslagen heeft een hofstede met percelen land te Leyderdorp, komende van Dircx kinderen van der Does.
Oorspr. ( Inv. no. 762.2 ) met het zwaar geschonden zegel in rode was van Gelante van Lalaing, weduwe van de heer van Brederode en moeder van oorkonder.
Zie ook Reg. no. 158.
Reg. no. 259 no. 271 en no. 272
De schout in het ambacht van Leyderdorp oorkondt, dat Gielis Jansz. verkocht heeft aan zijn halfbroeder Jan Connincxz. 1/16 deel van de hofstede Vergou te Leyderdorp als zijn erfdeel van zijn moeder Ermtgen Claesz.
Oorspr. ( Inv. no. 763.1 ). Het zegel van de oorkonder is verloren.
De schout in het ambacht van Leyderdorp oorkondt, dat Gelis Jansz. verkocht heeft aan zijn halfbroeder Jan Conincxz. de helft van ¼ deel van de hofstede Vergou, gelegen tegenover het regulierenklooster te Leyderdorp, als zijn erfdeel van zijn vader Jan oom Gelis.
Oorspr. ( Inv. no. 763.1 ). Het zegel van de oorkonder is verloren.
De schout in het ambacht van Leyderdorp oorkondt, dat Claes Jansz. verkocht heeft aan zijn halfbroeder Jan Conincxz. 1/16 deel van de hofstede Vergou, gelegen tegenover het regulierenklooster te Leyderdorp, als zijn erfdeel van zijn moeder Ermgaert Claes; alsmede dat Claes Jansz. en Jan Brunesz. als voogd over zijn echtgenote Anna Jansdr. verkocht hebben aan hun halfbroeder Jan Conincxz. de helft van ¼ deel van voornoemde hofstede als hun erfdeel van hun vader Jan oom Gelis.
Oorspr. ( Inv. no. 763 ) met het zegel van de oorkonder.
Reg. no. 159
Schepenen van Leiden oorkonden, dat Wouter Jansz. en Claes Roelofsz. verkocht hebben aan Jan Conincxz. de helft van 2 morgen land, gelegen in het ambacht van Leyderdorp.
Oorspr. ( Inv. no. 764 ) met het zegel van de eerste schepen. Het zegel van de tweedeschepen is verloren.
Reg. no. 160
Schepenen van Leiden oorkonden, dat de gebroeders Costyn van der Does, Jan van der Does en Lodewyck van der Does, priester, verkocht hebben aan Jan Conincxz. de helft van 8 percelen land te Leyderdorp, waarvan de andere helft "gemeen ende gemengeder vuer ende gemengeder aerde" behoort aan de kinderen van Philips van Almonde te Delft, en waarvan 4 percelen genoemd zijn Den Huyck, Den Vinckel, Den Amercamp en het land "daer dat Duijfhuijs in staet".
Oorspr. (Inv.no. 765) met het geschonden zegel van de eerste schepen. Het zegel van de tweede schepen is verloren.
Reg. no. 357
De schout van Leyderdorp oorkondt, dat Claes Aelwyn Claesz. te Leiden verkocht heeft aan Katheryn Willemsdr., weduwe van Jan Conincssz. te Haarlem, 2 percelen land te Leyderdorp, waaronder het Avercampgen, komende van haar voornoemde echtgenoot.
Oorspr. ( Inv. no. 766 ). Het zegel van de oorkonder is verloren.
Niet raadpleegbaar
Zeer zwaar beschadigd
Niet raadpleegbaar
Eén der akten is zwaar beschadigd
Reg. no. 286
Leden van de Rekenkamer in Den Haag oorkonden, dat zij in pacht gegeven hebben aan Laurens Pietersz. te Delft 11 ½ morgen land, gelegen in het ambacht van Maeslandt, voor de termijn van 10 jaar.
Oorspr. ( Inv. no. 771 ).
Op de ene akte ontbreekt de handtekening van de heer van Warmond
Ooltgensplaat en Den Bommel vormden tezamen de heerlijkheid van Sint Adolphsland
Niet raadpleegbaar
Reg. no. 138 no. 150 no. 151 no. 152 no. 155 no. 156 no. 208 no. 209 no. 215 en no. 224
Maria, hertogin van Bourgoingnen enz., oorkondt, dat zij als vrouwe van Putte in erfpacht gegeven heeft aan haar nicht Anne van Bourgoingnen, vrouwe van Ravenstain enz., de gorzen, aanwassen en aanworpen, genoemd Galenthee en Oelkensplate, met de gorzen van Den Bommel tot Grysoerde toe om deze te moeren of te bedijken onder schenking van de ambachtsheerlijkheid en de daaruit voortvloeiende rechten en tienden.
Afschrift van 1605 in ( Inv. no. 773 , fol. 1v.
Geinsereerd in de oorkonde van 8 november 1481 (Reg. no. 151).
Zie voor de oorspronkelijke oorkonde: Mej. Wolterbeek-Muller: Inventaris van archivalia betreffende de heerlijkheid Sint-Adolfsland, genaamd Ooltgensplaat en Den Bommel. (Handschrift Algemeen Rijksarchief, Reg. no. 1).
Maximiliaen en Maria, hertog en hertogin van Oostenryck enz., oorkonden, dat zij wederom onder nader overeengekomen voorwaarden in erfpacht gegeven hebben aan Anna van Bourgoingnen, vrouwe van Ravestain enz., de gorzen, aanwassen en aanworpen, genoemd de Galenthee, Oelkensplate, Vloyhil, en Den Bommel, die Marie, hertogin van Bourgoingnen enz., haar reeds bij oorkonde van 17 februari 1477 in erfpacht had gegeven (Reg. no. 138).
Afschrift van 1605 in Inv. no. 773 , fol. 1.
Geinsereerd in de oorkonde van 8 november 1481 (Reg. No. 151.)
Zie Wolterbeek-Muller: Reg. no. 2.
Anna van Bourgoingnen, vrouwe van Ravestain, Wynendale, Duvelandt, Sommelsdyck enz., oorkondt, dat zij in erfpacht gegeven heeft aan Pieter Lanchals, raadsman en hofmeester van de hertog van Oostenrijk, 1/6 deel van de gorzen, aanwassen en aanworpen, genoemd de Galenthee, Oelkensplate, Vloyhil en Den Bommel, bestaande onder meer uit pachten, tienden, vronen en ettingen van de droge dijken, onder voorbehoud van de rechten van de ambachtsheerlijkheid. (Zie Reg. no. 138 en Reg. no. 150).
Afschrift van 1605 in Inv. no. 773 , fol. 1.
Zie Wolterbeek-Muller: Reg. no. 5.
Anna van Bourgoingnen, vrouwe van Ravestein enz., oorkondt, dat zij ter bedijking uitgegeven heeft aan Jacob van Borsselle, ridder, Geeraet van Abenbroucke, Cornelis Gillisz. en hun deelgenoten tweemaal L/4 deel, en aan Dirck Jansz., mr. Claes van den Nesse en hun deelgenoten éénmaal ¼ deel van de gorzen, genoemd Oelkensplate, Vloyhil, Galenthee en Den Bommel, onder voorwaarde dat haar eigen ¼ deel mede wordt bedijkt, dat zij in het nieuwe land, te noemen Sinct Adolphslandt, tienden, jaarschoten en de ettingen van de droge dijken zal mogen heffen, de naasting van verkochte goederen zal hebben en op elke 5 gemeten 1 gemet vrije vroon zal krijgen.
Afschrift van 1605 in Inv. no.773, fol. 11.
Gevidimeerd in de oorkonde van 10 oktober 1483 (Reg. no. 156).
Zie Wolterbeek-Muller: Reg. no. 9.
Pieter Lanchals, hofmeester, en Jan Oudaert, raadsman van de hertog van Oostenrijk enz., oorkonden, dat zij in erfpacht gegeven hebben aan meester Jacob Croesinck, raadsman van de hertog en meester in de Camere van zijn Reeckeningh in Hollandt, 1/10 deel van hun ? deel van de gorzen van Oelkensplate en Vloyhil, alsmede 1/6 deel van de onbedijkte gorzen van de Galenthee, Oelkensplate, Vloyhil en Den Bommel.
Afschrift van 1605 in Inv. no. 773 , fol. 17.
Zie voor de oorspronkelijke oorkonde: Wolterbeek-Muller: Reg. no. 11.
Burgemeesters, schepenen en raad van Geervliet oorkonden, dat zij vidimus geven van de oorkonde van 13 maart 1482 (Reg. no. 152).
Afschrift van 1605 in Inv. no. 773 , fol. 11.
Zie voor de oorspronkelijke oorkonde: Wolterbeek-Muller: Reg. no. 13. Aldaar gedateerd 10 oktober 1483.
Philips van Cleve en van de Marcque, heer van Ravestain enz., oorkondt, dat hij ter bedijking uitgegeven heeft aan Adolph Rardinck, rentmeester van Seelant Bewesterschelt, zijn ? deel van het gors de Galenthee bij Sint Adolphslandt, onder voorwaarde dat hij in het nieuwe land tienden, jaarschoten en de ettingen van de droge dijken zal mogen heffen en op elke 6 gemeten 1 gemet vrije vroon zal krijgen, alsmede dat tevens de bedijkers gevrijwaard worden van aanspraken van de kinderen van wijlen Boudewijn de bastaard en andere personen.
Afschrift van 1605 in Inv. no. 773 , fol. 21.
Zie Wolterbeek-Muller: Reg. no. 26.
Adolph Hardinck, rentmeester van Seelant Bewesterschelt, oorkondt, dat hij onder nadere voorwaarden ter bedijking aangenomen heeft van Philips van Cleve en van der Marcke. heer van Ravesteyn enz., het gors de Galenthee bij Sint Adolphslandt (Zie Reg. no. 208).
Afschrift van 1605 in Inv. no. 773 , fol. 26v.
Zie voor de oorspronkelijke oorkonde: Wolterbeek-Muller: Reg. no. 27.
Philips van Cleven en van Marcke, heer van Ravestain enz., oorkondt, dat hij ter bedijking uitgegeven heeft aan Willem Simonsz. en Witte Jacobsz. zijn ? deel van de gorzen van de Noortpolder bij Sinct Adolphslant, onder voorwaarde dat hij in het nieuwe land tienden, jaarschoten en de ettingen van de droge dijken zal mogen heffen en op elke 6 gemeten 1 gemet vrije vroon zal krijgen, alsmede dat de bedijkers gevrijwaard worden van aanspraken van de kinderen van wijlen Boudewijn de bastaard en andere personen.
Afschrift van 1605 in Inv. no. 773 , fol. 32.
Zie Wolterbeek-Muller: Reg. no. 28.
Philips van Cleve en van de Marcke, heer van Ravestain enz., oorkondt, dat hij ter bedijking uitgegeven heeft aan Adolph Hardinck, rentmeester van Zeelandt Bewesterscheldt, en Victor van der Sickele, baljuw van Vlissingen, zijn ? deel van ongeveer 1200 gemet van het gors, genoemd Den Bommel, Kyctuuyt Swartenhouck, en van het schor, genoemd de Meulenpolder, vast verbonden aan Sinct Adolphslandt, binnen de termijnen van 6 en 9 jaar, onder voorwaarde dat hij in het nieuwe land tienden, jaarschoten en de ettingen van de droge dijken zal mogen heffen en op elke 6 gemeten 1 gemet vrije vroon zal krijgen.
Afschrift van 1605 in Inv. no. 773 , fol. 36.
Zie Wolterbeek-Muller: Reg. no. 29.
Reg. no. 211
Philips van Cleve en van der Marcke, heer van Ravesteijn, Edinge, Wijnendaer, Dreijscher en St. Adolphslant, oorkondt, dat hij ter bedijking uitgegeven heeft aan Adolph Harding (alias Herdinck), rentmeester van Zeeland Bewesterschelde, alsmede aan Victor van den Sickele, baljuw van Vlissingen, het gors Den Bommel, Kijckuijt en Swartenhouck en de schor de Molenpolder, gelegen in het land van Putte naast Sint Adolphslant, tot het maken van korenland onder nader overeengekomen voorwaarden.
Afschrift van ca. 1660 ( Inv. no. 774 ).
Simon Graswinckel verwierf dit leen van zijn tante van moeders zijde Cornelia Simonsdr.
Adriaen Graswinckel verwierf dit leen van zijn vader Simon Graswinckel
De 18e rekening is eerst afgehoord in 1795
Reg. no. 285 no. 287 no. 288 no. 289 en no. 293
Maximiliaen van Bourgoingnen, heer van Gend, van der Vere enz., admiraal van der zee, oorkondt, dat hij volmacht verleent aan Anthonis Hosius, deken van de kapel van Sandenburch, Wolffaert van Borssele, heer van Scellacht, mr. Sebastiaen Spaignaert en Inghel Diericxsone, baljuw van Brouwershaven, tot verkoop van zijn goederen in Duvelandt, Brauwershaven, in de Agger, in de Cruenincxpolder ter Nissen, in de Galenthee, Bommel en elders gelegen in verband met schulden, aangegaan na de dood van zijn vader Adolph van Bourgoignen.
Geinsereerd in de oorkonde van 16 oktober 1545 (Reg. no. 287)
Anthuenis Jacobsz. Hoessaert van Wemelden, deken te Zandenburch, en Ingel Derixz., baljuw van Brouwershaven, oorkonden, dat zij als gevolmachtigden van Maximiliaen van Bourgondien verkocht hebben aan Marinus Willemsz. 16 gemeten en 238 roeden land in Den Bommel, in pacht bij Baert Jan Lenaertsz. (Zie Reg. no. 285).
Oorspr. ( Inv. no. 781 ).
Gecommitteerden van de heer van Beveren oorkonden, dat zij toestemming verlenen aan Marinus Willemsz. zijn brieven van garand terug te geven wegens het betalen van de koopsom voor 16 gemeten en 238 roeden land.
Afschrift van 1546 door de gezworen klerk van Zierixie. ( Inv. no. 781 ).
Zie ook Reg. no. 287.
Schepenen van Sinct Adolphs, genoemd Oelkinsplate, oorkonden, dat Adriaen Jansz., rentmeester van de ambachtsheer en gevolmachtigde van Anthonius Hosius, mr. Sebastiaen Spaignaert en van Inghel Diericxz., procuratoren van de goederen van Maximiliaan van Bourgondië, verkocht heeft aan Marinus Willemsz. te Ziericqzee 16 gemeten en 238 roeden land met gorzen in de polder van Bommel.
Oorspr. ( Inv. no. 781.1 ) met de zegels van de drie schepenen.
Zie ook Reg. no. 285, 287 en 288.
Schepenen van Zierikzee oorkonden, dat zij vidimus geven van de oorkonde van 28 oktober 1545 (Reg. no. 289).
Oorspr. ( Inv. no. 781.2 ) met de zegels van de drie schepenen.
Reg. no. 365
Schepenen van Sint Adolphslant, anders genoemd Oeltgesplate, oorkonden, dat Phillip Yemansz., nazaat van wijlen Quiryn Hugez., verkocht heeft aan Marinus Willemsz. te Ziericxzee omtrent 8 gemeten land, gelegen in de polder van Den Bommel.
Oorspr. ( Inv. no. 782 ) met de zegels in bruine was van de beide schepenen.
Reg. no. 382
Schepenen van Sinct Adolphslant, anders genoemd Oeltgesplate, oorkonden, dat de erfgenamen van Quiryn Hugez. hun goedkeuring hechten aan de verkoop van omtrent 8 gemeten land, gelegen in de polder van Den Bommel, door Phillip Yemansz. aan Marinus Willemsz. te Zierikzee (Zie Reg. no. 365).
Oorspr. ( Inv. no. 782.2 ) met de zegels van de beide schepenen.
Onder mr. Maarten Willem Symontsz. moet verstaan worden mr. Maarten van Cromstrijen
Niet raadpleegbaar
Het stuk van 1640 is zeer zwaar beschadigd
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Reg no. 522 no. 523 no. 575 no. 580 no. 584 no. 585 no. 587 en no. 588
Schepenen van Sincte Adolphslandt, anders genoemd Oelkensplate, oorkonden, dat Jan Marnusz. de Jonge, gevolmachtigde van Marnus Mogge, verkocht heeft aan Hans Chybertsz. 5 gemeten land met ? deel van een huis in de Noortpolder.
Oorspr. ( Inv. no. 794 ). Het zegel van de eerste schepen is verloren en dat van de tweede schepen zwaar geschonden.
Schepenen van Sinct Adolphslant, anders genoemd Oelkensplaet, oorkonden, dat Dierck van Foreest Pietersz, medeschepen, schuldig is aan Jan Cornelisz. Boye en zijn weeskinderen het bedrag van 37 pond en 10 schelling Vlaams vanwege zijn aankoop van 10 gemeten land met ¼ deel van een huis in de Noortpolder.
Oorspr. ( Inv. no. 794.3 ) met het zegel van de tweede schepen. Het zegel van de eerste schepen is verloren.
Burgemeesters en schepenen van Zierikzee oorkonden, dat Jan Cornelisz. Boeye overgedragen heeft aan zijn beide weeskinderen met als moeder Magdalena Lenaert Houtmansdr. de helft van 37 pond en 10 schelling Vlaams (Zie ook Reg. no. 585 en no. 587).
Oorspr. ( Inv. no. 794.2 ) met het zegel van de tweede schepen. De zegels van de burgemeester en de eerste schepen zijn verloren.
Niet raadpleegbaar
Schepenen van Sint Adolphslandt, anders genoemd Oelkensplate, oorkonden, dat Marnus Mogge volmacht verleend heeft aan Jan Marnusz., penningmeester, tot het overdragen van 5 gemeten land met ? deel van een huis aan Hains Chybertsz.
Extract uit "'s clercx register" van ca. 1580 ( Inv. no. 794 ).
In dorso de aant: "Dien procurasien dien Marijnesz. Muggen van Zijerixsen Jan Marijnesz. Koeser verlyet ---".
Schepenen van Sint Adolphslandt, anders genoemd Oelkensplate, oorkonden, dat Hans Chybertsz. overgedragen heeft aan Dierck van Foreest Pietersz. 5 gemeten land met ? deel van een huis.
Afschrift uit "'s clercx register" van ca. 1580 ( Inv. no. 794 ).
Arbiters oorkonden, dat Dierick Claesz. Pietersz. uit naam van Jan Cornelisz. Boye een overeenkomst heeft aangegaan met Dierick van Foreest te Oelkensplaete inzake de verkoop van 10 gemeten land als ¼ deel van een hofstede in de Noortzijdepolder onder Oelkensplaete.
Gelijktijdig afschrift ( Inv. no. 794 ).
Weesmeesters van Zierikzee oorkonden, dat zij volmacht hebben verleend aan Jan Cornelisz. Boeye om uit naam van zijn weeskinderen over te dragen aan Dierick van Foreest 5 gemeten land in de Noortpolder van Oolkensplate.
Gelijktijdig afschrift ( Inv. no. 794 ).
Jan Coernelisz. Boyen verkondt, dat hij ontvangen heeft van Dierck van Foereest het bedrag van 37 pond en 10 schelling Vlaams vanwege de overdracht van 10 gemeten land te Ooltgensplaat.
Gelijktijdig afschrift ( Inv. no. 794 ).
Niet raadpleegbaar
Tot de bedijkers behoorde mr. Simon Graswinckel
Niet raadpleegbaar
Tot de eigenaren behoorde mr. Simon Graswinckel
Zwaar beschadigd
Niet raadpleegbaar
Met in dorso van de akte: "Deese is gequiteert"
Zie onder Kedichem
Zie ook inv. no. 731
Vgl. eveneens het Archief van de Hofstede Oud-Alckemade, inv. no. 128
Niet raadpleegbaar
Zeer zwaar beschadigd
Niet raadpleegbaar
Reg. no. 520
Zeer zwaar beschadigd
Michiel Jansz. van Woerden, notaris te Haarlem, instrumenteert, dat Anna Jansdochter, weduwe van Jan Gerritsz. op verzoek van Wigger Claesz. Koussebant verklaard heeft, dat zij omtrent twee jaar geleden als makelaarster van de erfgenamen van Thys Balgen aan hem heeft overgedragen een hofstede met 18 maden land te Schalcwyck.
Oorspr. ( Inv. no. 806 ).
Reg. no. 225 no. 226 en no. 302
Het transfix is van het charter losgeraakt
Leenmannen van de grafelijkheid van Holland oorkonden, dat zij aan Frans van der Delle toestemming hebben verleend tot overdracht van zijn leengoed, bestaande uit een huis, erf en 5 morgen land te Schellinchout, aan Claes Willemsz. te Hoorn.
Oorspr. ( Inv. no. 807.1 ) met de zegels van de drie leenmannen.
Met een transfix van 7 februari 1528 (Reg. no. 226).
Kaerle enz. oorkondt ten overstaan van leenmannen van Holland, dat hij Claes Willemsz. te Hoorn beleend heeft met een huis, erf en 5 morgen land te Scellinchout, komende van Frans Verdel.
Oorspr. ( Inv. no. 807 ) met resten van het zegel in rode was van de Leenkamer van Holland.
Getransfigeerd door de oorkonde van 25 november 1527 (Reg. no. 225). De akten zijn echter van elkaar losgeraakt.
Karel enz. oorkondt ten overstaan van leenmannen van de grafelijkheid van Holland, dat hij Willem Dirxz., schout van Amsterdam, beleend heeft met een huis en 5 morgen land te Scelllinchout, komende van wijlen meester Cornelis Jansz. van Hoerne.
Oorspr. ( Inv. no. 807.2 ) met het geschonden zegel in rode was van de Leenkamer van Holland.
Reg. no. 504 no. 505 en no. 506
Leenmannen van de grafelijkheid van Holland oorkonden, dat Dieuwer Dircxdr. overgedragen heeft aan Pieter Meynersz. Lakeman te Boekerspel de helft van een huis en 5 morgen land te Schellinchout.
Oorspr. ( Inv. no. 808.2 ) met de zegels in rode was van de beide leenmannen. Het tweede zegel is zwaar geschonden.
Met een transfix van 7 juli 1577 (Reg. no. 506).
Philips enz. oorkondt ten overstaan van leenmannen van de grafelijkheid van Holland, dat hij Pieter Mey-nersz. Lakeman beleend heeft met de helft van een huis en 5 morgen land te Schellinkhout, genoemd de Clincke en komende van Anthoenis Willemsz. Sonck.
Oorspr. ( Inv. no. 808.1 ) met het geschonden zegel in rode was van de Leenkamer van Holland.
Philips enz. oorkondt ten overstaan van leenmannen van de grafelijkheid van Holland, dat hij Pieter Meynersz. Lakeman beleend heeft met de helft van een huis en 5 morgen land te Schellinchout, komende van Dieuwer Dircxdr.
Oorspr. ( Inv. no. 808.3 ) met het zwaar geschonden zegel in rode was van de Leenkamer van Holland.
Getransfigeerd door de oorkonde van 2 juli 1577 (Reg. no. 504).
Zie ook onder Hogewoerd
Reg. no. 343
Leenmannen van de grafelijkheid van Holland oorkonden, dat Willem Cornelisz., buurman te Schooten, verkocht heeft aan Dirck van Huessen Claessoon te Haarlem een vrije weg en overgang over zijn land, gelegen langs de Zandsloot te Schooten op de Woert.
Oorspr. ( Inv. no. 810 ) met de iets geschonden zegels in rode was van de beide leenmannen.
Reg. no. 282
Met in dorso aant. betr. de aflossing van een erfpacht door Floris van Alckemade aan Philips van Dam, 1672
De schout in de ban van Tetrode en Aelbrechtsberghe oorkondt, dat Lourens Jansz. Bitter, mede als voogd voor zijn echtgenote Pieternelle Pouwelsdochter, alsmede Dieuwer Claesdochter, weduwe van Cornelis Ysbrantszoon, met als vóogd meester Lambrecht Jacobsz., verkocht hebben aan Claes van Huessen een hofstede in de ban van Tetrode bij Grietenbrugge.
Oorspr. ( Inv. no. 813 ) met het geschonden zegel van de oorkonder.
Vermoedelijk het land in inv. no. 814 bedoeld
Deze percelen werden door Franciscus Bernardus Cousebant in 1737 verkocht aan Claes Bol, vgl. inv. no. 67
Zie voor de hofstede Schilpen ook inv. no. 255 en no. 70
Blijkens aant. in dorso is dit land door Barent Cousebant verkocht aan Jacop Vrouteken
Vgl. het Archief van de Hofstede Oud-Alckemade, inv. no. 134
Reg. no. 533 en no. 579
De baljuw, houtvester en rentmeester van Brederode oorkondt, dat hij uit naam van Amelia, paltsgravin, hertogin van Beieren enz., douarière van Brederode enz., in erfpacht gegeven heeft aan Merten Bitter 5 morgen, 3 hont, 4 roeden en 3 voet wildernis in de Vogelensangh.
Afschrift van 1590 door M. van Woerden, notaris te Haarlem ( Inv. no. 832 ).
Tevens nog een afschrift van 1606 door F.E. van Banchem, notaris te Amsterdam ( Inv. no. 832 ).
De baljuw, houtvester en rentmeester van Brederode enz., oorkondt ten overstaan van leenmannen en knapen van Brederode, dat hij in erfpacht heeft gegeven aan mr. Merten Bitter te Haarlem 6 ½ morgen wildernis in de Vogelensangh om deze te ontginnen.
Afschrift van 1590 door M. van Woerden, notaris te Haarlem ( Inv. no. 832 ).
Tevens nog een afschrift van 1606 door F.E. van Banchem, notaris te Amsterdam ( Inv. no. 832 ).
Zie ook onder Lisse, inv. no. 770
Zie ook onder Dubbeldam, inv. no. 729
Zie ook inv. no. 351
Waarschijnlijk is bedoeld Maria Christina Genoveva van Alckemade, echtgenote van Francois Bernard Cousebant
Zie onder Dubbeldam
Zie onder Middelburg. inv. no. 860
Zie onder Melis- en Mariekerke, inv. no. 853
Reg. no. 462
Gezworenen van de vijf ambachten oorkonden, dat zij op verzoek van de waterklerk of ontvanger uit naam van de dijkgraaf verkocht hebben aan Jacob Andries, kuiper, 2 percelen land te Grijpskerke, komende van Heyn Lauwereysz. en Huuge Mauwerys vanwege hun achterstallige waterpenningen over 1572.
Oorspr. ( Inv. no. 847 ) met de zegels van de vier schepenen.
Zie ook onder Oost- en West-Souburg, inv. no. 867
Met in dorso van de akte van 1789: Abraham Adamse
Zie onder Popkensburg
Reg. no. 456 en no. 459
De akte van 1574 vermeldt abusievelijk het jaar 1572, en in dorso van het transfix is aangetekend: "Het landt ies ghecomen van Jan Jopsse brouwer"
Gezworenen van de vijf ambachten oorkonden, dat zij op verzoek van de waterklerk of ontvanger uit naam van de dijkgraaf verkocht hebben aan Gillis Heyndricxsz. te Middelburg een perceel land te St. Mariekerke, komende van Andries Piersz. vanwege diens achterstallige waterpenningen over 1571 en 1572.
Oorspr. ( Inv. no. 850 ) met de zegels van de vier gezworenen.
Met een transfix van 12 november 1574 (Reg. no. 459).
Schepenen van Middelburg oorkonden, dat Gillis Heyndrixz., timmerman, overgedragen heeft aan Jacob Andries, kuiper, een perceel land te St. Mariekerke.
Oorspr. ( Inv. no. 850 ) met de zegels van de drie schepenen.
Getransfigeerd door de oorkonde van 2 september 1574 (Reg. no. 456).
Reg. no. 460
Gezworenen van de vijf ambachten oorkonden, dat zij op verzoek van de waterklerk of ontvanger uit naam van de dijkgraaf verkocht hebben aan Jacob Andriesz., kuiper te Middelburg, een perceel land te Meliskerke, komende van de weduwe van Jan Pancraesz. vanwege diens achterstallige waterpenningen over 1574 en voorgaande jaren.
Oorspr. ( Inv. no. 851 ) met de zegels van de vier gezworenen.
Reg. no. 461
Schepenen van Meliskerke oorkonden, dat Jacop Andriesz., kuiper, aangekocht heeft uit de desolate boedel van wijlen Tanne Huysmans zekere percelen land te Meliskercke en Mariekercke onder afstand van rechten van haar zoon Marynus Symonsz. te Vlissingen.
Oorspr. ( Inv. no. 852 ) met de zegels van de drie schepenen.
Met aant. in dorso: "Paschinlien Jacobs de Jonge"
Hieronder vallen tevens Bredamme en de Haeyman
Reg. no. 321
Oude titel: "Anschattinge"
Burgemeesters, schepenen en raden van Middelburg oorkonden, dat Jonge Jan van den Hooge gekocht heeft uit de goederen van Bouwen Cornelis een huis aan de Lange Delft, genoemd de Watermuele.
Oorspr. ( Inv. no. 855 ) met het zegel der stad.
Reg. no.318
Vermoedelijk moet onder Cornelis Jan Lambrechtsz. verstaan worden Cornelis Jansz. van Eversdijck
Schepenen van Middelburg oorkonden, dat Guillame Paffenroede en zijn echtgenote Tanneken Maerten Marcelisdochter te Antwerpen zich borg stellen voor Cornelis Jan Lambrechtsz. vanwege diens aankoop van 11 percelen land, gelegen te Wester Zoubburch, Ooster Zoubburch, Coudekercke en Schellacht en komende van wijlen Linken Marcelisdochter, moeder van voornoemde Tanneken.
Oorspr. ( Inv. no. 867 ) met de zegels van de drie schepenen.
Reg. no. 418 en no. 465
Schepenen van Middelburg oorkonden, dat Anthuenis Mathysz., parochiaan in Noortmonster, overgedragen heeft aan Willem Pietersz. in Roosenburch 2 gemeten en 37 roeden land te Oosterzouburch onder akte van borgstelling.
Oorspr. ( Inv. no. 868.1 ) met de zegels van de drie schepenen.
Getransfigeerd door de oorkonde van 25 februari 1570 (Reg. no. 418).
Schepenen van Middelburg oorkonden, dat de erfgenamen van Jasper Lievensz. van Hogelande, de erfgenamen van Jaspar Eeuwoutsz. van Hoogelande en de erfgenamen van Marie van Hogelande Lievensdochter, allen tevens erfgenamen van mr. Balthasar Lievens van Hoogelande, enerzijds en Cornelis van Zoutelande en de overige erfgenamen van Marie Plumerus, dochter van mr. Baltazar, anderzijds zich borg stellen voor Anthuenes Mathys vanwege diens aankoop van 2 gemeten en 37 roeden land te Oosterzouburch.
Oorspr. ( Inv. no. 868.2 ) met de zegels van de drie schepenen.
Met een transfix van 26 april 1575 (Reg. no. 465).
Oude titel: "Anschattingbrief"
Met aant. in dorso:
"-- gecommen van mr. Jacop van Grijpskerke"
Reg. no. 392
Met in dorso aant. van Mattheus Maurisz., dat voornoemd perceel Nelken Mattheus toebehoort, 1568
Schepenen van Middelburg oorkonden, dat Pieter Jansz. Bonte te Noortmonster, Luevis (of Luenis) Pietersz. te Westmonster en Simon Jacobsz. van het klooster Galissien als gevolmachtigden van de gemene armen van Middelburg zich borg stellen voor Mattheeus Maureysz. te Westmonster vanwege diens aankoop van 1 gemet en 50 roeden land onder Popkensburch.
Oorspr. ( Inv. no. 871 ) met de iets geschonden zegels van de drie schepenen.
Zie ook onder Oost- en West-Souburg, inv. no. 867
Niet raadpleegbaar
Zie onder Schellach, inv. no. 874
Johan de Bruyn, meier en rentmeester van de abdis van Thorn in de Baronie van Breda, was de schoonvader van Pieter van Beeck. Laatstgenoemde was de schoonvader van mr. Pieter Emonds
De bijbehorende stukken betreffen onder meer een proces met de huurder Jeroen Fonteijn
Met aant. in dorso: "van de stadhouders acker"
Met in dorso van het charter de aant.: "Deese 582 roeden is nu met den stathouders acker gecomen van Corn. Demetler, daeven een perceel gemaeckt"
Niet raadpleegbaar
De stukken zijn aangetast door vocht
Niet raadpleegbaar
Deze kwitanties behoorden als bijlagen bij de 12e rekening van Matthias Joan Ghysen van 1785 en bij de 1e, 2e, 3e, 8e en 9e rekening van A. Cornelissen van 1788-1790, 1796 en 1798
Reg. no. 344
Schepenen van Etten oorkonden, dat Adriaen Domus Adriaensz-zoon verkocht heeft aan Jan Corneliszone de Bruyn een weiland van 1 gemet, gelegen in de Branden en bezwaard met een halve viertel rogge per jaar ten behoeve van de weduwe of erfgenamen van Harman de Cuyper alsmede met een rente ten bedrage van een braspenning per jaar.
Oorspr. ( Inv. no. 885 ). De zegels van de beide schepenen zijn verloren.
Aangetast door vocht
Zie ook onder Attelaken, inv.. no. 262 én onder inv. no. 884
Reg. no. 366
Schepenen van Etten oorkonden, dat Adriaen Cornelis Adriaen Deetsz. verkocht heeft aan Jan Cornelisz. de Bruyn een weiland van 1 gemet, gelegen op de Bremberch en bezwaard met een erfrente ten bedrage van 2 ½ oortstuiver per jaar ten behoeve van Hubrecht van Grunsvenne, kleermaker te Breda, alsmede met 's heren tijns.
Oorspr. ( Inv. no. 888 ). De zegels van de beide schepenen zijn verloren.
Met in dorso aant. betr. het aflossen van een roggepacht in 1674 en een pacht voor de armen in 1675
Niet raadpleegbaar
Aangetast door vocht
Niet raadpleegbaar
Zie onder Attelaken
Zie ook onder de Bremberg, inv. no. 895
De aflossing van de rente in 1659 is aangetekend in dorso van het charter
Niet raadpleegbaar
Tierck van Scheltinga trad bij deze transactie als bemiddelaar op.
Zeer zwaar beschadigd
Niet raadpleegbaar
Zeer zwaar beschadigd
Niet raadpleegbaar
Zeer zwaar beschadigd
Vermoedelijk betreft dit een huis in de Peperstraat
Zie ook inv. no. 904 en 906
Vermoedelijk betreft dit een houtschuur op het Vliet
Twee akten betreffen erfpachten elders in de vorm van afschriften van mr. Adriaen van Hellemijs van Welle en hebben vermoedelijk als voorbeeld gediend
Reg. no. 23 no. 131 no. 133 no. 136 no. 269 no. 290 no. 351 en no. 475
Elyzabeth, abdis, en de nonnen van de wereldlijke kerk van Essen in het sticht Coelne oorkonden, dat zij op advies van Gerbrant ten Busche, hun ambtman in het sticht Utrecht, erfelijk verpacht hebben aan Herman van Oestenderpe het volschuldige heilige Neelsguedt, behorende tot hun hof toe Nete en gelegen in de buurtschap Oestenderpe in Zallandt in het kerspel van Swolle, met uitzondering van het Mastebroick.
Gevidimeerd in de oorkonde van 18 juli 1473 (Reg. no. 131).
Burgemeesters, schepenen en raad van Zwolle oorkonden, dat zij vidimus geven van de oorkonde van 15 april 1393 (Reg. no. 23).
Oorspr. ( Inv. no. 919.8 ) met het secreet zegel van de stad Zwolle.
Met in dorso de aant.: "Lenbreff van den drey waeren toe Assendorp".
Johan van den Rutenberge, ambtman in het sticht Utrecht vanwege de abdis en het kapittel van de wereldlijke kerk van Essende in het sticht Coelen, oorkondt ten overstaan van gestichtsmannen van Essene, dat hij Wolff van Itterssum den Oelden beleend heeft met ? deel van Neelsguedt, gelegen in de mark van Swolle in de buurtschappen Assendorp en Middelwyck, ter grootte van 3 waren, met de perceelsnamen het Roelveer, de Lamaedt, de Goermaedt, de Asse, de Krucke en het hoge land op de Enge en op de Luere, en komende van Bertolt ten Tye en Katherijne, weduwe van Hilbrant ten Tye, met als voogd Herman van Assendorp.
Oorspr. ( Inv. no. 919.6 ) met het zegel van de oorkonder.
Sophia van Glychen, abdis van de wereldlijke kerk van Essende in het sticht Coelen, oorkondt ten overstaan van haar leenmannen, dat zij de belening bekrachtigt van haar voormalige ambtman Jacob ten Water voor Herman toe Assenderpe inzake het Nyelsguet, gelegen te Assendorp in de vrijheid van Swolle.
Oorspr. ( Inv. no. 919.7 ) met het zegel in rode was van de oorkondster.
Thomas Knoppert, Stheven Brant en Henrick van Thyll oorkonden als arbiters tussen Herbert Splytloff en diens echtgenote Mechtelt enerzijds en hun beide oudste zonen Johan Splytloff en Joachim Splytloff anderzijds, dat pater Ludolphi Nicolai, president te Bruyssel, in zijn hoedanigheid van oom van zijn beide neven een verdeling heeft tot stand gebracht van de goederen van hun ouders, waarbij het goed te Spoelde, gelegen in de vrijheid van Zwolle en leenroerig aan Wilhelm van Bochorst, het halve goed te Langenholte, gelegen in het kerspel van Zwoll en leenroerig aan de keizer alsmede het goed te Assendorp, gelegen in de vrijheid van Zwoll en leenroerig aan de abdis van Essende, na hun dood gelijkelijk zullen worden verdeeld onder hun kinderen met een geldelijke restitutie aan hun oudste zoon Johan.
Oorspr. ( Inv. no. 919.5 ). De zegels van pater Ludolphi, Johan Splytloff, Joachim Splytloff en de drie arbiters gezamenderhand zijn verloren.
Sibilla, abdis van het keizerlijke en wereldlijke sticht Essenn, geboren gravin van Montfort en Retenfelss, oorkondt, dat zij Herbert Splitloff beleend heeft met 1 ½ waar van Neilsgude, gelegen in de vrijheid van Swolle in de buurtschappen Assendorp en Middelwick.
Oorspr. ( Inv. no. 919.4 ) met het zegel in rode was van de oorkondster.
Herman van Welvelde, ambtman in het sticht Utrecht voor de abdis en het kapittel van de wereldlijke kerk van Essende in het bisdom Coelen, oorkondt ten overstaan van gestichtsmannen van Essende, dat hij Helmich Splytloff, doctor in de beide rechten, beleend heeft met 1 ½ waar, genoemd Nielsguidt, gelegen in de vrijheid van Zwolle in de buurtschappen Assendorp en Middelwijck en komende van wijlen zijn vader Herbert Splytloff.
Oorspr. ( Inv. no. 919.3 ) met het zegel van de oorkonder
Everhardt van Tongeren, ambtman in het Sticht Utrecht voor de abdis en het kapittel van het wereldlijk sticht Essende, oorkondt ten overstaan van leenmannen van Essende, dat hij Helmich Splijtloff, minderjarige zoon van doctor Helmich Splijtloff, met als voogd Goerdt Splijtloff, beleend heeft met 1 ½ waar, genoemd Nielsguidt, gelegen in de vrijheid van Zwolle in de buurtschappen Assendorp en Middelwijck en komende van wijlen zijn voornoemde vader.
Oorspr. ( Inv. no. 919.2 ) met het zegel van de oorkonder.
Reg. no. 304
Seyno van Welvelde, stadhouder en ambtman van het keizerlijk en vrijwereldlijk stift Essende, oorkondt ten overstaan van zijn leenmannen, dat hij uit naam van Sybille, abdis, gravin van Montfort en Rottenfelts enz., zijn goedkeuring verleent aan de magescheid van de goederen van Herberth Splyteloeff en zijn echtgenote ten behoeve van hun kinderen, waarbij aan Goert Splyteloeffs en Helmich Splyteloeffs als leen ten deel gevallen is het goed te Assendorp.
Oorspr. ( Inv. no. 920 ) met het zegel van de oorkonder.
Tot het grondgebied van de provincie Utrecht voor 1795 behoorde ook de plaats Ankeveen. In 1818 is deze bij Noordholland gevoegd
Reg. no. 292
Kairle enz. oorkondt ten overstaan van zijn leenmannen en andere goede lieden, dat hij Sarys de Coeninc, gevolmachtigde van Francisca Wilhemsdochter van der Ae, beleend heeft met twee percelen land, genoemd de Schaersmate en Arrogonder hoeve, gelegen buiten de koegrave van de stadsmeent van Amersfoort en komende van wijlen haar vader Wilhem van der Ae.
Oorspr. ( Inv. no. 921 ) met het zwaar geschonden zegel in rode was van de Leenhof van Utrecht.
Reg. no. 331 en no. 332
Eernst van Nyenrode, heer van Zulensteyn enz., ridder, oorkondt, dat hij in pacht gegeven heeft aan Gijsbert Hueskensz. 18 morgen land te Anckeveen voor de termijn van 5 jaar.
Geinsereerd in de oorkonde van 15 januari 1557 (Reg. no. 332).
Gijsbert Hueskensz. te Anckeveen oorkondt, dat hij in pacht ontvangen heeft van Eernst van Nyenrode, heer van Zulensteyn enz., ridder, 18 morgen land te Anckeveen voor de termijn van 5 jaar.
Oorspr. ( Inv. no. 922 ) met het geschonden zegel van Jan Janssoen, scrijver.
Reg. no. 299 en no. 345
Deken van kapittel van Sincte Marien te Utrecht oorkonden, dat zij in erfpacht hebben gegeven aan Goyert van Rheede, heer van Saesvelt enz., ten behoeve van zijn echtgenote Geertruydt van Nyenroede, erfdochter van wijlen Ernst van Nyenroede, 19 morgen land, gelegen bij de hofstede Then Ghoye en genoemd het Dweerlant en het Cortelandt.
Oorspr. ( Inv. no. 923.1 ) met het secreet zegel van het kapittel.
Zie ook Reg. no. 299.
Deken en kapittel van Sinte Marien te Utrecht oorkonden, dat zij in erfpacht hebben gegeven aan Ernst van Nyenrode 19 morgen land gelegen bij de hofstede Ten Ghoye, genoemd het Dweerlandt en het Cortelandt en komende van Johanna Johansdochter van Amerongen met als voogd haar echtgenoot Melis uuten Engh.
Oorspr. ( Inv. no. 923.2 ) met het iets geschonden secreet zegel van het kapittel.
Zie ook Reg. no. 345.
Niet raadpleegbaar
Zie onder Vochten
Reg. no. 216
Wilhem Turck, heer van Nyenroede, oorkondt ten overstaan van leenmannen van de heer van Utrecht, dat hij Eerst van Nyenroede beleend heeft met ? deel van 4 blokken tienden, gelegen op Zweveronge, komende van wijlen Gysbert van Nyenroede en bestemd als lijfrente voor zijn echtgenote Margriet heer Jansdochter van Renes.
Oorspr, ( Inv. no. 928 ) met het zegel van de oorkonder.
Reg. no. 466 no. 477 no. 480 en no. 481
Blijkens aant. in dorso van een der charters is de koopsom betaald in 1577-1579. Het huis is in 1582 weer verkocht, tegelijk met een kleiner aangrenzend huis, vgl. inv. no. 932
Schepenen van Brugge oorkonden, dat de erfgenamen van Ghyzebrecht de Sainct Hilaire overgedragen hebben aan Jan Busscop een huis aan de zuidzijde van de Reye tussen Sinct Jansbrugghe en 's Connincxbrugghe.
Afschrift van 11 mei 1576 ( Inv. no. 929 ).
Guillame van Hende oorkondt, dat hij uit naam van Jan Busscop verkocht heeft aan Willem van de Forreeste een huis aan de zuidzijde van de Speghelreye te Brugge.
Afschrift van ca. 1580 ( Inv. no. 929 ).
Schepenen van Brugge oorkonden, dat Jan Busscop verkocht heeft aan Willem van de Forreeste en zijn echtgenote Marie Cornelisdochter een huis aan de zuidzijde van de Reye tussen Sinct Jansbrugge en 's Conincxbrugge, genoemd Den Rynck.
Oorspr. ( Inv. no. 929.1 ) met de zwaar geschonden zegels in bruine was van de beide schepenen.
Schepenen van Brugge oorkonden, dat Jan Busscop en zijn echtgenote Anthonijne Massue overgedragen hebben aan Willem van de Forreeste een huis aan de zuidzijde van de Reije tussen Sint Jansbrugge en 's Koningsbrugge, genoemd Den Rynck.
Oorspr. ( Inv. no. 929.2 ). De zegels in bruine was van de beide schepenen zijn nagenoeg verloren.
Reg. no. 519.
Dit huis lag naast "Den Rynck"
Zeer zwaar beschadigd
Schepenen van Brugge oorkonden, dat Jacop van de Voorde filius Maertins den Fustemier en zijn echtgenote Neelkin, dochter van Fransois de Smit, verkocht hebben aan Pieter van Hoye, foillieslager, een huis aan de zuidzijde van de Reye tussen Sint Jansbrugghen en 's Cuenincxbrugghen.
Oorspr. ( Inv. no. 930 ). Het zegel van de stad is verloren.
Reg. no. 582 en 591
Betreft het huis naast "Den Rynck"
In dorso van het charter aant. betr. de aflossing van de "weddinghe" in 1580
Schepenen van Brugge oorkonden, dat Willem van Forreest en zijn echtgenote Marie Cornelisdochtere beloofd hebben aan Gheeraert van Hoye met als stokhouder Jooris de Meyere een bedrag van 54 pond en 16 schelling uit te betalen onder hypotheek van een huis aan de zuidzijde van de Reije tussen St. Jansbrugghe en 's Conyncxbrugghe.
Oorspr. ( Inv. no. 931 ). De zegels bruine was van de beide schepenen zijn nagenoeg verloren.
Joorys de Meyere oorkondt, dat hij als stokhouder van zijn vader Adam de Meyere ontvangen heeft ten behoeve van Willem van Foorest het bedrag van 64 pond Vlaams vanwege de verkoop van een huis aan de zuidzijde van de Speghelreije te Brugge.
Oorspr. ( Inv. no. 931.1 ).
Met aant. betr. de financiering
Eén van deze huizen is aangekocht van Frans Barentsz. Cousebant
Zie ook inv. no. 711
Zie ook genealogieën van het geslacht Nobel, waarop men tevens aantekeningen vindt betreffende deze graven, inv. no. 1073
Met bijgeschreven kwitanties betreffende uitkeringen onder meer aan leden van het geslacht De Coninck, 1635
Niet raadpleegbaar
Reg. no. 213
De prior en het gemeen convent van de Regulieren te Utrecht oorkonden, dat zij geschonken hebben aan de gebroeders Frederic de Coninck en Goijert de Coninc en hun erfgenamen vanwege de weldaden van hun vader Jan de Coninc en van wijlen Mechtelt Jansdochter uten Hamme, echtgenote van voornoemde Goijert, de oude sacristie aan de zuidzijde van het koor van de kloosterkerk om te dienen als hun familie- en grafkapel onder het behoud van zekere rechten van het klooster.
Afschrift van ca. 1620 ( Inv. no. 948 ).
Reg. no.276 en no. 325
Kerkmeesters van Sunter Niclaeskerck te Utrecht oorkonden, dat zij overgedragen hebben aan Marrichgen, weduwe van Jan Jansz. van Oldezeel, een grafstede gelegen bij het altaar van de Heilige Drievuldigheid.
Oorspr. ( Inv. no. 949 ). Het zegel van de bezegelende kerkmeester is verloren.
Met een transfix van 8 januari 1556 (Reg. no. 325) en een transfix van 1620.
Tevens nog een afschrift van 11 februari 1620 (oude stijl) door Nicolaas van Lostadt, notaris te Utrecht. ( Inv. no. 951 ).
In dorso hiervan de aant.: "Graffsteede Maria van Wijck, wed. Johans van Helmijs Jansz. genaemt van Oldenseell".
Kerkmeesters van Sinter Nijclaeskerck te Utrecht oorkonden, dat zij overgedragen hebben aan Ariaen Jansen Helmich en zijn erfgenamen een grafstede bij het Kassenaersaltaar en het Sint Antonisaltaar.
Oorspr. ( Inv. no. 949 ). De zegels van de beide kerkmeesters zijn verloren.
Getransfigeerd door de oorkonde van 15 november 1543 (Reg. no. 276) en met een transfix van 1620.
Tevens nog een afschrift van 11 februari 1620 (oude stijl) door Nicolaas van Lostadt, notaris te Utrecht. ( Inv. no. 951 ).
Reg. no. 358
Kerkmeesters van Sinter Nicolaes te Utrecht oorkonden, dat zij overgedragen hebben aan Gerit Wouterssen Vermeij en zijn erfgenamen een grafstede bij het altaar van de Heilige Drievuldigheid.
Oorspr. ( Inv. no. 950.2 ) met het zwaar geschonden zegel van de eerste kerkmeester. Het zegel van de tweede kerkmeester is verloren.
Met een transfix van 1635.
Reg. no. 276 no. 325 no. 352 no. 356 en no. 361
Een "Memorie van de grafsteden", die zich hierbij bevindt, bevat een genealogische tabel van het geslacht Van Hellemijs van Welle in de 16e eeuw
Kerkmeesters van Sinter Nijcolaeskercke te Utrecht oorkonden, dat zij overgedragen hebben aan Jan Huijgensz. van Scherpenisse en zijn erfgenamen een grafstede voor het koor aan de noordzijde der kerk.
Afschrift van 4 februari 1620 (oude stijl) door Nicolaas van Lostadt, notaris te Utrecht ( Inv. no. 951 ).
Kerkmeesters van de kerk van Sinte Nicolaes te Utrecht oorkonden, dat zij overgedragen hebben aan Dirck van Rossem en zijn erfgenamen een grafstede bij de kerkdeur aan de zuidzijde der kerk.
Afschrift van 4 februari 1620 (oude stijl) door Nicolaas van Lostadt, notaris te Utrecht ( Inv. no. 951 ).
Kerkmeesters van de kerk van Sunter Niclaes te utrecht oorkonden, dat zij overgedragen hebben aan Aernt Jansz. Lachmondt en zijn erfgenamen een grafstede tussen het altaar van de Heilige Drievuldigheid en het altaar van Sint Antonius.
Afschrift van 11 februari 1620 (oude stijl) door Nicolaas van Lostadt, notaris te Utrecht ( Inv. no. 951 ).
Deze hoofdafdeling betreft persoonlijke en zakelijke stukken en diverse geslachten, die niet door aantoonbare verwantschap in het archief zijn gekomen.
De aanwezigheid dezer stukken is te verklaren uit het rentmeesterschap van mr. Adriaen van Hellemijs van Welle bij Anna, vrouwe van Assendelft, en haar dochter Agnes van Renesse van der Aa. Vermoedelijk zijn bij zijn overlijden in 1636 een aantal stukken in het sterfhuis te Utrecht achtergebleven
Vgl. inv. no. 511
Gerrit van Assendelft, zoon van Dirk van Assendelft en Christina van Kralingen, was gehuwd met Beatrix van Dalem (of van Dongen), dochter van Jan van Dalem (of van Dongen) en Catharina van Besoyen. Hij overleed in 1486, zijn echtgenote in 1492
Reg. no. 147
Dammas Sisman, burgemeester van Delft, oorkondt mede namens zijn ambtgenoot Pieter Claes., dat hij kwijtschelding verleent aan Gerrit, heer van Assendelft, Jan van Assendelft, rentmeester van Noirthollant, en Dirck van Zweeten voor een geleend bedrag als vertegenwoordiger van de graaf van Wynchester, heer van den Gruithusen, koper van de heerlijkheid van Haamstede, met als geldschieter Willem Dabton, Engels koopman.
Oorspr. ( Inv. no. 952 ). Het opgedrukt zegel van de oorkonder is verloren.
Reg. no. 161
Jan van Westcappel, abt van het Onse Lieve Vrouwencloester te Middelburg, oorkondt, dat hij kwijtschelding verleent aan Geryt, heer van Assendelft, van renten, rustende op kloostersgoederen in het Land van Heusden, gedurende de termijn van augustus 1485 tot Bamisse 1486.
Oorspr. ( Inv. no. 953 ).
Claes van Assendelft, zoon van Gerrit van Assendelft en Beatrix van Dalem (of van Dongen), huwde omstreeks 1490 Alyd van Kijfhoek, dochter van Floris van Kijfhoek en Jelis (of Gillisje) van der Leck. Hij overleed in 1501, zijn echtgenote in 1530
Reg. no. 166 en 184
Het Hof van Holland oorkondt, dat het bij vonnis toegewezen heeft aan Geryt Albout Aelbrechtz., voogd over zijn echtgenote Janne, natuurlijke dochter van wijlen Adriaen van der Lecke, een rente ten bedrage van 10 Rijnse gulden per jaar met een achterstal van 6 jaar, voortkomende uitgoederen in Scielant, ten nadele van Jan van Naeltwijck, voogd over diens echtgenote Belhem, in de functie van beheerder van de goederen van het geslacht Van der Leek met als rentmeester Claes van Assendelft.
Afschrift van ca. 1500 ( Inv. no. 954 ).
Jacob van Almonde, raad in den Hove van Holland, oorkondt, dat hij een arbitrale uitspraak gedaan heeft in een geschil tussen Geryt Albout, kastelein van Hoirne, en Pieter Hanneman, gevolmachtigde van de weduwe van Clais van Assendelft, ridder, betreffende een achterstallige rente over zesjaar, voortkomende uit goederen in Scielant (Zie Reg. no. 166).
Oorspr. ( Inv. no. 954 ).
Van hen zijn geen stukken in het archief aanwezig
Van hen zijn geen stukken in het archief aanwezig
Cornelis van Assendelft, geboren omstreeks 1540 als zoon van Otto van Assendelft en Geertruyd, bastaarddochter van Bergen, was gehuwd met Margaretha van Abcoude van Meerten. Hij overleed in 1600 op het Huis Assumburg
Zie onder het geslacht Van Renesse
Gerrit van Renesse van der Aa, zoon van Adriaen van Renesse van der Aa en Agnes van Renesse van Wulven, huwde in 1594 Anna van Assendelft, dochter van Cornelis van Assendelft en Margaretha van Abcoude van Meerten. Hij was burgemeester van Utrecht en overleed in 1609. Zijn echtgenote werd in 1617 vrouwe van Assendelft en overleed omstreeks 1626 op het Huis Assumburg. Als rentmeester had zij mr. Adriaen van Hellemijs van Welle
Reg. no. 471
Vermoedelijk heeft dit stuk behoord tot de bescheiden van Gerrit van Renesse van der Aa
Bernt Coop, notaris bij het Hof van Utrecht, instrumenteert, dat Aeriaen van Renesse, heer van der Aa, ten overstaan van Willem van Rysenborch en Nicolaes van Renesse, leenmannen van de koning in Utrecht, zijn testament gemaakt heeft, waarbij hij aan zijn rechte leenvolger nalaat de huizen en heerlijkheden van der Aa en Aasteijn met de daartoe behorende goederen en rechten.
Authentiek afschrift van 1586 ( Inv. no. 956 ).
Nicolaas van Renesse van Elderen, heer van Vosmeer enz., geboren te Beesd als zoon van Frederik van Renesse van Elderen en Helena Torck, huwde in 1619 Agnes van Renesse van der Aa, vrouwe van Assendelft enz., geboren in 1597 als dochter van Gerrit van Renesse van der Aa en Anna van Assendelft. Zij overleed in 1634 op het Huis Assumburg
Zeer zwaar beschadigd
Willem van Renesse van Elderen, heer van Heesbeen, Malle enz., geboren te Beesd als zoon van Frederik van Renesse van Elderen en Helena Torck, huwde in 1622 Margaretha van Renesse van der Aa, dochter van Gerrit van Renesse van der Aa en Anna van Assendelft. Hij overleed in 1630 op het Huis te Heesbeen
Niet raadpleegbaar
Zeer zwaar beschadigd
Aan het huwelijkscontract zit een afschrift van de doctorsbul van Hadrianus Splinter Helmich Geldropolitanus gekleefd, (ca. 1620). Zie voor de oorspronkelijke akte van 1609 inv. no. 502
Dirk van Egmond, zoon van Gerrit van Egmond en Johanna van Raephorst, huwde vermoedelijk in 1408 Henrica van Liesvelt, dochter van Gerrit van der Woert, heer van Liesvelt, en Sophia van Hoekelum. In 1408 werd hij beleend met de hofstede de Doortoghe te Monster. Beiden overleden kort na 1430. Hun achterkleindochter Alyd van Kijfhoek huwde Claes van Assendelft
Reg. no. 32 en no. 34
De lijfrenten waren onder meer verzekerd op leengoederen van Dirk van Egmond. Zie inv. no. 966
Dirc van Egmonde, ridder, oorkondt, dat hij beloofd heeft aan zijn echtgenote Henric Dirc van Liesvelt, vrouwe van der Doirtoge, een lijfrente ten bedrage van 200 Gelres gulden per jaar, voortkomende uit de helft van zijn goederen van de Doirtoge in het ambacht van Monster, de helft van zijn goederen in het ambacht van Nye Nydorp en uit 2 morgen land gelegen langs de Gantel.
Oorspr. ( Inv. no. 960.1 ) met het zegel van de oorkonder. Het zegel van diens neef Gherrit van Egmonde, ridder, is verloren.
Aernt, heer van Egmond en van Yselstein, oorkondt ten overstaan van Florens van Alcmaed en andere leenmannen, dat zijn neef Dirc van Egmond beloofd heeft aan zijn echtgenote Heynric Dirc van Liesvelt, vrouwe van der Dourtoeghe, een lijfrente, voortkomende uit de kleinste helft van zijn goederen te Duertoeghe in het ambacht van Monster en uit de kleinste helft van 67 geerzen land in de ban van Nuwe Nyendorp.
Oorspr. ( Inv. no. 960.2 ) met het zegel van de oorkonder.
Gerrit van der Woert was de vader van Henrica van Liesvelt
Vermoedelijk opgemaakt door mr. Adriaen van Hellemijs van Welle
Reg. no. 153
Jan van Naaldwijk was de stiefvader van Alyd van Kijfhoek, gehuwd met Claes van Assendelft
Jan van Naeldwijc oorkondt, dat hij Florijs Pieters aangesteld heeft tot schout over het ambacht van Heemskerck vanwege een lening door wijlen zijn vader Pieter Florijsz. ten bedrage van 200 gouden Wilhelmus gulden aan heer Dirc van der Leck, grootvader van de echtgenote van oorkonder.
Oorspr. ( Inv. no. 963 ) met het zegel in rode was van de oorkonder.
Reg. no. 10
Willem, hertog van Beyeren enz., oorkondt, dat hij verkocht heeft aan heer Gheride van Egmonde, ridder, de voormalige goederen van Dirc Baertout, die Willem van Outshoerne eertijds in leen had, te weten 16 morgen land in het Haghe ambacht, 10 morgen land in het Rijswicker ambacht, 18 morgen land in het ambacht van Alfen en een tiende te Naeldwijc, voor het bedrag van 500 oude gouden schilden.
Oorspr. ( Inv. no. 964 ) met het geschonden zegel van de oorkonder.
Reg. no. 24
Aernt van Leyenberch, ridder, zoon van Aernt van Hoekelem, oorkondt, dat hij in erfleen gegeven heeft aan Segher Florenssone van Kyfhoeke de tienden in het ambacht van Munsterkercke in Voernzaterweert, genoemd de Nesse tiende en het wederdeel van de Kanonc tiende van Den Briele met hun smalle tienden en komende van de gebroeders Godevaert en Hessel van Dronghelen met afstand van rechten van Lisebet Ghijsbrechtsdochter van Welle Hesselssone en haar echtgenoot Jan van Boeninghen.
Oorspr. ( Inv. no. 965 ) met het zegel van de oorkonder.
Reg. no. 33
Aernt, heer van Egmond en van Yselstein, oorkondt, dat hij zijn neef Dirc van Egmond beleend heeft met de hofstede ter Dourtoeghe te Monster, 5 ½ morgen land aldaar en met ongeveer 67 geerzen land te Nuwe Nyedorp, komende van zijn vader Gherijt van Egmond.
Oorspr. ( Inv. no. 966 ) met het zegel van de oorkonder.
Vgl. Dek: Genealogie der heren en graven van Egmond blz. 12.
Reg. no.154
Johan, jonge heer van Egmond, Baer enz., oorkondt ten overstaan van zijn leenmannen, dat hij Jelijs van der Lecke Jansdochter met als voogd haar echtgenoot Johan van Naeldwick Adriaenszoen beleend heeft met de goederen van de heerlijkheid van Egmond, komende van wijlen haar broeder Adriaen van der Lecke.
Oorspr. ( Inv. no. 967 ). Het zegel in rode was van de oorkonder is verloren.
Reg. no. 205
In deze akte erkent Gerrit van Arckel tevens 600 pond aan zijn zuster schuldig te zijn
President en raadslieden van het Hof van Holland oorkonden, dat Gert van Erkel, heer van Huekelum, afstand van rechten gedaan heeft op 3 percelen land te Huecklum, genoemd "die cromme camp", "de camp gelegen up Loenen" en Meyskenshoevel, ten behoeve van zijn zuster Heynricx van Arkel, echtgenote van Floris van Assendelft, heer van Goudriaen, komende van Ot van Arkel, heer van Huekelum, en Walraven van Waerdenburch, onder verband van een schuldbekentenis ten bedrage van 600 pond Vlaams aan zijn voornoemde zuster en zwager.
Oorspr. ( Inv. no. 968 ). Het signet van het Hof van Holland is verloren.
Vermoedelijk opgemaakt door mr. Adriaen van Hellemijs van Welle
Vermoedelijk zijn deze stukken in het bezit geraakt van mr. Pieter Emonds als gevolg van financiële transacties
Reg. no. 374, no. 273 en no. 281
Met in dorso van het charter en de losse stukken: G. Smets
Bovendien in dorso van het charter de oude titel: "Den ouden brief van Bergen op den Zoom"
Burgemeesters, schepenen en raad van Antwerpen oorkonden, dat zij Jacques de Petra Viva gelasten aan Jacob Roelants "die men heet van Deventer" het verschuldigde bedrag van 670 carolus gulden uit te betalen krachtens hun uitspraak van 12 september 1564.
Oorspr. ( Inv. no. 971 ). Het zegel van de stad Antwerpen is verloren.
Kaerle, roomskeizer, oorkondt ten overstaan van zijn stadhouder en leenmannen van Brabant, dat Willem van de Werve, ridder, schout van Antwerpen en markgraaf van Rijen, als gevolmachtigde van Maximiliaen van Bourgoigne, heer van Beveren enz. verkocht heeft aan Jacop Peeter Vive, wijlen Dominicussone, ten behoeve van diens buitenlands vertoevende broeder Dominicus Peter Vive een erfrente ten bedrage van 666 gouden carolus gulden, 13 stuiver en 1 plak Brabants per jaar, te lossen met de penning 18, uitstaande op het markgraafschap van Bergen opten Zoom, uitgegeven door wijlen Anthonijs, ridder, raad en kamerling, markgraaf van Bergen opten Zoom, graaf van Wailhem enz., en diens zuster van Bourgoinge, ridder, raad en kamerling, op 16 juni 1540 en overgedragen aan hun zoon Maximiliaen van Bourgoinge op 23 mei 1541.
Afschrift van ca. 1565 (Inv. no.).
Tevens nog een afschrift van 1732 door Cornelis Roels, notaris ( Inv. no. 60 .).
Geinsereerd in de oorkonde van 1 maart 1544 (Reg. no. 281).
Burgemeesters, schepenen en raden van Antwerpen oorkonden, dat zij vidimus geven van de oorkonde van 13 januari 1541 (Reg. no. 273).
Afschrift van ca. 1565 (Inv. no,)
Tevens nog een afschrift van 1723 door Cornelis Roels, notaris ( Inv. no. 60 ).
Niet raadpleegbaar
Met aant. in dorso:
"Restanten voir d'erfgenamen wijlen mr. Jacob van Deventer oirer rentebrieven op de Stadt van Antwerpen"
Bovendien: G: Smets
Reg. no. 566 en no. 567
Met aant. in dorso: G. Smets
Jan Rogge, notaris te Antwerpen, instrumenteert, dat Barbara Smits, weduwe van mr. Jacop van Deventer, legateert aan haar neef Jacques Smets een rente ten bedrage van 45 carolus gulden per jaar, rustende op het markiezaat, de stad en het land van Berghen op den Zoom.
Oorspr. ( Inv. no. 973 ).
Jan Rogge, notaris te Antwerpen, instrumenteert, dat Barbara Smits volmacht verleent aan haar neef Jacques Smits voor de verdeling van de nagelaten goederen van haar echtgenoot mr. Jacob van Deventer.
Oorspr. ( Inv. no. 973 ).
Met aant. in dorso van de akte: G. Smets
Eén der bijlagen is een codicil van 1684 in afschrift van 1689
Naar hun aard archiefstukken, maar hun juiste plaats in het archief is niet meer te bepalen
Reg. no.58
Jan II "met de Bellen", heer van Egmond, geboren omstreeks 1385 als zoon van Arend, heer van Egmond en IJsselstein, en Jolanda, gravin van Leiningen, huwde in 1409 Maria van Arckel, dochter van Jan V, laatste heer van Arckel, en Johanna van Gulik. Hij overleed in 1451, zijn echtgenote vermoedelijk in 1415
Johan, heer van Egmond en van Yselsteyne, baljuw van Kenemerlant en van Vreslant, oorkondt, dat hij schuldig is aan Doeve Hughensoon het bedrag van 150 Hollandse schilden volgens de koers van 1397, voortkomende uit het schoutambacht van Akersloet, onder de belofte hem niet uit zijn ambt te ontzetten eer de schuld is afgelost.
Oorspr. ( Inv. no. 976 ). Het zegel van de oorkonder is verloren.
Reg. no. 113
Machtelt van Cralingen, jonkvrouwe van Vyanen, oorkondt met als voogd Willem Dammisz., dat zij toestemming verleent aan haar nicht Meyn van Heemskerc, vrouwe van Noirdeloes en Oesthuysen, om het bedrag van 300 pond, hetwelk haar ter gelegenheid van haar huwelijk ter leen gegeven was door haar zuster, vrouwe van Heemskerc en moeder van voormelde nicht, bij haar overlijden te innen uit erfpachten en renten, rustende op goederen binnen het ambacht van Zuuydwick onder Wassenair alsmede uit andere na te laten goederen.
Oorspr. ( Inv. no. 977 ) met het zegel in rode was van de oorkondster, in bruine was van heer Jan Dirxz, pastoor van Wassnair, van Claes Jansz., baljuw van Wassenair, en in bruine was van Aernt van Tetroed, schout van Suuydwick.
Reg. no. 126
Schout en schepenen van Yselsteyn oorkonden, dat Evert van Scadick en diens echtgenote Korstijn afstand gedaan hebben van hun recht op de nagelaten goederen van hun vader en schoonvader Goessen van Scadick ten behoeve van hun moeder en schoonmoeder Jutte Goessens, weduwe van Scadick.
Oorspr. ( Inv. no. 978 ) met de zegels van de schout en de drie schepenen.
Reg. no. 127
De baljuw en rentmeester van Brederode oorkondt ten overstaan van leenmannen van de heer van Brederode, dat Willem en Cornelis Meynertsz. gebannen zijn uit het baljuwschap van Brederode en het graafschap Holland, Zeeland en Friesland vanwege doodslag op Yssbrant Gerytz. op aanklacht van Jan van Sloten, mijns heren bode, voor de vierschaar in de ban van Schoten.
Oorspr. ( Inv. no. 979 ). De zegels van de baljuw en de zeven leenmannen zijn verloren.
Reg. no. 173
De priorin en het convent van Jherusaleem van de regularissen te Utrecht oorkonden, dat zij kwijtschelding verleend hebben aan Berent van Tyel, deken van Suncte Marien te Utrecht en executeur-testamentair van de nagelaten goederen van zijn zuster Mechtelt van Tyel, van een rente ten bedrage van 25 Rijnse gulden, uitstaande als een memorie op Derick Jans goed, onder bemiddeling van diens nicht Marghareten van Levenberch, echtgenote van Henrick van Levenberch.
Oorspr. ( Inv. no. 980 ). Met het zegel van het convent.
Reg. no. 177
Schepenen van Amsterdam oorkonden, dat Jacob Joestensoen enerzijds en Geertruyt Sijmon Tedincxdochter, geassisteerd met haar vader Sijmon Tedinck, anderzijds, huwelijksvoorwaarden hebben aangegaan.
Oorspr. ( Inv. no. 981 ). Het zegel van de eerste schepen is verloren en dat van de tweede schepen geschonden.
Reg. no. 183
Claes Outghers verklaart, dat hij schuldig is aan Symon Teync te Amsterdam het bedrag van 10 enkele goudgulden.
Oorspr. ( Inv. no. 982 ).
Reg. no. 243 no. 244 en no. 246
Margriet en Anna van der Marck, dochters van Jacob van der Marck en Janna van Zuylen, komen ook voor met de geslachtsnaam van hun moeder
Jacobus de Medenblick, clericus en notaris te Utrecht, instrumenteert ten overstaan van Johan van Bommel, prior van de Carmelieten te Utrecht, en Goesen van Schayck, beide uit naam van Alydt van Tyell, weduwe van Goessen van Voerdt, enerzijds, en Henrick Wilgersz. van Morendeel en Adriaen van Helsdinghen, beide uit naam van de gezusters Margriet van Zuylen en Anna van Zuylen, dochters van Jacob Marcx, anderzijds, dat Alydt van Tyell enerzijds en Margriet van Zuylen en Anna van Zuylen anderzijds een schikking hebben aangegaan inzake de uitvoering van het testament van hun zuster en tante Elisabeth van Tyell, echtgenote van Goerdt van Voerdt Henricxz., waarin deze haar voorneemde zuster had onterfd ten voordele van haar beide nichten, krachtens de overeenkomst van 9 maart 1536 (Reg. no. 243), met als "overman" voor beide partijen Goerdt van Voerdt Henricxz.
Oorspr. ( Inv. no. 983 ) met notarismerk. Met de zegels van Goerdt van Voerdt Henricxz., de Sint Nicolaaskerk te Utrecht, Johan van Bommel, prior van de Carmelieten en pastoor van de Sint Nicolaaskerk, Goesen van Schayck (fragment) en Adriaen van Helsdinghen (fragment). Het zegel van Henrick Wilgersz. is verloren.
Johan Zoudenbalch, heer van Urck en Emmeloort enz., en Adriaen van Rijn van Jutfaes enerzijds, en Johan van Zuylen, reguliere broeder en prior in de Birckt bij Amersfoort, alsmede Goessen van Schawyck anderzijds oorkonden, dat zij een magescheid hebben uitgesproken over de nagelaten goederen van Elijsabeth Johansdochter van Tiell tussen haar echtgenoot Goeijert van Voird Heynricxsz. enerzijds en haar nichten Margriet en Anna, dochters van Jacob van der Marck en Janna van Zuylen, met als voogden over Anna Heynrick Wilgerssoen van Moerendaell en Adriaen van Helsdingen, aangesteld vanwege de stad Utrecht, anderzijds.
Oorspr. ( Inv. no. 983 ) met het geschonden zegel in rode was van Johan Zoudenbalch, het zegel van broeder Johan en het zwaar geschonden zegel van Goessen. Het zegel van Adriaen is verloren.
Reg. no. 270
Het Hof van Holland oorkondt, dat Daniel Suys met als gemachtigde zijn zwager mr. Lievin Anthonis Blocxz, voogd over zijn echtgenote Willemyne van Adrichem en over haar zuster Cornelia van Adrichem, als gedaagde veroordeeld is in weerwil van het recht van aesdom tot inventarisering en scheiding van de nagelaten goederen van zijn zuster Aechte Suys te Wyck up Zee ten behoeve van Adriane Hermansdochter, weduwe van Pieter van Adrichum, en hun dochter Claerken van Adrichum, met als voogd Willem van Dam, secretaris.
Oorspr. ( Inv. no. 984 ) met het geschonden zegel in rode was van het Hof van Holland.
Reg. no. 327
Misschien was Cornelis Basgen een oom of andere verwant van Cornelis Jansz. uit het geslacht Bout alias Cosgen
Schepenen van Haarlem oorkonden, dat Guyrte Dircksdr., weduwe van Cornelis Basgen, haar testament heeft gemaakt, waarbij zij tot haar enig erfgename heeft aangesteld haar dochter Magdaleen Cornelisdr.
Oorspr. ( Inv. no. 985 ) met het zegel van de eerste schepen. Het zegel van de tweede schepen is verloren.
Reg. no. 340
Albertus filius Nicolai Raet instrumenteert, dat Symon Jacopszoen, geassisteerd met zijn vader Jacob Simonszoen in den Engel en zijn zwagers Jacob Anthonisz. en Cornelis Thomasz., enerzijds, en Catryne Florisdr., geassisteerd met haar vader Jan Mathysz., schepen van Haarlem, anderzijds, huwelijksvoorwaarden hebben aangegaan.
Oorspr. ( Inv. no. 986 ).
Reg. no. 377 en no. 378
Met in dorso van het testament de aant.: "Petemoij-- ". Vermoedelijk behoorde Niese Jacob Jansdr. tot het geslacht Van Hoeff of Bam, verwant aan het geslacht Van Alckemade
Franciscus filius de Delff, notaris te Amsterdam, instrumenteert ten overstaan van mr. Marten Jansz, "doctoir in medicinen", en mr. Jacob van Loeven, "cirurchyn", dat Niese Jacob Janszoonsdochter, begijn op de Hof te Amsterdam, haar testament heeft gemaakt, waarbij onder meer tot haar erven aanstelt haar zusters Baerte, Lysbeth, Alydt en Anna.
Oorspr. ( Inv. no. 987 ) met notarismerk.
Martin Jansz., medicijn te Amsterdam, oorkondt, dat hij aanvulling geeft op het testament van Nies Jacobsdochter, begijn op de Hof, van 28 januari 1566 (Zie Reg. no. 377).
Oorspr. ( Inv. no. 987 ).
Reg. no. 411 en no. 413
Wijbe Pietersz. Ens te Franeker oorkondt ten overstaan van Andries Winsum, notaris, dat hij verkocht heeft aan zijn zuster Hille Pietersdochter een rente ten bedrage van 5 goudgulden per jaar, te lossen met een hoofdsom van 145 goudgulden en rustende op een zathe te Huijns, genoemd het Heijlige Land.
Oorspr. ( Inv. no. 988 ).
Deze rente was bij akte van 26 juli 1548 door Sijbrant en Georgen van Roorda verkocht aan hun ouders Pieter Ghijsbertz. Ens en Jeske Sijverdtsdochter.
De grietman van Baerderadeell oorkondt, dat hij zijn goedkeuring verleent aan de verkoop van een rente ten bedrage van 5 goudgulden per jaar (Zie Reg. no. 411).
Oorspr. ( Inv. no. 988 ).
Niet raadpleegbaar
Reg. no. 526
Joannes Theodori Stekelwerf, notaris te Haarlem, instrumenteert ten overstaan van Cornelis Gherritz., goudsmid, en Henrick Hubertz., kleermaker, dat Willem Gherritz., schipper, en zijn echtgenote Belij Jansdr. hun testament hebben gemaakt.
Oorspr. ( Inv. no. 989 ) met notarismerk.
Reg. no. 586
Mogelijk was Gerrit Adriaensz. een zoon van Andries Gerritsz. (van Hoorn) en Aechte van Heussen. In dit geval was Machtelt Andriesdr. van Heussen, anders genoemd van Hoorn, en gehuwd met Sybrand van Berckenrode, een zuster van hem
Jan Pietersz. Deyman, Arendt Pietersz. en Frederick Adriaensz. enerzijds en Jan Duijnentz. en Willem van Foreest anderzijds oorkonden, dat Gerret Adriaensz. en Lijsbet Pietersdr. van Paendren huwelijksvoorwaarden hebben aangegaan.
Concept ( Inv. no. 990 ).
In dorso van de akte de oude titel: "Opdracht van VII £ g. 'tsjaers op den vyf steden van Hollant ghedaen by Gonsale"
Reg. 390
Schepenen van Middelburg oorkonden, dat Ingel Meertsz., parochiaan in Westmonster, zich borg stelt voor de betaling van een rente ten bedrage van 20 schelling Vlaams per jaar, te lossen met de penning 16, ten behoeve van Merten Cornelisz., vleeshouwer.
Oorspr. ( Inv. no. 995.3 ) met de zegels van de drie schepenen.
Met een transfix van 1601 en een transfix van 1605.
In dorso aant. betr. het aflossen van 600 gulden in 1628.
Bovendien: "nu Jan Gerritge Opstaen".
Mogelijk behoorde Oetgen Jans tot het geslacht De Kies
Niet raadpleegbaar
Erfgenamen voor de ene helft waren Sophia Jans, dochter van zijn broeder Jan van der Nijenburg en gehuwd met Jan Cramer, en voor de andere helft Nicolaes van Abbenbroek, zoon van Maria van Nijenburg
Met in dorso de aant.: Dirck Steffensz. Laeckeman
Niet raadpleegbaar
Zwaar beschadigd
Niet raadpleegbaar
Zeer zwaar beschadigd
Niet raadpleegbaar
Zeer zwaar beschadigd
Onder Holland moet worden verstaan het grondgebied van het voormalige graafschap en gewest Holland, omvattende de tegenwoordige provincies Noordholland, Zuid-Holland en het noordwesten van Noord-Brabant
Reg. no. 25
Gherijt van Heemskerc, ridder, heer van Liesvelt en baljuw van Zuuthollant, oorkondt, dat hij uit naam van de graaf verkocht heeft aan Aliden Wouter Louwekijnszoens dochter en haar zoon Willam zekere goederen afkomstig van Jan van Bysoeijen's overleden vader.
Oorspr. ( Inv. no. 1005 ) met het zegel van de oorkonder.
Reg. no. 35 no. 36 no. 38 no. 39 no. 40 no. 41 no. 42 no. 43 no. 44 no. 45 no. 46 no. 47 no. 48 no. 49 no. 50 no. 51 no. 52 no. 53 no. 54 no. 55 no. 56 no. 57 no. 62 no. 63 no. 65 no. 66 no. 67 no. 68 no. 69 no. 70 no. 71 no. 72 no. 73 no. 74 no.. 76 no. 77 no. 78 no. 80 no. 83 no. 85 no. 87 no. 88 no. 90 no. 92 no. 94 no. 95 no. 96 no. 97 no. 98 no. 99 no. 100 no. 101 no. 102 no. 103 en no. 104
Schepenen van Leiden oorkonden, dat Dirc van Alckmade Heynricszoen verkocht heeft aan Margrieten Hughe Claessoens weduwe 17 hont, 12 gaarden en 9 ½ voet land te Oestgheest.
Afschrift van ca. 1450 in Inv. no. 1006 , fol. 16v.
De oorspr. oorkonde met een transfix van 13 april 1412 (Reg. no. 40).
Schepenen van Leiden oorkonden, dat Ysbrant Strevelant Jans Vossoen verkocht heeft aan Heynric Heynrixz. een huis en erf op de Nuwen Ryn.
Afschrift van ca. 1450 in Inv. no. 1006 , fol. 23v.
Zie ook de oorkonde van 2 mei 1416 (Reg. no. 43).
Schepenen van Leiden oorkonden, dat Gheryt Simon Vrerixsoen verkocht heeft aan Heynric Heynrixsoen een rente ten bedrage van 4 Engelse nobel per jaar, rustende op 8 hont land met huis en boomgaard op de Mersk te Oestgheest.
Afschrift van ca. 1450 in Inv. no. 1006 , fol. 16.
Schepenen van Leiden oorkonden, dat Govaert Ghysbrechtssoen verkocht heeft aan Heynric Heynricssoen 5 hont en 9 ½ gaarde land te Oestgheest.
Afschrift van ca. 1450 in Inv. no. 1006 , fol. 17v.
In margine de aant.: "Mersch".
Schepenen van Leiden oorkonden, dat Willem Wissenzoen verkocht heeft aan Heynric Heynrixz. een schepenbrief van 2 juli 1409 (Reg. no. 35).
Afschrift van ca. 1450 in Inv. no. 1006 . fol. 17.
De schout in het ambacht van Oestgeest oorkondt, dat godshuismeesters van de kerk van Oestgheest, verkocht hebben aan Heynric Heynrixsoen 1 hont land.
Afschrift van ca. 1450 in Inv. no. 1006 , fol. 18.
In margine de aant.: "op die Mersche".
De schout van Leiderdorp oorkondt, dat Pieter Janssoen verkocht heeft aan Heynric Heynrixsoen de helft van 2 ½ morgen land, genoemd de Venne.
Afschrift van ca. 1450 in Inv. no. 1006 , fol. 20.
Schepenen van Leiden oorkonden, dat Willem Simon Vrerixsoen verkocht heeft aan Heynric Heynrixz. een rente ten bedrage van 2 schelling per jaar, rustende op een huis op de Nuwen Rijn.
Afschrift van ca. 1450 in Inv. no. 1006 , fol. 24.
Met het opschrift: "Enen brief dair die renten van den voirsc. huse mede ofgecoft syn". Zie de oorkonde van 25 januari 1410 (Reg. no. 36).
Schepenen van Leiden oorkonden, dat meester Colairt Jacopssoen verkocht heeft aan Heynric Heynrixsoen 11 hont land te Zoeterwoude, genoemd de Loet.
Afschrift van ca. 1450 in Inv. no. 1006 , fol. 20v.
Schepenen van Leiden oorkonden, dat Pieter Josephssoen, Joseph Pieterssoen en Heynric de Bruun verkocht hebben aan Heynric Heynrixsoen 10 hont, 4 hont en nogmaals 4 hont land te Oestgheest.
Afschrift van ca. 1450 in Inv. no. 1006 , fol. 18v.
In margine de aant.: "Mersche".
Schepenen van Leiden oorkonden, dat Jan Dirc Gheritsoensz. verkocht heeft aan Heynric Heynrixsoen een rente ten bedrage van 3 "Comans grote" per jaar, rustende op een huis aan de Bredestraet.
Afschrift van ca. 1450 in Inv. no. 1006 , fol. 4v.
In margine de aant.: "Dese brief heeft die stede gelossent".
Schepenen van Leiden oorkonden, dat Jan Heynrixz. verkocht heeft aan Heynric Heynrixz. een rente ten bedrage van 10 schelling Hollands per jaar, rustende op een huis en erf in Maerndorp.
Afschrift van ca. 1450 in Inv. no. 1006 , fol. 7.
Schepenen van Leiden oorkonden, dat heer Simon Martynssoen, priester, verkocht heeft aan Heynric Heynricssoen 10 ½ hont en 20 gaarden min 3 voet land te Oestgeest.
Afschrift van ca. 1450 in Inv. no. 1006 , fol. 19.
In margine de aant.: "op die Mersche".
Schepenen van Leiden oorkonden, dat Wouter Kerstantsz. en Mateus heren Romboutsz. verkocht hebben aan Heynric Heynrixsoen een rente ten bedrage van 2 gouden Wilhelmus Hollandde schild, rustende op een huis en erf op Sevenhuysen.
Afschrift van ca. 1450 in Inv. no. 1006 , fol. 7v.
In margine de aant.: "Die huysetien hebben II W.us scilt gelosset naest den hoec".
Schepenen van Leiden oorkonden, dat Jan Heynrixsoen verkocht heeft aan Heynric Heynrixsoen een rente ten bedrage van 10 schelling Hollands per jaar, rustende op een huis en erf in Maerndorp.
Afschrift van ca. 1450 in Inv. no. 1006 , fol. 7.
Schepenen van Leiden oorkonden, dat Pieter Wit verkocht heeft aan Heynric Heynrixsoen 6 jaarlijke renten, rustende onder meer op huizen op de Ryn.
Afschrift van ca. 1450 in Inv. no. 1006 , fol. 5.
Schepenen van Leiden oorkonden, dat Aechte Kerstant Gherytsz. die barbiers weduwe en haar zoon Jan Herstantssoen verkocht hebben aan Heynric Heynrixsoen een rente ten bedrage van 2 Franse gouden kroon per jaar, rustende op een huis aan de Bredestraet.
Afschrift van ca. 1450 in Inv. no. 1006 , fol. 4.
Schepenen van Leiden oorkonden, dat Gherijt Jan Pieterssoensz. verkocht heeft aan Heynric Heynrix een rente ten bedrage van 34 schelling Hollands per jaar, rustende op een huis en erf in de Donckersteghe.
Afschrift van ca. 1450 in Inv. no. 1006 , fol. 6v.
Gecasseerd.
De prior en het gemene convent van het klooster t'Onser Vrouwen ter Engelendale te Leiderdorp oorkonden, dat zij verkocht hebben aan Heynric Heynricssoen 7 morgen land te Alphenre Hoorn, "in ghemengeder vuer" met het gasthuis te Leiden, Heynric Aerntssoens kinderen en Doendoys kinderen, Hughe Phillipssoen en Aernt Pouwelsz.
Afschrift van ca. 1450 in Inv. no. 1006 , fol. 21.
Schepenen van Leiden oorkonden, dat Coen Ysac verkocht heeft aan Heynric Heynrixsoen een rente ten bedrage van 3 gouden Engelse nobel per jaar, rustende op 11 ½ hont land te Zoeterwoude.
Afschrift van ca. 1450 in Inv. no. 1006 , fol. 21v.
Schepenen van Leiden oorkonden, dat Femeynse Ysbrantsdochter verkocht heeft aan Heynric Heynrixsoen ½ morgen land van 10 hont op de Mersch te Oestgheest, "in ghemengeder vuer" met Jacob Wit, Hughe Fillipssoen en Pieter Gherijtssoen van Hoec.
Afschrift van ca. 1450 in Inv. no.1006, fol. 19v.
Schepenen van Leiden oorkonden, dat Heynric van der Does, Jacob Vranckensoen, Coen Vranckensoen, Luutgairt Dirx weduwe van Alcmade, Alyt Dirxdochter van Alcmade en Jan van Thetrode verkocht hebben aan Heynric Heynrixz. 3 ½ morgen, 77 gaarden en 9 voet land te Soeterwoude, "in ghemengeder vuer" met Katryn Aernt Jacobssoens weduwe.
Afschrift van ca. 1450 in Inv. no. 1006 , fol. 22.
Schepenen van Leiden oorkonden, dat Pieter Pieter Rotemeestersz. verkocht heeft aan Heynric Heynrixsoen 16 morgen land te Ardelreveen, "in ghemengeder vuer" met Pieter Ghibenz. en de "nuwencoop van den veen".
Afschrift van ca. 1450 in Inv. no. 1006 , fol. 23.
Schepenen van Leiden oorkonden, dat Heynric Willemszoen verkocht heeft aan Heynric Heynricssoen een rente ten bedrage van 1 pond Hollands per jaar, rustende op een huis aan de Maern, een rente ten bedrage van 16 schelling en 4 penning Hollands per jaar, rustende op een erf aan de Maern, alsmede een rente ten bedrage van 10 schelling en 8 penning Hollands per jaar, rustende op 2 huizen en erven aan de Maern.
Afschrift van ca. 1450 in Inv. no. 1006 , fol. 5v.
Schepenen van Leiden oorkonden, dat Claes Willemsz, koopman, verschuldigd is aan Heynricus Jacopsz. een rente ten bedrage van 4 gouden Wilhelmus schild per jaar, rustende op een huis aan Sinte Joefsgraft.
Afschrift van ca. 1450 in Inv. no. 1006 , fol. 3v.
In margine de aant.: "Des brief heeft die stede afgelossent".
De akte is gecasseerd.
Hendrik Hendriksz. heeft de akte ontvangen van zijn vader Heynricus Jacopsz.
Schepenen van Leiden oorkonden, dat Jan Aernt Touwenzoen verkocht heeft aan Heynric Heynriczoen een rente ten bedrage van 6 schelling per jaar, rustende op een huis in de Diefsteeg, alsmede een rente ten bedrage van 10 ½ penning en 2 kapoenen.
Afschrift van ca. 1450 in Inv. no. 1006 , fol. 12.
Schepenen van Leiden oorkonden, dat kerkmeesters van de Sint Pieterskerk verkocht hebben aan Heynric Heynricz. de helft van 2 morgen, 2 hont en 61 ½ gaard land te Soeterwoude.
Afschrift van ca. 1450 in Inv. no. 1006 , fol. 26v.
Opschrift met latere hand: "gelegen achter die raemen".
Schepenen van Leiden oorkonden, dat kerkmeesters van de Sint Pieterskerk verkocht hebben aan Heynric Heynricz. de helft van 5 morgen land te Zoterwoude.
Afschrift van ca. 1450 in Inv. no. 1006 , fol. 26.
Opschrift met latere hand: "gelegen achter die raemen".
Schepenen van Leiden oorkonden, dat kerkmeesters van de Sint Pieterskerk verkocht hebben aan Heynricus Heynricxz. 4 ½ morgen en 50 roeden land te Zoeterwoude, in pacht bij Gheryt Emmen.
Afschrift van ca. 1450 in Inv. no. 1006 , fol. 10v.
Schepenen van Leiden oorkonden, dat Aelbrecht Gerytz. verkocht heeft aan Heynricus Heynricusz. een rente ten bedrage van een gouden Engelse nobel per jaar, rustende op een huis en erf aan het Rapenburch.
Afschrift van ca. 1450 in Inv. no. 1006 , fol. 12.
Schepenen van Amsterdam oorkonden, dat Jacop Jan Willemsz. verkocht heeft aan Heynric Heynricxzoon ongeveer 20 morgen land onder Leiden, genoemd Oude Boschusen.
Afschrift van ca. 1450 in Inv. no. 1006 , fol. 24v.
Schepenen van Leiden oorkonden, dat Geryt Pieter Gobburghenz. verkocht heeft aan Heynric Heynriczoen 2 morgen, 5 hont en 66 gaarden land te Oestgeest op die Merst.
Afschrift van ca. 1450 in Inv. no. 1006 , fol. 24v.
Schepenen van Leiden oorkonden, dat gasthuismeesters van het Sinte Katherinengasthuis verkocht hebben aan Heynr. Heynricz. 2 hont land te Oestgeest, alsmede 3 hont land op de Mersch aldaar, "gemengender vuer" met Claes Jansz. weduwe.
Afschrift van ca. 1450 in Inv. no. 1006 , fol. 30.
Schepenen (van Leiden) oorkonden, dat Danel Pieter Butewechzoen verkocht heeft aan Heynric Heynriczoen 4 morgen, 2 hont en 25 gaarden land te Zoeterwoude, "in gemenghender vuer" met Andries van der Burch en het Sinte Kathrinengasthuis te Leiden, alsmede ? deel van 2 morgen land in de vrijheid van Leiden.
Afschrift van ca. 1450 in Inv. no. 1006 , fol. 25.
Schepenen van Leiden oorkonden, dat Claes Wit, houtkoper, verkocht heeft aan Heynric Heynrixz. de helft van 2 morgen land op Rapenburch binnen de Nuwe Vest.
Afschrift van ca. 1450 in Inv. no. 1006 , fol. 25v.
Schepenen van Leiden oorkonden, dat Phillips Hugenz. en Andries Hugenz. verkocht hebben aan Heynric Heynricxz. 4 morgen land te Alphen in den Hoern.
Afschrift van ca. 1450 in Inv. no. 1006 , fol. 13v.
Schepenen van Leiden oorkonden, dat Willem Claesz., smid, en Jacop Willemsz. verkocht hebben aan Heynric Heynricxz. 2 ½ morgen land in een perceel van 5 morgen land, gemeen met Gheryt Ryswyc Pietersz. te Zoeterwoude.
Afschrift van ca. 1450 in Inv. no. 1006 , fol. 31.
Schepenen van Leiden oorkonden, dat Lysbet Dirc Willemsz. weduwe, appelkoopster, en Dirc Ghysbrecht meester Rutgersz. weduwe verkocht hebben aan Florys Ghysbrechtsz., koopman, een rente ten bedrage van 1 gouden Wilhelmus schild per jaar, rustende op een huis aan de Volresgraft.
Afschrift van ca. 1450 in Inv. no. 1006 , fol. 1.
De oorspr. oorkonde met een transfix van 8 april 1434 (Reg. no. 85).
Schepenen van Leiden oorkonden, dat Katheryn Jacop Moers, weduwe, en haar zoon Jan van Grieken Claes verkocht hebben aan Heynric Heynricxz. een rente ten bedrage van 2 gouden Wilhelmus schild per jaar, rustende op een huis aan het Rapenburch, alsmede 8 hont land te Valkenburch, genoemd de Cakelairscamp.
Afschrift van ca. 1450 in Inv. no. 1006 , fol. 1v.
Schepenen van Leiden oorkonden, dat Pieter Jacopsz. verkocht heeft aan Heynric Heynricxz. een rente ten bedrage van 2 ½ Rijnse goudgulden per jaar, rustende op een hofstede met 3 morgen land te Oestgheest.
Afschrift van ca. 1450 in Inv. no. 1006 , fol. 12v.
Schepenen van Leiden oorkonden, dat Florys Ghysbrechtsz., koopman, verkocht heeft aan Heynricus Heynricxz. een schepenbrief van 23 augustus 1432 (Reg. no. 78).
Afschrift van ca. 1450 in Inv. no. 1006 , fol. 1.
Schepenen van Leiden oorkonden, dat gasthuismeesters van het Sint Katherinengasthuis verkocht hebben aan Heynric Heynricxz. 4 morgen land te Ootsoon, ¼ deel van 7 morgen land te Bodegraven en een rente ten bedrage van 4 schelling en 9 penning per jaar, rustende op een erf bij de Noortpoort op de Ryn.
Afschrift van ca. 1450 in Inv. no. 1006 , fol. 30.
Schepenen van Leiden oorkonden, dat Danel Pieter Butewechsz. verkocht heeft aan Heynric Heynricxz. ? deel van 2 morgen land in de vrijheid van Leiden bij de Nuwe poort.
Afschrift van ca. 1450 in Inv. no. 1006 , fol. 26v.
Schepenen van Leiden oorkonden, dat Gheryt Louwenz. en Clement Jacopsz. bij Heinric Heynricxz. en Feutgen Jacopsz., anders genoemd Feytgen of Poeytien, een hypotheek genomen hebben op 1/7 deel en ? deel van een "noterdyc" met een molenwerf en een huiswerf te Soeterwoude in Oude Boschuysen, bezwaard met een rente ten bedrage van 1 gouden Engelse nobel en 2 oude Vlaamse botdrager per jaar.
Afschrift van ca. 1450 in Inv. no. 1006 , fol. 13.
Schepenen van Leiden oorkonden, dat Ysbrant van der Laen, Fye van der Laen en Machtelt Segers weduwe verkocht hebben aan Heynric Heynricxz. 1 ½ hont land binnen de Nuwe Vest bij de Nuwe poort.
Afschrift van ca. 1450 in Inv. no. 1006 , fol. 27.
Schepenen van Leiden oorkonden, dat jonge Willem Aerntsz. en zijn echtgenote Lysbet Herman Boelnixdochter verkocht hebben aan Heynric Heynricxz. 1 ½ hont land binnen de Nuwe Vest bij de Nuwe poort.
Afschrift van ca. 1450 in Inv. no. 1006 , fol. 27v.
Schepenen van Leiden oorkonden, dat Dirc Poytgen Jacopsz. verkocht heeft aan Heynric Heynricxz. 3 morgen land te Zoeterwoude in een weer van 24 morgen met een "noterdyc" en molenwerf, genoemd Oude Boschuysen.
Afschrift van ca. 1450 in Inv. no. 1006 , fol. 29.
Schepenen van Leiden oorkonden, dat Claes van Boschuysen, Phillips Hugensz., Andries Hugensz., Jan van Ryn, Wermbout Gheryts, alsmede Huge en Jacop, zonen van Jacop Hugensz., allen erfgenamen van Ermgaert Huge Phillipsz., verkocht hebben aan Heynric Heynricxz. 2 morgen land te Alphen in die Hoorn in Aernt Heynenz. weer.
Afschrift van ca. 1450 in Inv. no. 1006 , fol. 14.
De schout van Boegraven oorkondt, dat Alyt Dirc Willemsz. weduwe met als voogd haar zoon Dirc Willemsz. verkocht heeft aan Heinric Heynricxz. ? deel van 7 morgen land te Bodegraven aan de noordzijde van de Ryn.
Afschrift van ca. 1450 in Inv. no. 1006 , fol. 29v.
Schepenen van Leiden oorkonden, dat kerkmeesters van de Sint Pieterskerk verkocht hebben aan Heynricus Heynricxz. 14 jaarlijkse renten, rustende op huizen en erven aan de Vliet, in de Molenstege, aan de Oude Vest en aan de Stienscuer.
Afschrift van ca. 1450 in Inv. no. 1006 , fol 9.
Schepenen van Leiden oorkonden, dat gasthuismeesters van het Sinte Katherinengasthuis verkocht hebben aan Dirc van der Does Heynricxz. 5 morgen en 4 hont land te Alphyn in die Hoern, "in ghemengeder vuer" met Dirc van der Does, Heynric Heynricxz., Willem Dircxz. en Andries Nannen, alsmede 2 ½ morgen, 1 ½ hont en 38 ½ gaarde land aldaar, "in gemengenden voer" met Gheryt Aerntsz., Claes Post, Pieter Poes, het kapittel van Sinte Pancras, Heynric Reynersz., Willem Dircxz., Florys Claessoon en Adriaen.
Afschrift van ca. 1450 in Inv. no. 1006 , fol. 14v.
Eén der gasthuismeester is genaamd Heynric Heynricxz.
Schepenen van Leiden oorkonden, dat Gheryt Aerntsz. verkocht heeft aan Heynric Heynricxz. een rente ten bedrage van 6 gouden Wilhelmus schild per jaar, rustende op 5 morgen land te Alphenre Hoorn, "in ghemengender vuer" met Heynric Heynricxz., Pieter Poes, het kapittel van Sint Pancras, Claes Post, Heynric Reynersz., Willem Dircxz. en Florys Claesz.
Afschrift van ca. 1450 in Inv. no. 1006 , fol. 15v en 2
Schepenen van Leiden oorkonden, dat Vranck meester Pietersz. verkocht heeft aan Henricus Heynricxz. 10 jaarlijkse renten, rustende op huizen aan het Levendael.
Afschrift van ca. 1450 in Inv. no. 1006 , fol. 2.
Schepenen van Leiden oorkonden, dat Louwerys Jacopsz. verkocht heeft aan Heynricus Henricxz. een rente ten bedrage van 20 "comans" groot per jaar, rustende op een huis aan het Levendael.
Afschrift van ca. 1450 in Inv. no. 1006 , fol. 3.
Schepenen van Leiden oorkonden, dat heilige geestmeesters verkocht hebben aan Heynric Heynricxz. 11 hont land te Oestgheest op de Mersch.
Afschrift van ca. 1450 in Inv. no. 1006 , fol. 28v.
Schepenen van Leiden oorkonden, dat Pieter Dirc Poesz. verkocht heeft aan Heynric Heynricxz. 5 morgen, 5 hont en 25 gaarden land te Alphen in die Hoorn, "mit gemengender voer" met Heynric voornoemd, het kapittel van den Hogelande, Claes Post, Willem Dirc, Danelsz., Florys Claesz. en Heynric Reynersz.
Afschrift van ca. 1450 in Inv. no. 1006 , fol. 15.
Schepenen van Leiden oorkonden, dat Huge Heynricusz., Dirc Heynricusz., Simon Jacobsz. en Geryt Jansz. verkocht hebben aan Heynricus Heynricusz. een rente ten bedrage van 8 gouden Wilhelmus schild per jaar, rustende op 3 morgen land te Zoeterwoude.
Afschrift van ca.1450 in Inv. no. 1006 , fol. 11v.
Het perceel land was gelegen "by die hoffstede van Alcmade ende is geheten Ghiesselengeer".
Zie onder Haarlem, inv. no. 1012
Reg. no. 223
Schepenen van Asperen oorkonden, dat Ghijsbert Brants overgedragen heeft aan Margriet en Anna, dochter van Herman Boxs, een perceel land, gelegen in Liefmans Hueff over de tiendweg.
Oorspr. ( Inv. no. 1007 ) met de zegels van de beide schepenen.
Reg. no. 239 en no. 241
De schout van Bergen oorkondt, dat Aelbert Gerytsz. van Coedyck overgedragen heeft aan meester Jheronimus Jansz., priester, drie delen van een perceel land, genoemd de Brethael (Zie Reg. no. 239).
Oorspr. ( Inv. no. 1008 ) met het zegel in rode was van de oorkonder.
Getransfigeerd door de oorkonde van 30 juni 1534 (Reg. no. 239).
Schout en schepenen van Bergen oorkonden, dat Roelant van Heemstede, heer van Liesvelt, uit naam van zijn broeder Engelbrecht van Heemstede met als borg Andries van Bronchorst, heer van Abbenbroeck, verkocht heeft aan Aelbert Geruytsz. van Coedyck drie maal 1/4 deel van een perceel land, genomd de Breethael.
Oorspr. ( Inv. no. 1008 ) met het zegel in rode was van de schout.
Met een transfix van 28 juli 1534 (Reg. no. 241).
Reg. no. 15 en no. 20
Jan die Weent, abt van Egmond, bevestigt ten overstaan van Reyner Janszoon, Reyner Doevez. en Jan van Scoerle, leenmannen van de abdij, dat Aelbrecht van Egmonde heer Janszoin afstand gedaan heeft van zijn leengoederen ten behoeve van zijn neef Aelbrecht van der Bercmaer.
Oorspr. ( Inv. no. 1009 ). Het zegel van de oorkonder is verloren.
Getransfigeerd door de oorkonde van 18 juni 1382 (Reg. no. 15).
Voor een afschrift van ca. 1550 zie Inv. no. 1010 .
Vgl. Meylink: Inv. van de abdij Egmond, Reg. no. 594 en 595.
Aelbrecht van Egmonde heer Janszoen oorkondt, dat hij met goedvinden van zijn broeder Ghijsbrecht van Egmonde ten overstaan van leenmannen van de abdij van Egmond afstand gedaan heeft van zijn leengoederen, gelegen in Sente Aechtenprochie van der Wijc en bestaande uit Den Aec, 3 percelen land bij heer Florens weghe, 2 akkers aan de Kercwech en 9 geerzen land in Midbroec, ten behoeve van zijn neef Aelbrecht van der Bercmeer, welke percelen abt Florens van Egmonde in leen had gegeven aan zijn overoudevader Florens heren Wouterszoen en vervolgens waren overgegaan op zijn oudevader Aelbrecht Florenszoen en zijn vader heer Jan van Egmonde.
Oorspr. ( Inv. no. 1009 ) met de zegels van de oorkonder, Jacob van der Burch, rentmeester van de abdij en bezegelaar voor Ghijsbrecht van Egmonde, alsmede van de leenmannen Reyner Doevenzoen, Reyner Janszoen en Jan van Scoerl.
(Voor een afschrift van ca. 1550 zie Inv. no. 2 . 1010.
Met een transfix van 26 augustus 1390. (Reg. no. 20).
Reg. 15 no. 20 no. 117 no. 130 no. 140 no. 149 en no. 233
Zie voor de oorspr. akten van 1382 en 1390 inv. no. 1009
Jacob van Poelgeest, abt van Egmond, oorkondt ten overstaan van leenmannen van de abdij, dat hij Gerbrant Dircxz. van Buyten, met als voogd Dirck van Duvoirde, beleend heeft met verschillende percelen land te Beverwijk, komende van zijn vader Dirc van Buyten.
Afschrift van ca. 1550 ( Inv. no. 1010 ).
Zie ook Reg. no. 15.
Gherit van Poelgeest, abt van Egmond, oorkondt ten overstaan van leenmannen van de abdij, dat hij Willen van Buyten als voogd over Katryn Gerit Bercmersdochter beleend heeft met goederen te Beverwijk, bestaande uit 4 hofsteden, een rente ten bedrage van 2 pond per jaar, een hofstede met 2 percelen en een blok land en een perceel land; alsmede met een perceel land te Midbroeck.
Afschrift van ca. 1550 ( Inv. no. 1010 ).
Zie ook Reg. no. 117.
Claes van Adrigen, abt van Egmond, oorkondt ten overstaan van de prior, een kapelaan, een broeder en een leenman van de abdij, dat hij de belening bekrachtigt van 30 mei 1459 (Reg. no. 117) voor Garbrant Dircxz. van Buyten inzake goederen te Beverwijk.
Afschrift van ca. 1550 ( Inv. no. 1010 ).
Zie ook Reg. no. 15.
Claes van Adrichen, abt van Egmont, oorkondt ten overstaan van leenmannen van de abdij, dat hij Gerbrant van Buyten beleend heeft met bepaalde goederen te Beverwijck en Midbroeck, komende van Katryn Geryt Berckmersdochter met als voogd Wouter van Beekesteyn (Zie Reg. no. 130).
Afschrift van ca. 1550 ( Inv. no. 1010 ).
Willem van der Goes, abt van Egmont, oorkondt ten overstaan van een leenman van de heer van Egmont en van andere goede lieden, dat hij Dirck van Buyten Gerbrantszoone beleend heeft met bepaalde goederen te Beverwyck en Midbroeck, anders genoemd Wyckerbrouck, komende van zijn vader Gerbrant van Buyten (Zie Reg. no. 149).
Afschrift van ca. 1550 ( Inv. no. 1010 ).
Het perceel De Aeck wordt hier niet meer vermeld.
Reg. no. 89
Schepenen van Haarlem oorkonden, dat Jacob Gherytsz., anders genoemd Jacob uten Koel, in erfhuur gepacht heeft van Broeder Andriessoen een perceel land van 1 ½ morgen, gelegen in de stadsvrijheid.
Gelijktijdig afschrift ( Inv. no. 1011 ).
Reg. no. 108 no. 111 no. 112 no. 114 en no. 142
Vgl. R.D. Baart de la Faille:
Inventaris der Roeperpapieren (V.R.O.A. XLIV (1921), II blz. 162)
Schepenen van Haarlem oorkonden, dat meester Dirc Roeper verkocht heeft aan zijn broeder meester Jan Roeper, priester, 1/9 deel van 2 boomgaarden, gelegen buiten de Cruuspoirte aan Matkgen Coels laan, komende uit de boedel van hun tante Machtelt Roepers en haar echtgenoot Pieter van Saenden, alsmede 1/9 deel van een perceelland te Akersloot, met accoordverklaring van de boedelscheiding door koper.
Oorspr. ( Inv. no. 1012.1 ) met de zegels van de beide schepenen.
Met in dorso de aant.: "Dese affghescreven negendelen heb ic weder vercoft meester Dirc Roeper minen broeder onder een scepenbrief". Zie Reg. no. 114.
Schepenen van Haarlem oorkonden, dat meester Jan Roeper, priester, meester Dirc Roeper, priester, Garbrant (Roeper) en Willem Egbrechtsz. ieder voor 1/9 deel en Jacop Huyge Roepersz., mede voor zijn zuster Katryne Huyge Roepersdochter, ieder voor 2/9 deel verkocht hebben van eenboomgaard, gelegen buiten de Cruyspoirte aan Matte Kools laan, aan Florens Willemsz.
Oorspr. ( Inv. no. 1012.2 ) met de zegels van de beide schepenen.
Schepenen van Haarlem oorkonden, dat meester Jan Roeper, priester, verkocht heeft aan zijn broeder meester Dirck Roeper, priester, 1/9 deel van 2 boomgaarden, gelegen buiten de Cruyspoirte aan Matte Kools laan, komende uit de boedel van hun tante Machtelt Roepers, alsmede 1/9 deel van een perceel land te Akersloot.
Oorspr. ( Inv. no. 1012.3 ) met de zegels van de beide eerste schepenen. Het zegel van de derde schepen is verloren.
Schepenen van Haarlem oorkonden, dat meester Jan Rouper, priester, en Willem Egbrechtz. verkocht hebben aan Baertraet Roepers, weduwe van Florus Willemszoen, tweemaal ? deel van een boomgaard, gelegen buiten de Cruyspoirt.
Oorspr. ( Inv. no. 1012.4 ) met de zegels van de beide schepenen.
Reg. no. 207
Misschien behoorde Jan Mathysz. tot het geslacht Bam of Ban
Schepenen van Haarlem oorkonden, dat Thielman Allairtsz. ten behoeve van zijn dochter Joest, weeskind, verkocht heeft aan Jan Mathysz. een huis en erf, gelegen aan de Bakenessergraft met bezijden een "brouutouwe" en steeg en achterwaats strekkende tot de Biggesteeg.
Oorspr. ( Inv. no. 1013 ) met de zegels van de beide schepenen.
Eén der zegels is losgeraakt.
Reg. no. 254
Gasthuismeesters van Haarlem oorkonden, dat Jacop Pietersz. afgelost heeft een pacht van 4 ½ stuiver per jaar, rustende op zijn huis.
Oorspr. ( Inv. no. 1014 ).
Reg. no. 12
Schepenen van Haarlem oorkonden, dat Ysebrant Borchgaertssoen overgedragen heeft aan Jan van Zaenden 3 geerzen land in de Grote Venne en 1 geers land op de Akermade in de ban van Heemskerc, alsmede dat Jan op zijn kamer en erf in Simon Bollensoens steghe heeft een bedrag van 12 gouden schelling per jaar.
Oorspr. ( Inv. no. 1015 ) met de zegels van de beide schepenen. Eén. zegel is geschonden.
Reg. no. 17
De schout van Heemskerke oorkondt, dat Jacop Bake overgedragen heeft aan zijn broeder Willem van Adrikem zekere percelen land gelegen in de Grote Venne te Heemskerke.
Oorspr. ( Inv. no. 1016 ) met het zegel van de oorkonder.
Reg. no. 18
Phillips van Cralingen oorkondt, dat hij verkocht heeft aan zijn zwager Willaem van Adrichem Florens Bakensoen 5 oude geerzen en 1 ½ vierendeel van een geers land in de Akermade te Heemskerke, aan hem vererfd door toedoen van zijn echtgenote Haesciaen van Jan van Zaenden Willaem Janssoens soen van Zaenden.
Oorspr. ( Inv. no. 1017 ) met de zegels van de oorkonder en van Willaem van der Boechorst uit naam van zijn nicht Haesciaens.
Reg. no. 210
Leenmannen van de grafelijkheid van Holland oorkonden, dat Jan van Foreest verkocht heeft aan Willem Pietersz. ten behoeve van diens echtgenote Gertruyt Florisdochter van Adrichem de helft van 6 morgen land, genoemd die Mersche, alsmede ¼ deel van de Cleyne Evertscamp, beide gelegen in de ban van Heemskerck.
Oorspr. ( Inv. no. 1018 ) met de zegels in bruine was van de beide leenmannen.
Reg. no. 521
Johan van Duvenvoorde, heer van Warmond en leenheer van het Huis te Warmond, oorkondt ten overstaan van zijn leenmannen, dat hij Aert Dirxsz. beleend heeft met de helft van een morgen land in het ambacht van Coudekerck, achtereenvolgens komende van Aert Dammasz., Ghijsbrecht Aertsz., diens broeder Dammas Aertsz. en Appolonia Arentsdochter.
Oorspr. ( Inv. no. 1020 ).
Reg. no. 470
Het aangehecht stuk van 1589 betreft het vaststellen van een erfpacht, rustende op de "Galchdyk", door de ingelanden van Oudorp
Schepenen van Alkmaar oorkonden, dat Maritgen Dircxdr., weduwe van Adrian Ripprantsz., met als haar voogd Matheeus Gerrytsz., kwijtschelding verleent aan Ysbrant Louwisz. Wildeman voor de overdracht van een perceel land te Outdorp, genoemd de Drystal of 's Graeven Sluys.
Oorspr. ( Inv. no. 1021 ) met de geschonden zegels van de beide schepenen.
Met een transfix van 1595.
Reg. no. 431
Philips Willem van Nassau, graaf van Bueren, Leerdam enz., oorkondt ten overstaan van zijn leenmannen, dat hij Loef van der Haer erfelijk beleend heeft met 2 morgen land te Overboycop, gelegen in de 15e weer.
Oorspr. ( Inv. no. 1022 ) met het zwaar geschonden zegel in rode was van de oorkonder.
Reg. no. 129
Karel, hertog van Bourgondien enz., oorkondt ten overstaan van zijn stadhouder-generaal, raad en leenmannen van Holland, dat hij Lysbeth Willemsdochter Uuytenhage, echtgenote van Jan van den Woude, beleend heeft met goederen van de heerlijkheid van Put, bestaande uit de helft van 3 lijnen land te Scollaertsdyck en de helft van 3 lijnen land van de Westthiende te Spikenis, komende van wijlen Lysbeth Jan Pape Moudnisdochter onder verklaring van afstand van rechten van Jan Pieterszoon van Berwairde, priester en zoon van laatstgenoemde, met als voogd Ewout Pieterszoons; alsmede met hetzelfde deel, komende van wijlen Clais Pieterszoons, broeder van voornoemde Jan, onder voorwaarde dat deze goederen bij haar overlijden overgaan op haar één na oudste zoon of dochter als erfgenaam van haar ouders Hillegonts Bruynincx Spruytsdochter en wijlen Floris van Bosschuysen.
Oorspr. ( Inv. no. 1023 ) met het geschonden zegel in rode was van de oorkonder.
Vermoedelijk was Cornelis Adriaensz. Berckel een broeder van Willem Adriaensz. Berckel, gehuwd met Cornelia Simonsdr., die een oom was van Simon Graswinckel.
Vgl. inv. no. 775
Reg. no. 193
Joest Jansz., prior, Jan Olislagher, meester en doctot in de godgeleerdheid, Jan van Ghiethoern, supprior, Claes van Amsterdam, broeder, en Roloff van Almelo, procurator van het Predikherenconvent te Haarlem, oorkonden, dat zij verkocht hebben aan Jeroen Zymonsz. en Joest Jeroensz. een perceel land te Velsen, genoemd "opten Zant" en komende uit de erfenis van broeder Engel Jacopsz.
Oorspr. ( Inv. no. 1025 ) met het zwaar geschonden zegel van het convent.
Reg. no. 408
Schepenen van de parochie en heerlijkheid van Onze Lieve Vrouwenpoldre benoorden der Vere oorkonden, dat Adriaen van Campen te Middelburg overgedragen heeft aan Bruninck van den Wijngaerde ¼ deel van verschillende landen, schorren, dijk- en gorsettingen.
Oorspr. ( Inv. no. 1028 ). De zegels van de drie schepenen zijn verloren.
Reg. no.115 en no. 116
Jacob, heer van Gaesbeeck, Apcoude, Putten en Stryen, oorkondt, dat hij verkocht heeft aan Henric, deken van Loenresloet, een hoeve land, eertijds door hem gekocht van het klooster te Oudwick in het kerspel van Apcoude en vallende onder het aesdom van het proostdijgerecht van Sint Peter te Utrecht, alsmede ½ hoeve land, aldaar gelegen in de Wynckel, waarbij hij aan zijn zwager Eerst van Amerongen, kastelein, baljuw en rentmeester van Apcoude, machtiging verleent tot de rechtshandeling van overdracht.
Geinsereerd in de oorkonde van 21 augustus 1457 (Reg. no. 116).
Schout en asigen van Apcoude in de proosdij van het herengerecht van Sint Peter te Utrecht oorkonden, dat Eerst van Amerongen, baljuw van Apcoude, als gemachtigde van Jacob, heer van Gaesbeeck enz., overgedragen heeft aan Henric, deken van Loenresloet, 1 ½ hoeve land. (Zie Reg. no. 115).
Oorspr. ( Inv. no. 1029 ). Het zegel van de schout is verloren.
Reg. no. 168
David van Bourgoendien, bisschop van Utrecht, oorkondt ten overstaan van zijn mannen, dienstmannen en gerichtsluiden, dat Gysbert van der Hair in pand gegeven heeft aan Johan Deell, wonende in den Haghe, respectievelijk 14 ½, 10 en 7 morgen land, gelegen in het gerecht van Bunnick, alsmede 2 morgen land, gelegen in het gerecht van Starkenborch.
Oorspr. ( Inv. no. 1030 ). Het zegel van de oorkonder is verloren.
Reg. no. 165 no. 267 en no. 350
Wyllem Clais Zailensoen oorkondt, dat hij in pacht ontvangen heeft van Gijsbert van der Hair 21 morgen land onder Cameriken voor de termijn van 10 jaar.
Oorspr. ( Inv. no. 1031 ). Het zegel van Simon Ghereitsz., bezegelaar voor de oorkonder, is verloren.
Lubbrant Symonssoen oorkondt, dat bij in pacht ontvangen heeft van Heylwich Gysbertsdochter van der Hair Jacobs weduwe van Snellerberch 21 morgen land, gelegen in de Haeck in het gerecht van Camerick, voor de termijn van 8 jaar.
Oorspr. ( Inv. no. 1031.1 ) met het zegel van Willem Claes Bergersz. als bezegelaar voor de oorkonder.
Cornelis Mathysz. oorkondt, dat hij in pacht ontvangen heeft van Heylwich van der Haer Jacobs weduwe van Snellenberch 21 morgen land, gelegen in den Haeck in het gerecht van Camerick, voor de termijn van 9 jaar.
Oorspr. ( Inv. no. 1031.2 ) met het zegel van Jan Jansz., scryver.
Reg. no. 169
Met in dorso akten van belening van 1525 en 1534 ten behoeve van haar zoon Hubert Hendriksz.
Reg. no. 217 en no. 240
De proost van de kerk van Sinte Marien te Utrecht oorkondt ten overstaan van zijn leenmannen, dat hij Katherinen Gysbert Henrick Brantzdr. met als voogd haar echtgenoot Henrick Hubertz. beleend heeft met de helft van 10 morgen land van een hofstede te Lopick, genoemd de Vrij Hove, komende van haar vader Gisbert Henrick Brantz.
Oorspr. ( Inv. no. 1032 ). Het zegel in rode was van de oorkonder is verloren.
In dorso van deze oorkonde akten van belening van 15 mei 1525 (Reg. no. 217) en van 24 juli 1534 (Reg. no. 240).
Johannes van Amerongen, notaris, instrumenteert, dat Hubert Henricxsz., zoon van Kathryn Ghybert Henrick Brantszdochter, ten overstaan van leenmannen van de proostdij leenhulde gedaan heeft voor de officiaal van de proost en aartsdiaken van Sinte Marien te Utrecht inzake een hofstede te Lopik (Zie Reg. no. 169).
Oorspr. ( Inv. no. 1032 ).
Geschreven in dorso van de oorkonde van 27 september 1497 (Reg. no. 169).
Johannes van Amerongen, notaris, instrumenteert, dat Hubert Henricx., zoon van Kathryn Ghysbert Henrick Brantszdochter, ten overstaan van leenmannen van de proostdij leenhulde gedaan heeft voor de officiaal van de proost en aartsdiaken van Sinte Marien te Utrecht inzake een hofstede te Lopik (Zie Reg. no. 169 en Reg. no. 217).
Oorspr. ( Inv. no. 1032 ).
Geschreven in dorso van de oorkonde van 27 september 1497 (Reg. no. 169).
Reg. no. 31
Herbaren van Yselsteyn, ridder, oorkondt, dat hij Johan van der Hare Loefssoen erfelijk beleend heeft met 2 ½ morgen land alsmede met ½ morgen land, gelegen in de Mate te Maersen en vallend onder het Zutpheenschen recht, welke percelen bij versterf zullen overgaan op zijn oom Ghiselbrecht.
Oorspr. ( Inv. no. 1033 ). Het zegel van de oorkonder is verloren.
Zie onder Bunnik
Reg. no. 105
Jacob, heer van Gaesbeec, Apcoude, Putten en Strijen, oorkondt ten overstaan van zijn leenmannen, dat Willem van Drijbergen Jansz. aan hem als leenheer overgedragen heeft het Clein Weertgen, gelegen in het gericht van Wijc buiten de Luetertoern en komende van wijlen zijn vader Jan.
Oorspr. ( Inv. no. 1034 ). Het zegel in rode was van de oorkonder is verloren.
Zie voor een genealogie van het geslacht Cousebant inv. no. 75
Vermoedelijk opgemaakt in verband met het huwelijk van Gerrit van Berckenrode met Geertruyd van Abcoude van Meerten, in 1577 gesloten te Delft
Reg. no. 59 en no. 60
Vgl. het Archief der Secretarie van de stad Leiden 1253-1575, inv. no. 316
Fredrick van Blanckenhem, bisschop van Utrecht, Johan, burggraaf van Montfoorde, Philips, heer van Wasseneer, burggraaf van Leyden, Willam van Bredenroede, heer van Genepe, Steyn en ter Merweden, en burgemeesters, schepenen en gemene raad van Utrecht, Leyden en Amersfoert oorkonden, dat zij een verbond hebben aangegaan voor de duur van 5 jaar, dat zij de heer van Egmont, heer Geryt van Heemskercke en de verdere uitgewekenen uit Leyden tot vijand hebben verklaard en dat zij alleen gezamenlijk vrede zullen sluiten.
Afschrift van ca. 1620 ( Inv. no. 1036 ).
Gedrukt: Van Mieris, Charterboek IV, blz. 542.
Oorspr. in het Archief der Secretarie van de stad Leiden, Reg. no. 368.
Dirck van Zanthorst, Geryt van Bennenbroeck, Willam van Poelgeest, Jan van Poelgeest, Aernt van Hodenpijl, Egbrecht van der Spangen, Jan van den Weerde, Willam van den Weerde, Jan Dever van Minen, Gerijt Dever, Vranc van Zaenden, Geryt Albout, Claes Albout, Peter Albout, Heynrick Albout, Huge Albout, Dirck Albout, Willam Bloet, Gherijt van Poellenberch, Jan van der Mije en Jan Hughe Starcken enz. oorkonden, dat zij zich hebben aangesloten bij het verbond van 15 april 1420 (Zie Reg. no. 59).
Afschrift van ca. 1620 ( Inv. no. 1036 ).
Gedrukt: Van Mieris, Charterboek IV, blz. 544.
Het oorspr. was gestoken door de oorkonde van 15 april 1420.
Reg. no. 185
Blijkens het handschrift heeft mr. Adriaen van Hellemijs van Welle het stuk afgeschreven
Alijdt van Kijffhouck, vrouwe van Assendelft en Gaudreaen, weduwe van de heer van Assendelft, oorkondt ten overstaan van een leenman van de grafelijkheid van Holland en van haar leenmannen, dat zij Joost Albout, Adriaen Albout, Aelbrecht Albout en Janne Albout, kinderen van wijlen Janne, natuurlijke dochter van Adriaen van der Leck, en Gherijt Albout, ieder voor zich beleend heeft met ¼ deel van een hofstede met 20 morgen land te Nijendorp, komende van hun voornoemde moeder en grootvader.
Afschrift van 1618 door Lodewyck de Knibberch, notaris te Den Haag, uit het Registrum feudarum castri de Heemskerck nuncupati de Harlem, fol. 143v. ( Inv. no. 1037 ).
Reg. no. 189
Joost van der Hoeve en Jacob van Egmont oorkonden, dat de nakomelingen van Gerijt Albout, zoon van Pieter Steenwerper, ridder, jongste zoon van Goeije en diens echtgenote Pieternella, dochter van Eedevaert van Diemen, ridder, "goede suldtboertige luyden" zijn.
Afschrift van ca. 1620 ( Inv. no. 1038 ).
Niet raadpleegbaar
Enkele stukken zijn waarschijnlijk vervaardigd door Jacob van Alckemade, daar in 1620 in diens sterfhuis een staat in duplo werd opgesteld van tot zijn bescheiden behorende genealogieën van het geslacht Van Alckemade, ondertekend door Jacob van Alckemade nomine patris, Nicolaes Heynens, Jacob Bam, F. Bam, La. van der Horst, Cornelis van der Hooch, S(ybrand) van Alckemade en F(loris) van Alckemade
Vgl. voor de memorie inv. no. 612
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Reg. no. 21
Zeer zwaar beschadigd
Arent, heer van Egmont en van IJselsteijn, oorkondt ten overstaan van zijn mannen jonkheer Willem Gijsbertsz., Heijndrickxs en Arent van Mijnden, dat hij zijn neef Floris van Alckemade Heijndrikxsz. vanwege diens trouwe dienst beleend heeft met de Lage Bercmeer bij Veenhuijsen, komende van neef Claes heer Willemszoon van Naeltwijck, het land gelegen op de Suijderweert bezijden Barchsweert dat men Rekel en honderden heet en behoorde aan die van Wermenhuijsen, 7 honderden die behoorden aan die van Tutingehorn, alsmede met 9 honderden die behoorden aan die van Eenigenburch, gezamenlijk grenzende aan Heijnricx erfgenamen van Heemskerck, de buer van Outkarspel, de kerk van Suycscerwoude en andere vele goede knapen.
Afschrift van 3 mei 1604 door Boudewijn van Rietwijk, griffier van de lenen, uit het leenregister van de graaf van Egmond, genoemd B, folio XXXI ( Inv. no. 1043 ).
Met aant. betr. een nieuwe belening op 14 februari 1410 (Sinte Valentijnsdach).
Nog met de aant.: "Raeckende Floris van Alckemade als getuijge staende oover een leen van de grave van Egmont, 1433".
Reg. no. 81
Als leenman van de Heer van Egmond fungeerde Floris van Alckemade
Het afschrift van 1590 heeft als aant. in dorso: "Deese Floris van Alckemade in de verleijbrief vermelt als getuijge, is deselve daer onse annotitien van ons voorouders af vermelden:
Zijn vader Gerrit raeckte tot armoede door den inbrueck van 't soute land buijten Dordrecht, en begaf hem metterwoon tot Egmondt bij sijn neef, en deese Floris was toen out 10 jaer"
Het afschrift van 1618 heeft onder meer als aant. in dorso:
"Dit soude nader naegesien konnen worden op de grieffije van de leenkamer, geregistreert met de letter D., folio 79 verso"
Bovendien:
"Nota: hier is nogh nader brief afgekomen, deese Floris waer met sijn vertigte van goederen door de inbrueck bij Dordrecht anno 1421: tot Egmont wooninge gehouden"
Johan, heer van Egmond enz., oorkondt ten overstaan van Florens van Alcmade en andere leenmannen, dat hij Almer Jan Ydinxsone beleend heeft met een perceel land in de ban van Langedyck, genoemd Sasscheroirt.
Afschrift van 1590, alsmede een afschrift hiervan van 1618 ( Inv. no. 1044 ).
Het eerste afschrift heeft als datum 10 mei en het tweede 29 mei.
Niet raadpleegbaar
(Reg. no. 118 en no. 119)
Zwaar beschadigd
Henricus, filius Hugonis Nicolai, clericus Traiectensis diocesis, instrumenteert, dat Ysebrandus de Alcmade en zijn broeder Gerardus de Oestgeest, zonen van Wilhelmus de Alcmade, een eeuwige vicarie gefundeerd hebben op het Driekoningenaltaar in de zuiderbeuk van de Sint Pieterskerk te Leiden ter ere van paus Sint Silvester met als dos 3 percelen land te Oegstgeest, waarvan één genoemd de Voervenne, ten behoeve van candidaten voor het priesterschap met als eerste possessor Wilhelmus de Rytwyck, zoon van voornoemde Ysbrandus.
Afschriftvan ca. 1610 door notaris Van Galenvan een afschrift door notaris Adam Boon ( Inv. no. 1045 ).
Ysbrandus de Alkmade, filius Wilhelmi, oorkondt, dat de bisschop van Utrecht de fundatievan een vicarie in de Sint Pieterskerk te Leiden (Reg. no. 118) bekrachtigd heeft en dat de possessor een bedrag van 12 gouden Franse kronen per jaar uit zijn 11 jugera land te Oegstgeest zal ontvangen onder voorbehoud dat zijn tante Elisabeth de Alckemade mede hiervan het vruchtgebruik zal genieten.
Afschrift van ca. 1610 door notaris Van Galen van een afschrift door notaris Adam Boon ( Inv. no. 1045 ).
Zie voor de akte van 1589 inv. no. 273
Reg. no. 2
Florens, graaf van Holland, oorkondt, dat hij zijn knape Janne van Haerlem vooren Aleijden sone beleend heeft met een perceel land, genoemd de Berckenrode, gelegen bij de gasthuizen in de Hout te Haarlem en komende van Willem Terninc Bedolve.
Afschrift van ca. 1675 ( Inv. no. 1047 ).
Gedrukt: o.a. Van den Bergh, Oorkondenboek, no. 529
Betreft onder meer de geslachten Van Arckel, Van Egmond, De Glustelle en Van der Sare
Niet raadpleegbaar
Eén der stukken is zwaar beschadigd
Zie ook inv. no. 1069
Het deel is in 1868 in bruikleen gegeven aan het Algemeen Rijksarchief, en berustte onder de Derde Afdeling, handschrift no. 26
Zie voor nadere bijzonderheden het artikel van mej. E.H. Korvezee in het Ned. Archievenblad van 1939/1940
Vgl. eveneens de uitgave van de Cronica illustrium dominorum de Brederueden in de Fontes Minores Medii Aevi door W. Jappe Alberts en C.A. Rutgers van 1957
De testator overleed 3 september 1655
Reg. no. 11 en no. 26
Twee stukken zijn blijkens handschrift afgeschreven door mr. Adriaen van Hellemijs van Welle
Johan van Arkel, bisschop van Utrecht, oorkondt ten overstaan van Ghisebrecht, heer van Abcoude en van Gaesbeke, Sweder, burggraaf van Montfoerde, Ghisebrecht van Starkenberch, Johan van Bloemensteijne, Jacob van Lichtenberch, ridders, en andere goede lieden, dat hij toegewezen heeft aan Henric van Broechusen het goed te Ghinckel, hetwelk deze gekocht had van vrouwe Heilwijch van Vijanen en haar echtgenoot heer Willam van Duvenvoerde, ten nadele van aanspraken van Zweder van Vijanen, onder voorbehoud van oudere rechten van Zweder.
Afschrift van ca. 1620 ( Inv. no. 1055 ).
Johan van Broeckhuijsen Florenssoon, knape, leenman van de domproost van Utrecht, oorkondt ten overstaan van zijn leenmannen Gerrit Vinck en Jacob Smit tot Derthuijsen en andere goede lieden, dat hij Dirck Wijnant beleend heeft met het goed te Derthuijsen, genoemd Out Broeckhuijsen en gelegen in het kerspel van Doorn, met Schevickhoven en Valckeneng met de daartoe behorende rechten en goederen, komende van zijn dochter Nelle van Broeckhuijsen met als voogd haar echtgenoot Steven van der Weijde, en eerder toebehorende aan Dirck van Broeckhuijsen als een rechte broederscheiding.
Afschrift van ca. 1620 ( Inv. no. 1055 ).
Reg. no. 447 en no. 448
Gijsbrecht van Duivenvoorde had zich in 1573 bij Willem van Oranje gecompromitteerd vanwege zijn aandeel in de moord op de Delftse pastoor Cornelis Musius, vgl. Obreen blz. 126 en 127
Ghysbrecht van Duvenvoorde, heer van Opdam, verzoekt aan de Prins van Oranje het banvonnis onder verbeurdverklaring van zijn goederen niet uit te spreken en hem uit zijn gevangenschap te ontslaan.
Oorspr. ( Inv. no. 1056 ).
Met appointementen van 2 en 3 november 1573. Deze vergunnen hem zich in een huis in Delft te vestigen
Jacob van Duvenvoerden, heer van Waermondt, Jacob, heer van Wingaerden, Aerent, heer van Duvenvoerde, Jan van der Does, heer van Noirtwyck, Adriaen van Mathenes, Adriaen van Swieten, Adriaen van der Does, Ghysbrecht van Wingaerden, Cornelis van Wingaerden, Jaspaer van Poelgeest en Daniel van den Boetzelaer, heer van Meruwen, verzoeken aan de Prins van Oranje om Ghysbrecht van Duvenvoerde, heer van Opdam, gratie te verlenen en uit zijn gevangenschap te ontslaan.
Oorspr. ( Inv. no. 1056 ).
Johan van Duivenvoorde, heer van Warmond enz., geboren in 1547 als zoon van Jacob van Duivenvoorde en Henrica van Egmond van Merensteyn, huwde in 1590 Odilia van Valckenaer. Hij overleed omstreeks 1610 en staat bekend als de admiraal van Warmond
Het album bevat onder meer de handtekeningen van prins Maurits, stadhouder Willem Lodewijk, de graaf van Leicester en onderscheidene landsheren en edelen uit Holstein. Dit laatste is te verklaren uit het feit dat Johan van Duivenvoorde als ambassadeur van de Republiek gezantschapsreizen maakte naar Denemarken in de jaren 1588 en 1594
Aannemelijk is, dat inv. no. 1056, 1057 en 1058 door haar huwelijk in het jaar 1763 aan het geslacht Cousebant zijn gekomen
Reg. no. 75
Gebruikt als omslag van een pachtboekje van Jan van Foreest, inv. no. 733. Door afsnijding is de datum verloren gegaan.
Zie nader A.W.E. Dek: Genealogie der heren en graven van Egmond, blz. 83
Schepenen van Haarlem oorkonden, dat Otte van Egmonde heren Aelbrechtsoen enerzijds en Mechtelt Gherit Alboutsdochter, geassisteerd met haar vader Gherit Albouts, anderzijds, huwelijksvoorwaarden hebben aangegaan.
Oorspr. ( Inv. no. 733 /1060).
Gebruikt als omslag voor een pachtboek van Jan van Foreest.
Door gedeeltelijke afsnijding is de datum verloren gegaan.
Zie verder omtrent Otto van Egmond, zoon van Aelbrecht van Egmond van Merenstein en Agnes van Beesde bij Dek: Genealogie der heren en graven van Egmond, blz. 83.
Hieruit blijkt dat Aefge Gerbrants, echtgenote van Frederik Cousebant, hertrouwde met Nicolaes Gael Jacobsz.
Aangetast door vocht
Niet raadpleegbaar
Reg. no. 110 no. 121 no. 123 no. 128 no. 137 no. 141 no. 143 no. 144 no. 145 no. 148 no. 163 no. 218 no. 245 no. 277 no. 279 no. 307 no. 316 no. 338 no. 349 en no. 581
Onbekend met welk doel en bij welke gelegenheid vervaardigd of bijeengebracht. Misschien heeft mr. Martinus van der Goes deze stukken verzameld
Philips, hertog van Bourgongien enz., oorkondt, dat zijn raadsman Jan Ruijchrock als leengoed bezit een hofstede van 14 morgen, gelegen onder Rijswijck bij den Hage en genoemd de Werffue, alsmede 13 morgen land, gelegen op de Harnaase in 't Woud en door hem gekocht van Jan Pietersz. van der Goes.
Extract van ca. 1650 uit het register Primo Libro Pricipium Caput Noorthollandt, fol. XLIIII ( Inv. no. 1063 ).
Tevens nog twee extracten in voornoemd Inv. no. 1063 .
Philips enz. oorkondt ten overstaan van zijn raad en leenmannen van Holland en Zeeland, dat hij Pieter van der Goes Henricxsoon van der Goes beleend heeft met een tiende, gelegen bij de stad Goes in het ambacht van Cloetinge op Suijt-Bevelant, komende van wijlen zijn vader Henricx van der Goes als een Zeeuws leen.
Afschrift van ca. 1650 uit het register Et Finis capitulo Zeelandt, fol. 4 (Inv. no.).
Met extracten van leenakten van 1495, 1562 en 1564 voor de nakomelingen van Pieter van der Goes.
Philips, hertog van Bourgonien enz., oorkondt, dat hij na advies van onder meer zijn rentmeester-generaal in Holland, Zeeland en Friesland, zijn stadhouder en het raadslid heer Pieter van der Goux, ridder, in erfpacht gegeven heeft aan de stad Tholen en het ambacht van Schakerloo het Botkensveer voor het bedrag van 13 pond Vlaams per jaar, alsmede de overige veren en veersteden in het Land van Tholen en het ambacht van Schakerloo voor het bedrag van 12 pond Vlaams per jaar ter begunstiging van de Tholense weekmarkt onder opheffing van het door hem ingestelde domaniale damgeld op de door de heer van Bergen aangelegde dijk door de Halsterse Weel, gelegen tussen het Land van Bergen en het eiland 's Heer Boudijnspolder.
Afschrift van ca. 1625 uit het Geluwe Register P., fol. CLXXIv. en CLXXII ( Inv. no. 1063 ).
De oorkonde is overgezet uit de "France taele". Pieter van der Goes wordt hierin genoemd: "sieur Piere de Goux, chavallier".
Carel, hertog van Boergoendien enz., oorkondt ten overstaan van zijn raad, Pieter van der Goes en andere leenmannen van Zeeland, dat hij Floris van Borselen, ridder, natuurlijke zoon van wijlen Vranck, heer van Borselen en graaf van Oistervant, beleend heeft met de goederen van zijn vader, bestaande uit de stad, de heerlijkheid en het ambacht van Cortkene alsmede uit lage ambachtsheerlijkheden gelegen op Noort Bevelandt in de parochie van Welle, in Coninchem, in Harldijck, in de parochie van Emelisse, in 's Heer Wittenkercke, in het ambacht van Ekinge, in Hanerstede, in Noortambocht en in Catsambocht bewesten Waels.
Afschrift van ca. 1625 ( Inv. no. 1063 ).
Carel enz. oorkondt ten overstaan van zijn stadhouder-generaal en leenmannen van de grafelijkheid van Holland, dat hij Pieter van der Goes Henricxz. na overdracht zijnerzijds erfelijk beleend heeft met 4 hont land, gelegen ten oosten van de kerk van Rijswijck.
Afschrift van ca. 1650 uit het Liber Carolus A Capitulo Noorthollant, fol. 58 ( Inv. no. 1063 ).
Maria, hertogin van Bourgondien enz., oorkondt ten overstaan van haar stadhouder-generaal, Pieter van der Goes en andere leenmannen, dat zij de douairie bevestigt, door Aelbrecht, heer van Schagen, ridder, verleend aan zijn echtgenote Adriane Gijsbrechtsdr. van Nienrode, bestaande uit zijn huis te Schagen met toebeveren en een bedrag van 50 pond per jaar, uit de heerlijkheid van komende Schagen en de visserij van Schagercogge en Nieudorpercogge.
Afschrift van 11 november 1654 door de griffier van de lenen uit het register Maxi. Marie cap. Vrieslandt, fol. II ( Inv. no. 1063 ).
Tevens nog drie afschriften van ca. 1650 in voornoemd Inv. no. 1063 .
Zie verder V.R.O.A. XXV (1902), blz.173: Archief van de Heeren en de Heerlijkheid van Schagen, Reg. no. 18.
Ber. Hist. Gen. 5e deel, 1e stuk, blz. 213: J.J. de Geer: Nalezingen op de Proeve eener geschiedenis van het geslacht Nyenrode.
Maximiliaen en Marie enz., oorkonden ten overstaan van Pieter van der Goes en andere leenmannen van Holland, dat zij Ermegairt, dochter van meester Philips Codden, met als voogd haar echtgenoot Jan van Sonnevelt, beleend hebben met een droge dijk, gelegen in het land van Putte in de polder van Geervliet en van Biervliet met Hoenrehoeck, komende van wijlen haar broeder Jacob Codde.
Afschrift van ca. 1650 uit het register Maximiliaen en Marie cap. Put en Strijen, fol. 2 ( Inv. no. 1063 ).
Maximiliaen en Marie enz., oorkonden ten overstaan van hun stadhouder-generaal, Pieter van der Goes en andere leenmannen van Holland, dat zij Phillips van Ranst beleend hebben met de hoge en lage heerlijkheid van Ethen, Meduwen en Babilonienbroeck met het slot te Meduwen, een rente van 100 pond per jaar en ander toebehoren, alsmede met de ambachtsheerlijkheid van Drongelen met de uitlanden buitendijks over de Maze, komende van Adriaen van Drongelen.
Afschrift van ca. 1650 uit het register Maximiliaen en Marie cap. Suijthollandt, fol. 10v en 11 ( Inv. no. 1063 ).
Maximiliaen en Marije, hertog en hertogin van Oostenrijck enz., oorkonden ten overstaan van hun stadhouder-generaal, Pieter van der Goes en andere leenmannen van Holland en Zeeland, dat zij het Karthuizer klooster bij Antwerpen en het Cistercienzer klooster van Sint Salvator te Antwerpen ieder voor zich beleend hebben met ? deel van de heerlijkheid van Middelhernisse, gelegen in de heerlijkheid van Putte, idem met ? deel van ¼ deel, alsmede met ? deel van het bedijkte of nog te bedijken vroonland, waarvoor Pieter Jansz. van IJlpendam leenhulde gedaan heeft vanwege het overlijden van hun voogd Jacob van Santvoort.
Afschrift van 1 oktober 1671 van een afschrift van 9 oktober 1588 uit het register van Marg. de la Torre, fol. 118v., 119 en 119v. van het oorspronkelijk ( Inv. no. 1063 ).
Tevens nog een afschrift en eenextract van ca. 1650 in voornoemd Inv. no. 1063 .
Indien de Jaarstijl is gebruikt, moet gelezen worden 1478.
Maximiliaen enz. oorkondt ten overstaan van Pieter van der Goes en andere leenmannen van Holland, dat hij Jan Bouwensz. beleend heeft met een kamer en een boomgaard te Heemstede, gelegen naast de kapel, alsmede met 5 morgen land te Bennenbroeck, komende van wijlen zijn neef Jan Boudijn Jansz.
Afschrift van ca. 1650 uit het register Maximiliaen en Maria cap. Kennemerlant, fol. 7 ( Inv. no. 1063 ).
Maximiliaen en Philips enz. oorkonden ten overstaan van hun stadhouder-generaal, Pieter van der Goes en andere leenmannen van de grafelijkheid van Holland, dat zij Adriaens Pieterssoon beleend hebben met de visserij van West-Barendrecht, terwijl de vorige leenman Jacob Jacobssoon van Minnebeke het recht behoudt gedurende een termijn van 12 jaar dit leen af te lossen met een bedrag van 60 pond Vlaams ineens.
Afschrift van ca. 1670 uit het register Maximiliaen ende Philips caput Zuijthollandt, fol. 16v. ( Inv. no. 1063 ).
De Staten van Holland en Friesland oorkonden, dat zij tot advocaat aangesteld hebben mr. Arent van der Goes, licenciaat in de rechten.
Afschrift van ca. 1650 uit het derde en laatste memoriaalboek van de griffier Sandelijn, fol. 89 ( Inv. no. 1063 ).
Tevens nog een afschrift van ca. 1650 in voornoemd Inv. no. 1063 .
Willem van der Goes, abt van Egmont, oorkondt ten overstaan van leenmannen van de grafelijkheid van Holland, Heijndrick van der Goes en andere godshuismannen van de abdij, dat hij Cornelis Pieterszoon van Delft beleend heeft met de helft van 25 morgen land onder Ruven, komende van wijlen zijn vader Pieter Cornelis.
Afschrift van ca. 1550 ( Inv. no. 1063 ).
Tevens nog een afschrift van ca. 1650 in voornoemd Inv. no. 1063 .
Kaerel, roomskeizer enz., oorkondt, dat hij na advies van zijn zuster de koningin-douarière van Hongarije enz. en andere raadgevers verkoopt aan mr. Airnt van der Goes, advocaat van de Staten van Holland, een rente ten bedrage van 20 carolus gulden per jaar, te lossen met de penning 16, met het recht om zijn domeingoederen de vroonlanden bij Alkmaar met een totaal bedrag van 2000 gouden carolus gulden te gelde te maken of te verhypothekeren ter leniging van de achterstallige soldij voor de ruiters en knechten, die gedurende de oorlog met Guilicx, Cleve en Ghelre in de grensgebieden hebben gediend.
Extract van 2 februari 1646 door J. Havelaer, notaris te Den Haag ( Inv. no. 1063 ).
De Staten van Hollandt oorkonden, dat zij tot advocaat aangesteld hebben mr. Adriaen van der Goes, licenciaat in de rechten, op gelijke voorwaarden als zijn vader mr. Aerent van der Goes. Zie Reg. no. 218.
Afschrift van ca. 1580 ( Inv. no. 1063 ).
Willem enz. oorkondt ten overstaan van zijn leenmannen, dat hij Barbare van der Goes met als voogd haar echtgenoot mr. Claes de Sille beleend heeft met 7 morgen land te Uutwijck in het Land van Altenae, genoemd de Donre Schuyeren en komende van wijlen haar vader mr. Aert van der Goes.
Afschrift van ca. 1625 uit het register van der Lecke K.K., fol. 12v. ( Inv. no. 1063 ).
Wilhelm, graaf van Nassau enz., als vader van de bruidegom, geassisteerd met Adolphus, aartsbisschop van Keulen enz., enerzijds, en Margareta de Berges en Franchoise van Lannoy als grootmoeder en moeder van de bruid, geassisteerd met George van Egmont, bisschop van Utrecht, Jan van Ligne, graaf van Arenberg enz., en Johan de Boussut, anderzijds oorkonden, dat Wilhem, prins van Orangien, en Anne van Egmont huwelijksvoorwaarden hebben aangegaan.
Afschrift van ca. 1625 ( Inv. no. 1063 ).
Gedrukt: Bijdr. van het Hist. Gen. deel XIV (1893) blz. 69.
Kleine afwijkingen in de tekst.
Everardt Nicolaij, lid van de Secrete Raad, oorkondt onder het getuigenis van de griffier van Antwerpen, dat hij verkocht heeft aan Willem Jansz. Schoutten, klerk van de Rekenkamer in Holland, een rente ten bedrage van 20 pond Vlaams per jaar, te lossen met een hoofdsom van 320 pond of de penning 16, rustende op de domaniale vronen bij Alkmaar en komende van wijlen zijn echtgenote Genevefa van der Goes, dochter van mr. Aerdt en Margriete.
Extract van 2 februari 1646 door J. Havelaer, notaris te Den Haag ( Inv. no. 1063 ).
Zie ook Reg. no. 277.
Mr. Adriaen van der Goes, landsadvocaat van Holland, als vader van de bruidegom, mr. Cornelis Bartholtszoon, griffier van de lenen in Holland, Maria Cristiaens Gouts, weduwe van Laurens Spangen, als grootmoeder van de bruidegom, en Pieter van der Goes enerzijds en mr. Gherardt van Renoij, eerste rekenmeester van Holland, als vader van de bruid, en mr. Adriaen Numan, rekenmeester van Holland, anderzijds, oorkonden, dat zij huwelijksvoorwaarden hebben opgesteld voor Cristiaen van der Goes, advocaat voor het Hof van Holland, en Anna Renoij.
Afschrift van 1655 door P. van Medenblick, notaris ( Inv. no. 1063 ).
Philips; koning van Castillien enz., oorkondt ten overstaan van Pieter van der Goes, Cornelis van der Goes en andere leenmannen van Holland, dat hij Gillis van Wolffwinckel beleend heeft met de helft van 1/24 deel, 1/36 deel, 1/48 deel, een vierde van 1/12 deel, drievierde van 1/12 deel en 1/24 deel van de heerlijkheid en tienden van het land van Vosmaer, met 1 kwartier in de tienden van de Dalemse polder het Nieuwelandt in het land van Schakerloo, alsmede met een derde van ? deel van de heerlijkheid en tienden van het land van Vosmaer met het ambachtsrecht, komende van Johan van Withem, markies van Bergen opten Zoom enz., en zijn echtgenote Marguerite van Merode.
Extract van 12 november 1648 door de griffier van de lenen uit het register I, fol. XL. ( Inv. no. 1063 ).
De betrokken familieleden behoren onder meer tot het geslacht Van Renesse
Zie voor een genealogie van dit geslacht inv. no. 951
Vermoedelijk was Henricus Helmichius een broeder of ander familielid van de predikant Wernerus Helmichius
Betreft ook de geslachten Van Berckenrode en Lodensteyn
Niet raadpleegbaar
Philips van Cromstrijen overleed 18 mei 1657
Vgl. inv. no. 943
Eén der stukken is zwaar beschadigd
Met aant in dorso:
"Adolphi Occonis nomen habuere 3 Midici Augusta vel urbis de quibus ----- in Biblioth. -----"
Door het huwelijk van Anna Pompejusdr. van Occo met Saris de Coninck was dit geslacht verwant aan het geslacht De Coninck
Zie ook inv. no. 1065 en 1066
De gegevens zijn voor het merendeel ontleend aan:
Pontus Heuterus:
Rerum Burgundicarum libri sex, in quibus describuntur res gestae regum, ducum, comitumque utriusque Burgundiae. Antwerpen 1583. (Deel VI folio 71)
Reg. no. 198
Met aant. in dorso:
"Brief daer Augustijn van Tylingen als leenman staet"
Augustyn van Teylingen Florisz. en Cornelis Gerytsz. oorkonden in de hoedanigheid van leenmannen van de grafelijkheid van Holland, dat Joest Dircxsz., poorter van Alcmer, verkocht heeft aan Jacop Simonsz., poorter van Amsterdamme, ? deel en 1/16 deel van een gemene zathe land, gelegen in de ban en vrijheid van Oudenijdorp.
Oorspr. ( Inv. no. 1079 ). Het zegel van de eerste oorkonder is verloren en dat van de tweede oorkonder geschonden.
Bedoeld is het Friese boerengeslacht Wassenaar. Zie voor het adellijke geslacht Van Wassenaer onder het geslacht Van Duivenvoorde
Eén der stukken draagt de aant:
"Hieruijt komdt Dirck Claesse van Wassenaer schipper van Harlinge, als descendent in de vijfde graet"
De gegevens zijn voor het merendeel aan een akte van 8 juni 1566, gepasseerd voor schout en schepenen van Sassenheim, ontleend
Zie ook W.Tsj. Vleer: De Friese Wassenaars, blz. 149
Verwantschap met andere geslachten kon niet worden aangetoond
Nies Cornelisdr. behoorde tot het geslacht Bout alias Cosgen
Het valt niet altijd uit te maken, of de leden van de familie Cousebant en aanverwante geslachten deze stukken verzameld hebben uit historische belangstelling of met een praktisch doel. Oorspronkelijke stukken, afkomstig uit ambtelijke archieven, zijn gemerkt met een x
Niet raadpleegbaar
Aangetast door vocht
Niet raadpleegbaar
Reg. no. 438
Het authentiek extract is afgegeven door Paulus Buys
Authentiek extract uit de notulen der Staten (Inv. no. 1084).
Tevens nog een gelijktijdig afschrift hiervan ( Inv. no. 1084 ).
Niet raadpleegbaar
Reg. no. 440
Eigenhandig getekend door "Guillaume de Naszau"
Burgemeesters en regeerders van Delft verzoeken aan de Prins van Orangien enz., stadhouder van Holland, Zeeland Friesland en Utrecht, om Sasbout Beuckelsz. tijdelijk aan te stellen tot schout vanwege het aftreden van mr. Christiaen van der Goes.
Oorspr. ( Inv. no. 1085 ).
Met appointement van 25 augustus 1572, eigenhandig getekend door Guillaume de Naszau.
Niet raadpleegbaar
Aangetast door vocht
Reg. no. 305 en no. 306
Phillips, prins van Spaengien enz., oorkondt ten overstaan van de magistraat van Haarlem, dat hij als toekomstige graaf van Holland de privilegien zal onderhouden.
Afschrift van ca. 1570 ( Inv. no. 1089 ).
Burgemeesters, schepenen, raad, burgers en ingezetenen van Haarlem oorkonden, dat zij na het overlijden van de keizer zijn zoon Philips, prins van Spaengien enz., als graaf van Holland zullen erkennen.
Afschrift van ca. 1570 ( Inv. no. 1089 ).
Niet raadpleegbaar
Reg. no. 482 no. 484 en no. 485
De Staten van Holland en Zeeland berichten aan de Staten-Generaal, dat zij een overeenkomst ter verdrijving van de Spanjaarden toejuichen, maar dat men op zijn hoede moet zijn voor het latente gevaar van de Spaanse tyrannie.
Afschrift van ca. 1580 (Inv. 1091).
De Staten-Generaal geven te kennen, dat zij een samenkomst wensen met de gouverneurs ter handhaving van de rust en eenheid in de Landen van Harwarsovere.
Afschrift van ca. 1580 ( Inv. no. 1091 ).
De vier leden van Vlaanderen en Roeulx, graaf van Vlaanderen, stellen voor om tot een accoord te geraken tussen Vlaanderen, Brabant en Henegouwen enerzijds en Holland en Zeeland anderzijds voor het aangaan van een pacificatie onder gehoorzaamheid des konings met handhaving van de Katholieke eredienst.
Afschrift van ca. 1580 ( Inv. no. 1091 ).
Reg. no. 491 no. 493 no. 494 no. 495 no. 499 no. 500 no. 501 no. 511 no. 512 no. 515 no. 516 en no. 517
Deze stukken zijn voor het merendeel in het Frans gesteld
De Prins van Oranje en de Staten van Holland en Zeeland brengen advies uit over de bepalingen van het Eeuwig Edict, gesloten tussen de Staten van de Landen van Herwaertsover en Don Johan van Oostenrijk.
Afschrift van ca. 1580 ( Inv. no. 1093 ).
Vertaald uit het Frans.
Escovedo, secretaris, bericht aan de koning dat deze vertrouwen moet hebben in de aanstelling van Don Jehan tot landvoogd; en verder onder anderen dat de Prins van Oranges door het versterken van Sparendam de handel belemmert van Amsterdam.
Afschrift van ca. 1580 ( Inv. no. 1093 ).
Don Jehan bericht aan Antonio Peres, secretaris, over de gang van zaken in de Nederlanden.
Afschrift van ca. 1580 ( Inv. no. 1093 ).
Escovedo bericht aan de koning, dat de verdachtmaking toeneemt, en dat de Prins d'Oranges een aanslag op de stad beraamt.
Afschrift van ca. 1580 (Inv. 1093).
Don Jehan bericht aan Antonio Peres, secretaris, omtrent het leger van Rodrigo de la Coucha.
Afschrift van ca. 1580 ( Inv. no. 1093 ).
De hertog van Aerschot, baron van Hijrgies, de heer van Willerval en Adolff van Meetkerck bieden als gedeputeerden van de Staten-Generaal uit naam van Don Jan van Oostenrijk aan de Prins van Orangien en de gedeputeerden van de Staten van Holland en Zeeland genoegdoening aan, onder voorwaarde dat het Eeuwig Edict wordt afgekondigd.
Afschrift van ca. 1580 door Jehan van Alckemade ( Inv. no. 1093 ).
De Prins van Oranje en de gedeputeerden van de Staten van Holland en Zeeland antwoorden aan de gedeputeerden van de Staten-Generaal, dat voor het wegnemen van het wantrouwen de Pacificatie beter moet worden nageleefd.
Afschrift van ca. 1580 door Jehan van Alckemade ( Inv. no. 1093 ).
Don Jan van Oostenrijk bericht aan de koningin over de kritieke toestand in de Nederlanden, die geheel voor Zijne Majesteit dreigen verloren te gaan.
Afschrift van ca. 1580 ( Inv. no. 1093 ).
"Traduicte d'Espaignol en Francois".
Don Jehan d'Austrice zendt aan de president en leden van de Grote Raad te Malines een waarheidsgetrouw verslag van de ontstane onrust in het land door het in omloop zijn van valse geruchten.
Afschrift van ca. 1580 ( Inv. no. 1093 ).
Ontvangen 19 augustus en gelezen in de Raad 20 augustus.
Grobbendonck geeft uit naam van Don Jan van Oostenrijk een uiteenzetting aan de Staten-Generaal te Bruxelles over zijn landvoogdij en het handhaven van de Pacificatie krachtens zijn geloofsbrieven van 24 augustus.
Afschrift van ca. 1580 ( Inv. no. 1093 ).
Met antwoord van de Staten-Generaal door toedoen van de bisschoppen van Ypre en Arras.
Jehan van Oostenrijk bericht aan de Staten-Generaal te Bruxelles, dat hij geen bezwaar heeft tegen de aanstelling van een andere landvoogd.
Afschrift van ca. 1580 ( Inv. no. 1093 ).
"Recepta eodem die nocte".
De la Flûte beveelt zich aan bij Wellemans, griffier van de Staten-Generaal, met de mededeling, dat Zijne Majesteit geen oorlog wenst en dat Escovedo door hem slecht is ontvangen.
Afschrift van ca. 1580 ( Inv. no. 1093 ).
Reg. no. 492 no. 502 no. 403 en no. 508
Guillem van Nassau, prins van Oraingen enz., gelast de stadhouder en gedeputeerden van Noorthollant om de burgers van Amsterdam vanwege de satisfactie niet te hinderen in hun "commertie ende traffijcque".
Afschrift van ca. 1580 ( Inv. no. 1094 ).
De Prins van Orangien en de Staten van Holland en Zeeland antwoorden aan de gedeputeerden van Amsterdam, dat zij de onderhandelingen over de Pacificatie willen voortzetten ondanks de positie van rechteloosheid van de Gereformeerden in de stad.
Afschrift van ca. 1580 ( Inv. no. 1094 ).
Burgers van Amsterdam verlenen aan N.N. volmacht om bij de Staten-Generaal krachtens artikel 7 van de Pacificatie van Gent een satisfactie te verzoeken.
Afschrift van ca. 1580 ( Inv. no. 1094 ).
Don Jan van Oostenrijk geeft aan burgemeesters, schepenen en inwoners van Amsterdam naar aanleiding van hun rekest het advies geen moeite te sparen om tot overeenstemming te geraken met de Prins d'Orange en de Staten van Holland en Zeeland voor het aangaan van een satisfactie.
Afschrift van ca. 1580 ( Inv. no. 1094 ).
Opgesteld door een Gereformeerd-gezinde
Te dateren tussen de terugkeer van gedeputeerden uit Brussel en de mislukte aanslag van november 1577
Reg. no. /
Hendrik van Alckemade van Berckenrode was onder meer beleend met de schutterij van Naarden en de "steden" van het Gooi. Misschien staat bovengenoemd afschrift hiermede in verband. Vgl. inv. no. 346
Florentius, graaf van Holland, oorkondt, dat hij als een erfleen ontvangen heeft van Godelensis, abdis van Elten, het Nerdijnclandt met al zijn toebehoren voor een bedrag van 25 Utrechtse penningen per jaar onder bevestiging van Joannes, elect van Utrecht.
Afschrift van ca. 1700 ( Inv. no. 1096 ).
Gedrukt: o.a. Van den Bergh, Oorkondenboek, no.
Reg. no. 6
Met aant. betr. de verheffing van alle heerlijkheden, huizen enz. van Jan van Polanen in het graafschap Holland tot onsterfelijk leen door Margaretha, keizerin van Rome, in het jaar 1346. Blijkens handschrift is het stuk afgeschreven door mr. Adriaen van Hellemijs van Welle, vermoedelijk in diens functie van rentmeester van Anna, vrouwe van Assendelft. Zij voerde onder meer de titel van Vrouwe van der Lek
Willem, graaf van Henegauwe enz., oorkondt, dat hij als een erfleen verkocht heeft aan heer Jan van Pelaenen, zoon van heer Jan van Polanen, de heerlijkheid van de Leeke, laatst in het bezit van heer Heijnrick, heer van der Lecke, met de daartoe behorende heerlijkheden van Riederkercke, Leckercke, Crimpen op d'IJsell, Crimpen op de Merwede, Ouderkercke, Zubbroech, Strevelant, Brantwijck, Ghibelant en Bleskensgrave, met vererving op zijn broeders Phillips of Dirck van Poelanen zonder nalating van mannelijk oir, voor een bedrag van 2400 pond zwarte Tornoois.
Afschrift van ca. 1620 ( Inv. no. 1097 ).
Gedrukt: Van Mieris, Charterboek II, blz. 655. Aldaar als datum 29 april en het bedrag van 12400 pond.
Reg. no. 7 no. 8 no. 9 no. 29 no. 30a no. 84 no. 107 no. 139 no. 157 no. 167 no. 186 no. 199 no. 227 no. 232 en no. 280
Misschien heeft Gerrit van Berckenrode de stukken verzameld en afgeschreven. Hij was priester en werd na zijn overgang tot het Protestantisme baljuw van Kennemerland. In dienst van de Prins van Oranje woonde hij het beleg van Haarlem bij. In 1577 huwde hij te Delft Geertruyd van Abcoude van Meerten, afkomstig uit Utrecht. Hierdoor zouden afschriften van enkele stukken betreffende het Sticht kunnen worden verklaard. Hij overleed in 1598. Enkele afschriften met andere hand dateren nog van 1601
Aparte vermelding verdient een afschrift van de "Croniek van Leeuwenhorn voortijds omtrent den Zijpen gelegen enz. --", lopende tot 1586
De band is in 1868 in bruikleen gegeven aan het Algemeen Rijksarchief en berustte onder de Derde Afdeling, handschrift no. 27
Zie voor nadere bijzonderheden het artikel van mej. E.H. Korvezee in het Ned. Archievenblad van 1939/1940 en voor een gedetailleerde inhoudsopgave Bijlage no. II
Willem, graaf van Henegouwen enz., oorkondt, dat hij opdracht geeft aan zijn baljuwen in Rijnlant, het Land van Worden, Delflant, Kermerlant, Vrieslant, Aemsterlant en Waterlant, en zijn schouten benoorden de Mase de inwoners van de stad Aemstelredamme met hun goederen vrij te laten passeren.
Afschrift van ca. 1590 in Inv. no. 1098 , fol. 18.
Willem, graaf van Henegouwen enz., oorkondt, dat hij opdracht geeft aan zijn rentmeesters en tollenaars van Hollant, Zelant en Vrieslandt de inwoners van de stad Aemstelredamme met hun goederen vrij te laten passeren.
Afschrift van ca. 1590 in Inv. no. 1098 , fol. 18.
Jan, heer van Egmondt, en Gherijt, heer van Heeraskerc, ridders, oorkonden, dat de poorters van Aemstelredamme in hun geschil met Jan van Parsijn, heer van Waterlant, diens gebied vrij mogen passeren.
Afschrift van ca. 1590 in Inv. no. 1098 , fol. 18v.
Aelbrecht, paltsgraaf op den Rijn enz., oorkondt, dat hij de stad Aemstelredamme het recht verleend heeft haar poorters, bij het begaan van misdrijven in plaatsen van het graafschap Holland benoorden de Maze gevangen gezet, terecht te laten staan voor eigen schepenen behoudens in het geval van vechtpartijen en diefstal van goederen.
Afschrift van ca. 1590 in Inv. no. 1098 , fol. 18-18v.
Willem, paltsgraaf op de Rijn enz., oorkondt, dat hij vrije doorvaart verleent aan de kooplieden die met hun goederen door het Marsdiep en Vlije van en naar Aemstelredamme varen.
Afschrift van ca. 1590 in Inv. no. 1098 , fol. 19.
Rodolphus van Diepholt, bisschop van Utrecht, oorkondt, dat hij een overeenkomst heeft aangegaan met Philips, van Burgongen enz., inzake de uitoefening van de geestelijke jurisdictie in Hollant, Zelant en Vrieslandt door provisoren en dekens van zijn bisdom, nader bepaald in 13 artikelen.
Afschrift van ca. 1590 in Inv. no. 1098 , fol. 13-15.
Met de nadere aant. : "Geextraheert ter camere ende uyten registere voorsz. staende aldaer geregistreert fol. LXVI, LXVII ende LXVIII ende naer collatie gedaen es daermede accorderende bevonden opten XXVen Junij Ao 1601 bij mij L. van der Goes.
Philippus, hertog van Burgongen enz., oorkondt, dat hij geen brieven en mandamenen meer zal verlenen in strijd met 's lands privilegiën en die van de steden van Holland.
Afschrift van ca. 1590 in Inv. no. 1098 , fol. 19v.
Maria, hertogin van Burgongen enz., oorkondt ten overstaan van haar neef Jan, hertog van Cleve enz., haar oom Loduwijck van Burbon, bisschop van Ludic enz., en haar neef en stadhouder-generaal Adolphus van Cleve, dat zij aan de gecommiteerden van Hollandt, Zelandt en Vrieslant een Groot Privilegie verleend heeft.
Afschrift van ca. 1590 in Inv. no. 1098 , fol. 2-12v.
Gedrukt: Groot Placcaatboek II, 657.
Wouter van Egmondt, heer van Scaghen en Scagercogge, oorkondt als man en voogd van Joest Aelbrechtsdochter van Scaghen, erfvrouwe van Scaghen, met als bezegelaar zijn zwager Adriaen van Zweeten, heer van Opmeer en schout van Leiden, dat hij voor de inwoners van Scaghen en Scaghercogge bevestiging verleend heeft van de privilegien, die zijn schoonvader Aelbrecht van Scaghen, ridder, en diens vader Willem, bastaard van Holland, hadden verleend, terwijl hij hieraan nog enige keuren toevoegt.
Afschrift van ca. 1590 in Inv. no.1098, fol. 37-37v.
Aelbrecht, hertog van Sacxen, landgraaf in Duernigen, markgraaf in Meijssen, stadhouder-generaal van de roomskoning en diens zoon aartshertog Philips, oorkondt ten overstaan van Adolff, graaf van Nassouwe en stadhouder van Gelre, graaf (Jan) van Egmonde, stadhouder-generaal van Hollant, Zeelant en Vrieslant, Philips, graaf van Nassouwe, de graaf van Rimecken, de heer van Borsselen, de proost van Tricht, de deken van Missen en andere leden van zijn raad, dat hij vergiffenis schenkt aan de ingezetenen van Kermerlant en Kermergevolge vanwege de opstand bij het Kasenbroetspel onder het opleggen van zware en vernederende voorwaarden.
Afschrift van ca. 1590 in Inv. no. 1098 , fol. 40v-42v.
Philips enz. oorkondt, dat hij Walraven, heer van Brederode en Vianen, burggraaf van Utrecht enz., ridder, raad en kamerling, beleend heeft met een stuk duin en wildernis, begrensd door de Haerlemerwech of de Zeilwech, het Zwarte Velt, de zee, het noordeinde van Zandvoort, de Stockwech en het Kijtduijn, bezwaard met een erfpacht van 325 pond Hollands per jaar.
Afschrift van 1595 uit het Bonte Ruijge Register, fol. XXXIIIv., in Inv. no. 1098 , fol. 90-92v.
Karel, prins van Spangen enz., oorkondt, dat de pachters en gebruikers van gronden, gelegen in Hollandt, Zelandt en Vrieslandt, zich te houden hebben aan de aangegane pachtcontracten.
Afschrift van ca. 1590 in Inv. no. 1098 , fol. 64-65.
Indien de Paasstijl is gebruikt, moet gelezen worden 1516.
Karel enz. bericht aan zijn stadhouder en raadsmannen in Hollandt, dat onroerende goederen alleen voor de rechters, onder wiens rechtbank zij ressorteren, mogen worden verkocht, vervreemd, verhypotheceerd of bezwaard.
Afschrift van ca. 1590 in Inv. no. 1098 , fol. 15v-16.
Kaerle enz. oorkondt, dat hij de geestelijkheid van Hollant, Zelant en Vrieslandt verbiedt renten, erfenissen en andere wereldlijke roerende en onroerende goederen te verwerven, behalve die tot hun onderhoud strekken.
Afschrift van ca. 1590 in Inv. no. 1098 , fol. 16v-17v.
Karel enz. oorkondt ten overstaan van zijn stadhouder-generaal en raden van Hollant, Zelant en Vrieslant, dat hij een verbod uitvaardigt inzake de voorkoop van boter, kaas, koren, greijn, hoenderen, ganzen of andere vogels en eetbare waar.
Afschrift van ca. 1590 in Inv. no. 1098 , fol 22v.
Reg. no. 13
Jan, abt van Egmont, oorkondt, dat hij een overeenkomst gesloten heeft met de gemene huurders van het Vroenlant van Lymmen en van Oesdom inzake hun rechten en plichten.
Afschrift van ca. 1400 ( Inv. no. 1099 ).
Niet raadpleegbaar
Vermoedelijk afgeschreven voor Adrianus Cousebant
Zwaar beschadigd
Reg. no. 204
Karel enz. oorkondt, dat hij vergunning verleent aan de steden Dordrecht, Haarlem, Delft, Leiden en Gouda om een bedrag van 2800 pond, zijnde de rente over de jaren 1518 en 1519 van een lening ten bedrage van 22 400 pond Vlaams, te lossen met de penning 16 en gesloten in het jaar 1515, wegens onvermogen tot betaling door de oorlog in Friesland en de inname van Medemblik, Alkmaar en Asperen, te korten op de bede van 100 000 pond, goedgekeurd door de Staten van Holland.
Oorspr. ( Inv. no. 1101 ). Het zegel van de oorkonder is verloren.
Reg. no. 389 no. 406 no. 407 no. 468 no. 410 en no. 412
Tot de belanghebbenden behoorde Sybrand van Alckemade
(Philips enz.) oorkondt, dat de Grote Raad uitspraak heeft gedaan in verschillende processen, lopende tussen de gemene ingelanden van Kennemerland en West-Friesland enerzijds en de magistraat van Edam en de ingelanden van verscheidene plaatsen in de Zaanstreek, Waterland, Kennemerland, West-Friesland en Drechterland anderzijds, betreffende de aanleg van een sluis in de haven van Edam en andere waterwerken krachtens oktrooi van 17 december 1544 met commissie van 21 juli 1565 ter verbetering van de waterhuishouding.
Afschrift van een afschrift van ca. 1569 ( Inv. no. 1103 ).
In dorso de aant.: Nopende dat de sluisen tot Eedam, Nieuwendam ende Assendelft nyt meer in maer alleen uuytwateren en zullen.
Schout en schepenen van Limmen oorkonden, dat Willem Jacopsz., Claes Willemsz. en Arian Woutersz., inwoners van Limmen, op verzoek van de hoofdluiden van Sint Aechtendijck verklaard hebben, dat het schouwen van hun deel van de dijk steeds is geschied door schout en schepenen van Limmen in hun hoedanigheid van dijkgraaf en heemraden.
Oorspr. ( Inv. no. 1103 ) met het opgedrukt zegel van de schout.
Burgemeesters, schepenen en raad van Beverwijk oorkonden, dat Ghijsbrecht Jansz., Willem Jansz., Gerit Outgersz., poorters en oud-heemraden van Sinte Aechtendijk, alsmede Cornelis Claesz., poorter en oud-ingelande van Wijcbroick onder Sinte Aechtendijck, onder ede hebben verklaard, dat de schout van Wijck op 't Zee altijd dijkgraaf van Sinte Aechtendijck is geweest.
Oorspr. ( Inv. no. 1103 ). Het opgedrukt zegel van de stad Beverwijk is verloren.
De schout van Wijckerduyn met de heemraden van Wyck binnen, schout en schepenen van Eemskerck, van Uuytgeest, van Castricum, van Limmen en van Baccum, Nicolaes, heer van Assendelft, als heer van Eemskerck en Castricum, de abt van Egmondt, de gravin van Arenberge en de voornoemde heer van Assendelft als grootste ingelande alsmede de overige gemene ingelanden en onderhoudsplichtigen van de Sint Aechtendyck verzoeken aan het Hof van Holland de keur van 27 november 1568, die volmacht verleende aan Sebastiaen Craenhals, dijkgraaf, en aan de heemraden en waterschappen van de Uytwaterende Sluisen van Kennemerlandt en West Vrieslandt hen te verplichten de dijk binnen vier maanden te verzwaren of van achterdijken en kaden te voorzien ter voorkoming van een doorbraak en het afvloeien van water op de binnenmeren, alsmede tot het doen uitvoeren van andere maatregelen, voorlopig buiten werking te stellen als zijnde in strijd met het privilegie van 12 maart 1455, door Philips de Goede verleend aan de gemene onderzaten van Kennemerlandt en Kennemervolch, hetwelk het recht van keur en schouw voorbehield aan rekestranten.
Oorspr. ( Inv. no. 1103 ).
Heemraden van de Uitwaterende Sluizen van Kennemerland en West-Friesland oorkonden, dat zij Sebastiaen Craenhals, dijkgraaf, en mr. Gerardt van der Nyenburch, rentmeester, gelast hebben voor het Hof van Holland van antwoord te dienen op het rekest van de inwoners van Westsaenen, de heer van Assendelft en schout en schepenen van Heemskerk als onderhoudsplichtigen van de Sint Aechtendijck.
Gelijktijdig afschrift ( Inv. no. 1103 ).
Sybrant van Berkenroe bericht aan mr. Jan van der Goude de jonge, advocaat te Den Haag, over de presentatie van zijn partij in de zaak tussen ingelanden en gedaagden betreffende het onderhoud van de Sint Aechtendyecke.
Oorspr. ( Inv. no. 1103 ).
In dorso de aant.: Upten VIIIen --- hebbe ick Treslonge, advocaet, deese missive geleent ende voorgelesen, daer --- mede dunct --- te wesen deese praesentie te doen.
Reg. no. 528
Adriaen Gerritsz. Gou uit Haarlem en Willem Michielsz., schout van Heemstede, als gedeputeerden van de burgemeesters van Haarlem, alsmede Jan Cornelisz. Comans, koopman, en Jan Dircxsz. van over de Geest als gedeputeerden van de burgemeesters van Alkmaar oorkonden als bemiddelaars, dat voor het jaar 1577 de ingelanden van de buitendijkse landen voor 3/5 en de gemene buren van de binnendijkse landen voor 2/5 moeten bijdragen in de kosten voor de gemene watermolen te Castricum, en dat in het vervolg de omslag gelijk zal worden verdeeld met vrijstelling voor de langs de duinen gelegen percelen land vanwege "den overvalle van de duijnen".
Oorspr. ( Inv. no. 1104 ).
Blijkens art. LXXVI te dateren na 19 mei 1584
Niet raadpleegbaar
Zeer zwaar beschadigd
Blijkens aant. was dit exemplaar bestemd voor de heer F.B. Cousebant
Reg. no. 196 no. 197 no. 379 no. 380 no. 381 en no. 386
Zeer zwaar beschadigd
Philips enz. oorkondt, dat de vrije prebende van Sint Nicolaas in Antiqua Lemmaria toegekend moet worden aan de iuvenis Arnoldus ab Haula Eelconis filius, komende van wijlen Johannis Harmanni.
Oorspr. ( Inv. no. 1112 ) met het zeer zwaar geschonden zegel in rode was van de oorkonder.
Niet raadpleegbaar
Galienus Galeke, pastoor, Sybert Hans en Pier Hilcke, voogden, Anna Wytiens, stelling, Egbert Gerloffs, Hanna Claes, Dirck Loen, Tiebba Hermes, Henrick Gerloffs en Erven Uupcke, oldermannen van de kerk en het kerspel van Oldelemmeren, oorkonden, dat zij een overeenkomst aangegaan hebben omtrent de benoeming van officianten van de prebenden, verbonden aan de altaren van Sint Lenart en Sint Niclaes met Sint Anthonis, onder nadere regeling van de inkomsten van de geestelijken van de parochiekerk.
Afschrift van 1566 door Eemskerck ( Inv. no. 1112.1 ).
Fredericus, markgraaf van Baeden, bisschop van Utrecht, oorkondt, dat hij de overeenkomst, aangegaan tussen pastoor, voogden, stelling en oldermannen van de kerk en het kerspel van Oudelammere, bekrachtigt (Zie Reg. no. 196).
Afschrift van 1566 ( Inv. no. 1112.1 ).
De oorspr. oorkonde met een transfix van 28 juli 1511 (Reg. no. 197).
Philips enz. oorkondt, dat hij de vrije prebende van Sint Nicolaas in Antiqua Lemmaria toegekend heeft aan de iuvenis Arnoldus ab Haula Eelconis filius, clericus, komende van wijlen Johannis Harmanni.
Oorspr. ( Inv. no. 1112.1 ). Het zegel van de oorkonder is verloren.
Maximilianus Morillionus, proost en aartsdiaken van Sint Marie te Utrecht, oorkondt, dat de prebende in de kerk van Oldelemmer, vallende onder de jurisdictie van Stellingwerff Westeynde en vacerende vanwege het overlijden van Johannes Hermannus, toegekend moet worden aan Arnoldus ab Haula, clericus van het bisdom Utrecht.
Gelijktijdig afschrift ( Inv. no. 1112.1 ).
Het Hof van Friesland oorkondt, dat het vonnis heeft gewezen in de zaak tussen meester Eelko van der Haule als vader van Arent, klerk van het bisdom Utrecht, eiser en gedaagde enerzijds, en Peter Hanne Lobbes en Marten Tyarcxz. als gevolmachtigden van de bewoners van Oldelemmer anderzijds, betreffende het recht van collatie voor het Sint Nicolaes en Anthonisleen in de kerk van Oldelemmer.
Gelijktijdig afschrift ( Inv. no. 1112.1 ).
Reg. no. 172 no. 200 no. 201 no. 414 no. 422 no. 425 no. 442 no. 443 no. 449 no. 451 no. 452 no. 453 no. 455, no. 457 no. 467 no. 473 no. 486 no. 487 no. 488 no. 489 no. 490 no. 509 no. 510 no. 513 no. 524 no. 525 no. 527 no. 530 no. 535 no. 537 no. 538 no. 539 no. 540 no. 541 no. 544 no. 546 no. 548 no. 549 no. 550 no. 551 no. 552 no. 553 no. 554 no. 555 no. 556 no. 557 no. 558 no. 559 no. 560 no. 561 no. 563 no. 564 no. 565 no. 568 no. 569 no. 570 no. 571 en no. 572
Deze stukken zijn klaarblijkelijk afkomstig van Mathijs Heijmans, rentmeester van het kapittel van Sint Vitus uit Mariengaarde te Leeuwarden
Vgl. M.P. van Buytenen: Sint Vitus van Oldehove. (Arch. voor de Gesch. van het A.B. Utrecht, deel 68 (1650), vooral blz. 119 en 120)
Albrecht, hertog van Sassen, landgraaf in Duringen en markgraaf van Myssen, oorkondt, dat hij de bewoners van Westergoe in bescherming neemt onder handhaving van hun oude voorrechten.
Extract van 1579 uit het Landboek van Friesland ( Inv. no. 1113 ).
Gedrukt: Thee Schwartzenberg en Hohenlandsberg, Groot Placaat en Charterboek van Vriesland, I, blz. 782.
Florys van Egmondt, heer van Ysselsteyn, Sinte Martensdyck enz., stadhouder-generaal van Holland, Zeeland en Friesland, oorkondt, dat hij uit naam van heer Karel Friesland naar recht en wet zal besturen naar het voorbeeld van Georg van Sassen.
Extract van 1579 uit het Landboek van Friesland ( Inv. no. 1113 ).
Gedrukt: Thoe Schwartzenberg enz.. Charterboek, II, blz. 314.
Kaerle, prins van Spaenguen enz., oorkondt, dat de bewoners van Friesland de eed van trouw afgelegd hebben aan zijn stadhouder-generaal Florys van Egmont, jongeheer van Isselsteyn, onder nader omschreven voorwaarden.
Afschrift van 1579 uit het Landboek van Friesland ( Inv. no. 1113 ).
Gedrukt: Thoe Schwartzenberg enz., Charterboek, II, blz. 320.
Vgl. Reg. no. 200.
Reynerus Asperen, abt, Godefridus Silvius, oude prelaat, Joannes Knuppel, prior, Harmannus Hasselt en Anthonis Traiectensis, senioren en kapittelheren van de ubaly Mariengaerde, oorkonden, dat zij verkocht hebben aan Wibbe Lubbertsdr., weduwe van Jan van Steenwyck, burgemeester van Doccem, een rente ten bedrage van 28 goudgulden per jaar, te lossen met een hoofdsom van 400 goudgulden na een termijn van 5 jaar en rustende op een zathe te Hijum.
Afschrift van 1578 door Harges ( Inv. no. 1113 ).
Cunerus Petri, bisschop van Leeuwarden, Gerbrandus Leovardiensis, Johannes de Witte, Regnerus Asperen, Johannes Knuppel, Hermannus Hasselt, Anthonius Traiectensis, Lambertus Grollis en Thomas Groningensis, kapittelheren van Sint Vitus uit Mariengaerde te Leeuwarden, oorkonden, dat zij het bedrag van 1679 goudgulden en 14 stuiver, verschuldigd aan Ryoert Obbe en zijn kinderen te Leeuwarden in verband met de verkoop van een rente in het jaar 1558 ten bedrage van 108 ½ goudgulden per jaar, te lossen met een hoofdsom van 1571 goudgulden na een termijn van 5 jaar, zullen voldoen op Jacobi 1570 en 1571.
Afschrift van 1578 door Harges ( Inv. no. 1113 ).
P. Brecker, rentmeester van het kapittel van Sint Vitus uit Mariengaerde te Leeuwarden, oorkondt, dat hij als verschuldigde pacht ontvangen heeft van Wilcke te Balckeynde het bedrag van 25 goudgulden en 1 daalder.
Afschrift van 23 december 1578 door D. Nyenhuys, notaris te Leeuwarden ( Inv. no. 1113 ).
Cunerus Petri, eerste bisschop van Leeuwarden, alsmede kapittelheren van Sint Vitus uit Mariengaerde te Leeuwarden oorkonden, dat zij verpacht hebben aan Hendrick Hendrickz. en zijn echtgenote Ydts Popckedr., wonende op de Olde Leije, een zathe te Balckende onder Finckum voor de termijn van 5 jaar.
Afschrift van 1579 door Harges van een afschrift door D. Mostart, secretaris van Rennenberg. ( Inv. no. 1113 ).
Kapittelheren van Sint Vitus uit Mariengaerde te Leeuwarden oorkonden, dat zij verpacht hebben aan Pieter Jansz. en zijn echtgenote Trijn Jacobsdr., wonende op der Leije, zekere percelen land, na overdracht van de akte van 26 september 1572 door de vorige pachter en zijn echtgenote (Zie Reg. no. 442).
Afschrift van 1579 door Harges van een afschrift door D. Mostart, secretaris van Rennenberg ( Inv. no. 1113 )
Cunerus Petri, eerste bisschop van Leeuwarden, alsmede kapittelheren van Sint Vitus uit Mariengaerde te Leeuwarden enerzijds en Wilcke Meinnez. en zijn echtgenote Rints Taeckedr. anderzijds oorkonden, dat zij een pachtovereenkomst hebben aangegaan inzake zekere percelen kapittelland voor de termijn van 5 jaar.
Afschrift van 1578 door Harges ( Inv. no. 1113 ).
Cunerus Petri, bisschop van Leeuwarden, alsmede senioren en kapittelheren van de kathedrale kerk van Sint Vitus uit Mariengaerde te Leeuwarden oorkonden, dat zij Matthys Heymans hebben aangesteld tot rentmeester over de kapittelgoederen op een borgsom van 1600 goudgulden en een wedde van 200 Philipsgulden per jaar.
Afschrift van ca. 1578 door Eemskerk ( Inv. no. 1113 ).
Tevens nog een afschrift van ca. 1578 ( Inv. no. 1113 ).
M. Heijmans, rentmeester van het kapittel van Sint Vitus uit Mariengaarde te Leeuwarden, oorkondt, dat hij ontvangen heeft van Pieter Jansz. en zijn echtgenote Tryn te Fynckum het bedrag van 37 goudgulden en 17 ½ stuiver als halve pacht.
Afschrift van 21 december 1578 door D. Nyenhuys, notaris te Leeuwarden ( Inv. no. 1113 ).
M. Heijmans, rentmeester van het kapittel van Sint Vitus uit Mariengaarde te Leeuwarden, oorkondt, dat hij ontvangen heeft van Wilcke Minnesz. het bedrag van 6 goudgulden, nog verschuldigd aan pacht door Evert Evertsz., en de bedragen van 3 en 25 goudgulden als pacht,
Afschrift van 23 december 1578 door D. Nyenhuys, notaris te Leeuwarden ( Inv. no. 1113 ).
Cunerus Petri, eerste bisschop van Leeuwarden, senioren en kapittelheren van Sint Vitus uit Mariengaerde te Leeuwarden oorkonden, dat de termijn van lossing van een rentebrief van 17 juli 1569 (Zie Reg. no. 414) met 5 jaar is verlengd.
Afschrift van 1578 door Harges ( Inv. no. 1113 ).
M. Heymans, rentmeester van het kapittel van Sint Vitus uit Mariengaarde te Leeuwarden, oorkondt, dat hij ontvangen heeft van Wilcke Minnesz. het bedrag van 25 goudgulden, 26 stuiver en 1 oort als restant van halve pacht.
Afschrift van 23 december 1578 door D. Nyenhuys, notaris te Leeuwarden ( Inv. no. 1113 ).
(Philips enz.) stelt aan de president en leden van de Raad van Friesland voor om het regulierenklooster van Onze Lieve Vrouw in Hascha op te heffen en de goederen en bescheiden beschikbaar te stellen aan de rentmeester van de kapittelheren van de dom te Leeuwarden.
Afschrift van ca. 1578 door Eemskerk ( Inv. no. 1113 ).
Cunerus, eerste bisschop van Leeuwarden, alsmede kapittelheren van Sint Vitus uit Mariengaerde te Leeuwarden enerzijds en Gielis Cornelisz. en Aertgen Lenaertsdr. uit Onse Lieffrouwenprochie op der Bilt anderzijds oorkonden, dat zij een pachtovereenkomst hebben aangegaan voor ruim 597 penningen Billant en ruim 49 pondemaat Oudland, gelegen bij de nieuwe molen aan de Oude Dyck, voor de termijn van 5 jaar.
Afschrift van 1578 door Harges ( Inv. no. 1113 ).
M. Heijmans, rentmeester van het kapittel van Sint Vitus uit Mariengaarde te Leeuwarden, oorkondt, dat hij ontvangen heeft van Pieter Jansz. de bedragen van 37 goudgulden en 17 ½ stuiver en van 26 goudgulden en 24 stuiver als pacht en aflossing.
Afschrift van 21 december 1578 door D. Nijenhuys, notaris te Leeuwarden ( Inv. no. 1113 ).
M. Heijmans, rentmeester van het kapittel van Sint Vitus uit Mariengaarde te Leeuwarden, oorkondt, dat hij ontvangen heeft van Gielis Cornelisz. het bedrag van 4 goudgulden als restant en het bedrag van 30 goudgulden als halve pacht.
Afschrift van 22 december 1578 door D. Nyenhuys, notaris te Leeuwarden ( Inv. no. 1113 ).
M. Heijmans, rentmeester van het kapittel van Sint Vitus uit Mariengaarde te Leeuwarden, oorkondt, dat hij ontvangen heeft van Gielis Cornelisz. te Finckum het bedrag van 30 goudgulden en 14 stuiver als pacht.
Afschrift van 22 december 1578 door D. Nyenhuys, notaris te Leeuwarden ( Inv. no. 1113 ).
M. Heijmans, rentmeester van het kapittel van Sint Vitus uit Mariengaarde te Leeuwarden oorkondt, dat hij ontvangen heeft van Tryn Jacobsdr., echtgenote van Pieter Jansz., het bedrag van 10 goudgulden als pacht en aflossing.
Afschrift van 21 december 1578 door D. Nyenhuys, notaris te Leeuwarden ( Inv. no. 1113 ).
Cunerus Petri, bisschop van Leewarden, alsmede Gerberandus Leovardiensis, Johannes Cluppel, Petrus de Coene, Harmannus Hasseltig, Antonius Traiectensis, Lambertus a Grollis, Joannes Noems en Reynerus Asperen, kapittelheren van Sint Vitus uit Mariengaerde te Leeuwarden oorkonden, dat zij verkocht hebben aan Margareta Merckdr. van Schoeten te Leeuwarden met als voogd doctor Gerryt Tretlum, advocaat bij het Hof van Friesland, een rente ten bedrage van 28 goudgulden per jaar, te lossen met een hoofdsom van 400 gulden na een termijn van 5 jaar, en rustende op een zathe te Jelsum met als meier Auck Oeges.
Afschrift van 1578 door Harges ( Inv. no. 1113 ).
Tevens nog een afschrift van ca. 1578 door C. Joupen ( Inv. no. 1113 ).
M. Heijmans, rentmeester van het kapittel van Sint Vitus uit Mariengaarde te Leeuwarden, oorkondt, dat hij ontvangen heeft van Wilck Minnesz. het bedrag van 34 goudgulden en 1 ½ stuiver als pacht.
Afschrift van 23 december 1578 door D. Nyenhuys, notaris te Leeuwarden ( Inv. no. 1113 ).
M. Heijmans, rentmeester van het kapittel van Sint Vitus uit Mariengaarde te Leeuwarden, oorkondt, dat hij ontvangen heeft van Pieter Jansz. te Fynckum het bedrag van 21 ½ stuiver alsmede van 25 goudgulden als pacht en aflossing.
Afschrift van 21 december 1578 door D. Nyenhuys, notaris te Leeuwarden ( Inv. no. 1113 ).
M. Heijmans, rentmeester van het kapittel van Sint Vitus uit Mariengaarde te Leeuwarden, oorkondt, dat hij ontvangen heeft van Tryn Jacobsdr., echtgenote van Pieter Jansz. te Fijnckum, het bedrag van 12 goudgulden en 17 ½ stuiver als pacht.
Afschrift van 21 december 1578 door D. Nyenhuys, notaris te Leeuwarden ( Inv. no. 1113 ).
M. Heijmans, rentmeester van het kapittel van Sint Vitus uit Mariengaarde te Leeuwarden, oorkondt, dat hij ontvangen heeft van Tryn Jacobsdr., echtgenote van Pieter Jansz. op ter Leye, het bedrag van 30 goudgulden als pacht.
Afschrift van 21 december 1578 door D. Nyenhuys, notaris te Leeuwarden ( Inv. no. 1113 ).
Marten Boutsma en zijn echtgenote Margareta Marcksdr. van Scheeten oorkonden, dat zij ontvangen hebben van Mathijs Heijmans, rentmeester van het kapittel van Sint Vitus uit Mariengaarde te Leeuwarden, een rente ten bedrage van 28 goudgulden per jaar.
Afschrift van 1578 door Harses ( Inv. no. 1113 ).
M. Heymans, rentmeester van het kapittel van Sint Vitus uit Mariengaarde te Leeuwarden, oorkondt, dat bij ontvangen heeft van Gielis Cornelisz. te Fynckum het bedrag van 40 goudgulden als pacht.
Afschrift van 22 december 1578 door D. Nyenhuys, notaris te Leeuwarden ( Inv. no. 1113 ).
M. Heijmans, rentmeester van het kapittel van Sint Vitus uit Mariengaarde te Leeuwarden, oorkondt, dat hij ontvangen heeft van Gielis Cornelisz. te Fynckum het bedrag van 18 goudgulden en 10 stuiver alsmede van 2 goudgulden en 18 stuiver als pacht.
Afschrift van 22 december 1578 door D. Nyenhuys, notaris te Leeuwarden ( Inv. no. 1113 ).
Dominicus Benedixius, aartsdiaken, en Reijnerus Asperen, Gerbrandus Leoverdiensis, Petrus de Coene, Hermannus Hasselt, Antonius Traiectensis, Larabertus Grollis, Thomas Alberti Groningiensis en Joannes Noems, kanunniken van de kathedrale kerk van Sint Vitus te Leeuwarden, verzoeken aan Georg van Lalaing, graaf van Renneburg enz., om Popcke Roorda, aangesteld tot beheerder van de geestelijke goederen van de bisschop, te gelasten de in beslag genomen archiefbescheiden terug te geven aan hun rentmeester Matthys Heymans en hen verder in het ongestoorde bezit te laten van de goederen van de abdij Mariengaarde.
Oorspr. ( Inv. no. 1113 ).
Met afwijzend appointement van Rennerberg van 14 juli 1578.
Aartshertog Matthias bericht aan de graaf zu Reinebergh enz., dat hij Popko Roorda volmacht verleent om goederen van kloosters en proostdijen te beheren.
Afschrift van 1579 door Harges van een afschrift door D. Mostart, secretaris van de graaf van Renneburch ( Inv. no. 1113 ).
Kapittelheren van Sint Vitus uit Mariengaarde te Leeuwarden verzoeken aan Matthias om Popcke Roorda te gelasten hen de archiefbescheiden van de abdij Mariengaarde terug te geven en hen te herstellen in het beheer over hun goederen.
Oorspr. ( Inv. no. 1113 ).
In dorso de aant.: "Gelijcke doch langer requeste als dese is bij den capitule Zijne Hoecheyt gepresenteert." (Zie Reg. no. 539).
Kapittelheren van de kathedrale kerk van Sint Vitus uit Mariengaerde te Leeuwarden verzoeken aan Matthias om Popcke Roorda te gelasten hen de archiefbescheiden van de abdij Mariengaarde terug te geven en hen te herstellen in het beheer over hun goederen.
Afschrift van ca. 1579 door Harges ( Inv. No. 1113 )
Met appointement van inwilliging door N. Sille van 9 september 1578.
Aartshertog Matthias verzoekt aan de graaf van Renneberg enz. om advies uit te brengen op een rekest van kapittelheren van de kathedraal van Leeuwarden betreffende het beheer over de goederen van de abdij Mariengaarde.
Afschrift van 1579 door Harges van een afschrift door D. Mostart, secretaris ( Inv. no. 1113 ).
Kapittelheren van Sint Vitus uit Mariengaarde te Leeuwarden dienen Matthias van repliek inzake hun rechten op de goederen van de abdij Mariengaarde.
Minuut. ( Inv. no. 1113 ).
Tevens nog een afschrift van 1579 door Harges ( Inv. no. 1113 ).
Kapittelheren van Sint Vitus uit Mariengaarde te Leeuwarden verzoeken aan de gevolmachtigde van de Staten van Friesland om hun rekest van 27 september van een appointement te voorzien en hen te herstellen in het beheer over hun goederen door Popcke Roorda te ontslaan.
Oorspr. ( Inv. no. 1113 ).
Gedeputeerden van Friesland adviseren aan Georg van Lalaing, graaf van Renneberch enz., om de kapittelheren van Sint Vijt te Leeuwarden naar aanleiding van hun rekest van 22 september 1578 niet te herstellen in het beheer over de goederen van de abdij Mariengaarde op grond van hun gepleegd wanbeheer.
Afschrift van ca. 1579 ( Inv. no. 1113 ).
Tevens nog een extract van ca. 1579 door Joupen van een afschrift door D. Mostart, secretaris van Rennenberg ( Inv. no. 1113 ).
Gedrukt: Arch. Aartsbisdom Utrecht, deel 68:
M.P. van Buytenen, St. Vitus van Oldehove.
Bijlage XV.
Kapittelheren van Sint Vitus uit Mariengaarde te Leeuwarden verzoeken aan Georgh van Lalaingh, graaf van Renneberch enz., om hen in het bezit van hun goederen te handhaven tegen de aanspraken van Popcke Roorda, rentmeester van de goederen van de bisschop.
Minuut ( Inv. no. 1113 ).
Kapittelheren van Sint Vitus uit Mariengaarde te Leeuwarden verzoeken aan Georg van Lalaing, graaf van Rennenburch enz., om Popcke Roorda te gelasten aan een ieder van hen 100 goudgulden met een gezamenlijk bedrag van 1000 goudgulden te doen uitbetalen alsmede aan hen een wintervoorraad brandstof en voedsel te verstrekken.
Afschrift van ca. 1579 door Hilb. ter Cuolen, notaris ( Inv. no. 1113 ).
Met appointement van inwilliging door de graaf van Rennenberch van 15 november 1578, verleend in het leger voor Deventer.
Tevens nog een afschrift van ca. 1579 door Joupen ( Inv. no. 1113 ).
Anthonius Traiectensis en Thomas Alberti Groningiensis, kapittelheren van Sint Vitus uit Mariengaarde te Leeuwarden, oorkonden, dat zij volmacht verlenen aan Matthys Heyman, rentmeester, om voor een ieder van hen van Popcke Roorda het bodrag van 100 goudgulden in ontvangst te nemen.
Afschrift van 1579 door Joupen ( Inv. no. 1113 ).
Georg van Dalaing, graaf van Renneberch enz., bericht aan de heer Van Burmania, ontvanger van Friesland, aangaande het uitbetalen van 500 gulden aan Popcke Roorda om deze te verstrekken aan de kapittelheren van Sint Vitus uit Mariengaarde te Leeuwarden in verband met hun bijdrage in het betalen van de Waalse soldaten.
Afschrift van 1578 door Harges ( Inv. no. 1113 ).
Het oorspr. was ontvangen 9 december 1578.
Popcke Roorda, rentmeester van de abdij Mariengaarde, verzoekt aan het Hof van Friesland om de kapittelheren te gelasten hem de ordonnantie van 16 november met de commissie ter hand te stellen.
Afschrift van 1578 door Wygher Mockema, deurwaarder bij het Hof van Friesland ( Inv. no. 1113 ).
Met appointement van inwilliging door het Hof van 21 november 1578.
Met nader appointement door W. Mockema van 22 november 1578.
Met in dorso exploot door W. Mockema aan de kapittelheren van 23 november 1578.
Met nader exploot door W. Mockema aan de kapittelheren Douwe Benedictius, Regnerus Asperen, Gerbrandus Leoverdiensis en Hermannus Haselius van 25 november 1578.
Bendixius, aartsdiaken, en Reynerus Asperen, Gerbrandus Leoverdiensis, Petrus de Coene, Harmannus Hasseltius en Lambertus Grollis, kapittelheren van Sint Vitus uit Mariengaarde te Leeuwarden, oorkonden, dat zij volmacht verlenen aan Matthys Heymans, rentmeester, om voor een ieder van hen van Popcke Roorda het bedrag van 100 goudgulden in ontvangst te nemen.
Afschrift van ca. 1579 door Joupen ( Inv. no. 1113 ).
De graaf van Renneburch adviseert aan aartshertog Matthias om de goederen van de abdij Mariengaarde, toebehorend aan de kapittelheren van Sint Vitus uit Mariengaarde te Leeuwarden, ten gemenen nutte aan te wenden onder uitkering van een bedrag van 200 gulden per jaar voor kapittelheer geworden monniken en van 100 gulden per jaar voor vreemde kapittelheren.
Afschrift van 1578 door Harges ( Inv. no. 1113 ).
In dorso van het oorspr. een apostille van 10 december 1578 door N. Sille.
Douwe Nyenhuijs, notaris te Leeuwarden, oorkondt, dat hij op verzoek van Mathijs Heymans, gevolmachtigde van de kapittelheren van Sint Vitus uit Mariengaarde te Leeuwarden, Popcke Roorda in kennis heeft gesteld van het rekest van 15 november 1578 (Zie Reg. no. 549) betreffende de uitbetaling van 1000 gulden aan voornoemde kapittelheren.
Oorspr. ( Inv. no. 1113 ).
Tevens nog een afschrift van ca. 1579 door Joupen ( Inv. no. 1113 ).
Cunerus, bisschop van Leeuwarden, en Joannes Noems, kapittelheer van Sint Vitus uit Mariengaarde te Leeuwarden, oorkonden, dat zij volmacht verlenen aan Matthys Heymans, rentmeester, om voor elk van hen beiden van Popcke Roorda het bedrag van 100 goudgulden in ontvangst te nemen.
Afschrift van ca. 1579 door Joupen ( Inv. no. 1113 ).
Popcke Roorda verzoekt aan het Hof van Friesland om zijn aanstelling als ontvanger van de goederen van de abdij Mariengaarde in te trekken.
Afschrift van ca. 1579 door W. Mockema ( Inv. no. 1113 ).
Met appointement door het Hof van 27 november 1578.
Antonius Traiectensis, kapittelheer van Sint Vitus te Leeuwarden, bericht aan zijn huisvrouw Griet onder meer over zijn reis naar Brabant.
Oorspr. ( Inv. no. 1113 ).
Antonius Traiectensis, kapittelheer van Sint Vitus te Leeuwarden, bericht aan Mathijs Heijmans, rentmeester, onder meer over het betalen van hoofdgeld en het afschrijven van stukken door Caerl Roorda. Met postscriptum over de verdere reis via Utrecht naar Antwerpen in de "3 Hoeffizsers op den Hoendermarckt an den Domkerckhoff".
Oorspr. ( Inv. no. 1113 ).
Ontvangen 8 december 1578.
Wygher Mockema, deurwaarder bij het Hof van Friesland, oorkondt, dat hij de kapittelheren van Sint Vitus uit Mariengaarde te Leeuwarden in kennis heeft gesteld van het rekest van Popcke Roorda (Zie Reg. no. 557).
Afschrift van ca. 1579 door oorkonder ( Inv. no. 1113 ).
Kapittelheren van Sint Vitus uit Mariengaarde te Leeuwarden verzoeken aan het Hof van Friesland om Popcke Roorda te gelasten aan een ieder van hen 100 goudgulden ten bedrage van 1000 goudgulden uit te betalen.
Oorspr. ( Inv. no. 1113 ).
Antonius Traiectensis en Thomas Alberti Groningensis berichten aan Mahia over hun briefwisseling met de graaf van Rennenberg inzake het beheer over de goederen van de abdij Mariengaarde.
Minuut (Inv no. 1113).
Mahia is Matthias.
Kapittelheren van Sint Vitus uit Mariengaarde te Leeuwarden verzoeken aan het Hof van Friesland om hun meiers te mogen dagvaarden ter betaling van pacht.
Afschrift van ca. 1579 door Polman en Aernsma ( Inv. no. 1113 ).
Met de aant. dat het rekest "niet ten effecte gecoemen" is.
Kapittelheren van Sint Vitus uit Mariengade te Leeuwarden verzoeken aan het Hof van Friesland om de eerste deurwaarder opdracht te geven 1000 goudgulden van Popcke Roorda te innen.
Afschrift van ca. 1579 door S. Polman en Aernsma ( Inv. no. 1113 ).
Met appointoment van 9 december 1578.
Kapittelheren van Sint Vitus uit Mariengaarde te Leeuwarden verzoeken aan het Hof van Friesland om hun vorig rekest van een appointement te voorzien vanwege de onwilligheid van Popcke Roorda tot uitbetaling van 1000 gulden.
Afschrift van ca. 1579 door S. Polman en Aernsma ( Inv. no. 1113 ).
Met appointement van 9 december 1578.
Kapittelheren van Sint Vitus uit Mariengaarde te Leeuwarden verzoeken aan de hoplieden en bevelhebbers van Leeuwarden om voor het betalen van het wachtgeld van 5 stuiver per week geduld te hebben en het bedrag te verminderen, totdat aartshertog Matthijs van Oostenrijck een beslissing zal hebben genomen over het beheer van hun goederen.
Oorspr. ( Inv. no. 1113 ).
Met appointement van 10 december 1578 betreffende de verlaging van het wachtgeld met een braspenning.
Tevens nog een minuut.
Matthijs Heijmans, rentmeester, bericht aan Anthonis Jansz. en Thomas Albert, kapittelheren van Sint Vitus uit Mariengaarde te Leeuwarden en verblijvende in de 3 Hoeffijsers op de Hoendermerckt te Antwerpen, over het gescheiden zijn van de goederen van de bisschop en die van het kapittel.
Oorspr. ( Inv. no. 1113 ).
Bendixius, aartsdiaken, en Gerbrandus Leoverdiensis, Petrus de Coene, Harmannus Hasselten en Joannes Noems, kapittelberen van Sint Vitus uit Mariengaarde te Leeuwarden, oorkonden, dat zij volmacht verlenen aan hun medekapittelheer Regnerus Asperen om ten profijte van het kapittel pacht te innen totdat aartshertog Matthys van Oostenryck hun rechten zal hebben erkend.
Oorspr. ( Inv. no. 1113 ) met het door een ruit overdekt opgedrukt zegel van het kapittel, voorstellende Maria en Johannes onder het Kruis.
Jacop van Marssum te Leeuwarden oorkondt mede voor zijn broeder Jan van Marsum te Dockum, dat hij zal terugbetalen aan Matthijs Heijmans, rentmeester van het kapittel van Sint Vitus uit Mariengaarde te Leeuwarden, het bedrag van 20 gulden als rente van een hypotheek van 600 gulden.
Oorspr. ( Inv. no. 1113 ).
Blijkens handschrift is het stuk afgeschreven door Tierck van Scheltinga
Dit betreft een juridisch vertoog over een bestaande rechtzaak onder gefingeerde namen
De gegevens zijn voor het merendeel ontleend aan het werk van Van Slichtenhorst, hetwelk verscheen in de jaren 1653-1654
Het deel heeft als omslag een fragment van een beschrijving van de houtvesterij van Noordholland, (ca. 1500)
Reg. no. 16
Floris, bisschop van Utrecht, oorkondt, dat hij de inwoners van het dorp en kerspel van Gheetshorne in hun rechten bevestigt betreffende de vrijstelling van heerplicht te paard, hen verleend door bisschop Johan van Arkel, en dat hij hen verder het recht verleent om hun onschuld te betuigen voor het gerecht van de bisschop, indien zij ten onrechte volgens een verklaring van de schout van Vollenho beticht worden van doodslag of het toebrengen van verminkingen, of ten gevolge hiervan vogelvrij worden verklaard, terwijl de eigenlijke misdadigers nog voortvluchtig zijn.
Oorspr. ( Inv. no. 1117 ). Het zegel in rode was van de oorkonder is verloren.
Reg. no. 175
Burgemeesters, schepenen en raad van Deventer verzoeken aan Frederik, markgraaf van Baden, bisschop van Utrecht, om op de voorburcht van het kasteel Arkensteijn een sterkte te bouwen, dienende tot verblijf voor de drost en ambtman van Zallandt en zijn ruiters vanwege de toenemende onveiligheid der wegen en stromen, in het bijzonder door de onlangs plaats gehad hebbende overval van die van Gronloe binnen Holten op een transport wijn en kruiderijen, behorende aan burgers van Deventer.
Oorspr. ( Inv. no. 1118 ). De brief was gesloten met het nog voorhanden zijnde signet van de stad Deventer.
Reg. no. 194 en no. 195
Burgemeesters, schepenen en raden van Deventer, Campen en Swolle beloven Joriaen Schenck, vrijheer toe Tautenbergk, drost en ambtman van het land van Vullenhoe, volledige medewerking bij de volgende heffing van schatting na de meimaand, nadat hij ter betaling van zijn knechten reeds het bedrag van 1267 goudgulden en 1 stuiver had opgebracht.
Afschrift van ca. 1511 ( Inv. no. 1119 ).
Henrick Hagen, Herman van Yselmuden, Johan Sloet, Sweder van der Eze, Gerit van Oisterwolde, Wyllem Sloet en Henrick Persyn oorkonden, dat zij geen schatting of belasting in het land en ambt van Vullenhoe zullen toestaan aleer Joriaen Schenck, vrijheer van Tautenbergh, drost van Vullenhoe, en diens erfgenamen vergoeding hebben ontvangen voor gemaakte kosten vanwege de aanwerving en het onderhoud van knechten ter verdediging van het land tegen de hertog van Gelre.
Afschrift van ca. 1511 ( Inv. no. 1119 ).
Georgen Schenck, vrijheer van Tautenborch, stadhouder van Overijssel enz., stelt aan N.N. voor om accoord te gaan met de aanstelling van twee scheidsrechters in processen tussen Gerardus Kost, schout te Steenwijk, en mr. Heyman Brant betreffende renten te Ooldemarckt en Zwolle.
Afschrift van ca. 1540 ( Inv. no. 1120 ).
Het deel is in 1868 in bruikleen gegeven aan het Algemeen Rijksarchief en berustte onder de Derde Afdeling, handschrift no. 28
Reg. no. 334
Blijkens handschrift afgeschreven door mr. Adriaen van Hellemijs van Welle
Abt, prior en het gemeen convent van Oistbroick buiten Utrecht oorkonden ten overstaan van een leenman der abdij en een leenman van het sticht Utrecht, dat zij mr. Jan van Scherpenesse en bij zijn versterven zijn echtgenote Adriana Jan Hellemijchendochter van Aldenseell beleend hebben met het goed Luchtensteijn, eertijds genoemd de hoeve Aldenbrandenborch, gelegen te De Bilt en komende van Clais de Ridder.
Afschrift van 24 augustus 1614 ( Inv. no. 1122 ).
Reg. no. 375 en no. 376
Jehanne Naturel, weduwe van Henry de l'Espinee, ontvanger van het graafschap Namur, verzoekt aan koning Philips om Philibert de Bruxelles, lid van de Geheime Raad, alsmede Gilles de Clerhage en Pierre Butkens, leden van de Rekenkamer van Brabant, in hun hoedanigheid van plaatsvervangende commissarissen voor Simon Renard en Roland Longin, te gelasten de meeste spoed te betrachten in het reeds 17 jaar durende geschil tussen haar en de hertog van Arschot.
Gelijktijdig afschrift ( Inv. no. 1124 ).
Philips enz. gelast aan Philibert de Bruxxelles, lid van de Geheime Raad, alsmede Gilles Clerhaghe en Pierre Butkens, leden van de Rekenkamer van Brabant, om naar aanleiding van het rekest van Jehenne Naturel, weduwe van Henry de l'Espinee, haar geschil met de hertog van Arschot snel in behandeling te nemen. (Zie Reg. no. 375).
Oorspr. ( Inv. no. 1124 ).
Recepta le XVde novembre l'an 1565.
Eigenhandig getekend door de koning.
Het stuk is geextraheerd uit een brief van Mamuth te Parijs aan de superieur der monnikken van het klooster te "Cognie in Natoliën" van 1642
Lentulus was de voorganger van Pontius Pilatus. Historisch zijn deze gegevens geheel onbetrouwbaar
Bovengenoemde brief is ontstaan in de 13e eeuw en genoot in de Middeleeuwen veel gezag
Met aant. in dorso: Charta pastoralis Latinitate quam ex Hispanico donavit Theodorus Graswinckel
Niet raadpleegbaar
Vermoedelijk van 1653 of van 1659-1660
Oude titel:
"A. Booth in sijn journael van de legatie (van) de Gecom(mitteerden) van de Generaliteyt op den vredehandel tussen Polen en Sweden enz.
Zwaar beschadigd
De meeste kaarten zijn in het jaar 1868 in bruikleen afgestaan aan het Algemeen Rijksarchief en berusten thans in de verzameling "Hingman". Kaartenafdeling ARA
.
Voor slechts enkele exemplaren kon de relatie tot het archief met zekerheid worden vastgesteld.
Berustend in het archief
Berustend in het archief
Met het gedicht "Boerenclacht over de waterwolf" van de maker.
Aan te vragen als
Voorheen beschreven als inv.nr. 1131.
Aan te vragen als
Voorheen beschreven als inv.nr. 1132.
Aan te vragen als
Voorheen beschreven als inv.nr. 1133.
Opgenomen in Hingman. Aan te vragen via nummer toegang 4.VTH, inv.nr. 2262
Aan te vragen als
Voorheen beschreven als inv.nr. 1134.
Met in dorso aant. betr. op het perceel rustende "aelmissen".
Aan te vragen als
Voorheen beschreven als inv.nr. 1135.
Aan te vragen als
Voorheen beschreven als inv.nr. 1136.
Aan te vragen als
Voorheen beschreven als inv.nr. 1137.
Tot de landeigenaars behoorde onder meer Silvester Heereman van Zuydtwijck.
Aan te vragen als
Voorheen beschreven als inv.nr. 1138.
De kaart dient als bijlage van een afschrift van een rekest van regenten van het Arme Pesthuis gelegen buiten de Morspoort te Leiden aan de Ridderschap van Holland tot het graven van een sloot voor het verversen van het water rondom het pesthuis, met appointement van inwilliging door Jacob van Wassenaer in diens functie van rentmeester-generaal van de goederen van de voormalige abdij Rijnsburg, met bijbehorend stuk, 1644. Afschriften, 1645.
Aan te vragen als
Voorheen beschreven als inv.nr. 1139.
De tekst is zwaar beschadigd.
Aan te vragen als
Voorheen beschreven als inv.nr. 1140.
Aan te vragen als
Voorheen beschreven als inv.nr. 1141.
Bijkaartje: Kaart van "...een stuck vander graeffelickheyts foosterlant gheleghen ande west ofte noortwest zyde vande Keuckenduijn...", 1603, Floris Jacobsz. Schaal: 90 mm - 50 kleine voet. ZW boven. Afm: 27 - 24 cm.
Aan te vragen als
Voorheen beschreven als inv.nr. 1142.
Aan te vragen als
Voorheen beschreven als inv.nr. 1143.
Aan te vragen als
Voorheen beschreven als inv.nr. 1144.
Daar onder meer "Jonk. Hoogelande sijn erfgenamen" tot de ingelanden behoorden, bestaat de mogelijkheid dat voornoemde kaart afkomstig is uit het archief van het Hofje van Hoogelande.
Aan te vragen als
Voorheen beschreven als inv.nr. 1145.
Aan te vragen als
Voorheen beschreven als inv.nr. 1146.
Aan te vragen als
Voorheen beschreven als inv.nr. 1147.
Aan te vragen als
Voorheen beschreven als inv.nr. 1148.
Aan te vragen als
Voorheen beschreven als inv.nr. 1149.
Aan te vragen als
Voorheen beschreven als inv.nr. 1150.
Aan te vragen als
Voorheen beschreven als inv.nr. 1151.
Aan te vragen als
Voorheen beschreven als inv.nr. 1152.
Op één der kaarten een afbeelding van een adellijk huis, vermoedelijk het Huis Warmond of het Huis Oud-Alckemade.
Aan te vragen als
Voorheen beschreven als inv.nr. 1153.
Aan te vragen als
Voorheen beschreven als inv.nr. 1154.
Aan te vragen als
Voorheen beschreven als inv.nr. 1155.
Berustend in het archief
Daar gebruik gemaakt is van Rijnlandse roeden is het huis waarschijnlijk in de provincie Holland gelegen
Berustend in het archief
Nicolaas Visscher en Zacharias Roman hebben in 1655 een kaart van Zeeland uitgegeven, getiteld: "Zelandiae comitatus Novissima Tabula delineata per Nicolaum J. Visscherum et Zachariam Roman, anno. 1655". Deze kaart is een afdruk van de koperplaat betreffende Walcheren, waarbij de titel is vervangen door een schip
.
Litt: Mr. S.J. Fockema Andreae en Mr. B. van 't Hoff: Geschiedenis der Kartografie van Nederland, blz. 54 en 55
Aan te vragen als
Voorheen beschreven als inv.nr. 1158.
Berustend in het archief.
Frans van Seenhem was een Kleefse landmeter. In het Amt Hetter bij Bienen, Kreis Rees, ligt een Huis Rosau
Ook bestaat de mogelijkheid, dat de plattegronden vervaardigd zijn in opdracht van Arent van Wassenaer, heer van Duivenvoorde, in verband met diens belening van het kasteel Rosande onder Oosterbeek in het jaar 1661
De kaart heeft als opschrift: "Jacobus Russus me fecit Inlla nobili civitate messane anno domini 1533. amen" .
Aan te vragen als
Voorheen beschreven als inv.nr. 1160.
Niet raadpleegbaar
Misschien vervaardigd door een lid van het geslacht Van der Goes
Aangetast door vocht