Terug naar zoekresultaten

2.19.018 Inventaris van de archieven van de Nationale Raad voor Maatschappelijk Welzijn: Werkgroep Antillianen, 1968-1971; Stichting Welzijn Antillianen, 1971-1976

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.19.018
Inventaris van de archieven van de Nationale Raad voor Maatschappelijk Welzijn: Werkgroep Antillianen, 1968-1971; Stichting Welzijn Antillianen, 1971-1976

Auteur

J.A.A. Bervoets

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1976 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Landelijke Stichting Welzijn voor Antillianen
Landelijke Stichting Welzijn Antillianen

Periodisering

oudste stuk - jongste stuk: 1968-1976

Archiefbloknummer

I23351

Omvang

; 96 inventarisnummer(s) 0,50 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Nationale Raad voor Maatschappelijk Welzijn / Werkgroep Antillianen Landelijke Stichting Welzijn voor Antillianen

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief bevat voornamelijk stukken van de Landelijke Stichting Welzijn voor Antillianen (1971-1976): stukken die de organisatie zelf betreffen, correspondentie met diverse lokale Antilliaanse organisaties, en stukken met betrekking tot sociale en juridische hulpverlening en voorlichting aan in Nederland verblijvende Antillianen en remigranten naar de Nederlandse Antillen.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Eind 1967 werd binnen de Nationale Raad voor Maatschappelijk Welzijn, een particuliere instelling, die was voortgekomen uit de Nederlandsche Vereeniging van Armenzorg en Weldadigheid, een voorstel gedaan tot de oprichting van een "landelijke stichting van voorlichting en advies ten behoeve van Antillianen". ( Mededeling, vervat in een nota aan de werkgroep Antillianen, in vergadering bijeen op 7 januari 1967, inventarisnummer 1. ) Het duurde ruim een jaar voordat dit voorstel zou worden uitgewerkt in een binnen deze Raad tot stand gebrachte werkgroep Antillianen, waaraan ook het Protestants Centrum voor Maatschappelijk Welzijn en het Katholieke L.S.C.C.deelnam. Het was de bedoeling deze stichting het karakter te geven van een particulier initiatief met overheidssubsidie en haar te laten bestaan uit participerende werkgroepen van Antillianen naast welzijnsorganisaties in kerkelijk verband. ( Op de probleemstelling in verband met het karakter van de te vormen stichting werd uitvoerig ingegaan in een nota, bestemd voor de studiedag van de Landelijke Stichting Welzijn voor Antillianen van 23 juni 1973. Zie inventarisnummer 8. ) Na ampel kontakt met plaatselijke opvangstcentra van Antillianen en met Nederlandse en Antilliaanse regeringsinstanties kon op 9 januari 1971 een constituerende vergadering worden belegd, waarbij de landelijke Stichting Welzijn voor Antillianen definitief werd opgericht. ( Statuten en voorstukken bevinden zich in de correspondentie over de oprichting van de L.S.W.A., inventarisnummer 4. ) De toen vastgestelde statuten werden bekrachtigd in een stichtingsakte, die op 26 november van dat jaar voor de Haagse notarissen L.W.A. Duynstee en A.G. Boekwijt passeerde. ( Zie inventarisnummer 6. ) De stichting had tot doel "het welzijn van de Antillianen als persoon en als groep binnen de samenleving te bevorderen". Hierbij stelde de stichting zich zowel maatschappelijk werk als opbouwwerk voor ogen. Zij concretiseerde haar taak in een bij gelegenheid van de constituerende vergadering uitgegeven perscommuniqué ( Het persbericht bevindt zich in inventarisnummer 4. ) : zij wilde aan Antillianen, die naar Nederland kwamen, voorlichting geven over hun rechten, werkgelegenheid, de situatie in Nederland, en nam daarom kontakt op met ontmoetingscentra van Antillianen. Ook wilde ze Nederlanders voorlichten over de Antillianen, om zo begrip te kweken voor de Antillianen en integratie van deze minderheidsgroep in Nederland te bevorderen. In de praktijk hield dit bemiddeling in voor de schepping van een beter arbeids- en studieklimaat voor Antilliaanse migranten. Tenslotte zou zij de toekomstperspectieven van Antillianen onderzoeken en aan de hand van deze onderzoekingen de Antillianen begeleiden: dit impliceerde, dat zij, in samenwerking met de Antillianen regering, eventueel remigratie naar het moederland zou propageren. De leiding van de stichting zou berusten bij een bestuur, bestaande uit afgevaardigden van de daarbij aangesloten verenigingen, die elk een primus en een (plaatsvervangende) secundus moesten aanwijzen. Minstens de helft van dit bestuur zou uit Antillianen moeten bestaan. Deze instelling kiest minstens 50% van het dagelijks bestuur, dat bestaat uit een voorzitter, een secretaris, een penningmeester en twee tot vier leden. Ook hiervan diende minstens de helft van Antilliaanse afkomst te zijn. De voorzitter en de secretaris zouden de vereniging in en buiten rechte vertegenwoordigen. Zij werden in hun arbeid bijgestaan door een bureau, waarvan de directeur door het algemeen bestuur werd benoemd. Dit bureau werd gevestigd in Utrecht, en kreeg in 1971 een aanzienlijk aantal uitvoerende taken toegewezen, zodat het weldra werd voorzien van twee consulenten en een documentalist. Volgens het toen opgestelde werkplan ( Bijlagen van de notulen van de Algemene Bestuursvergadering van 10 maart 1971. Zie inventarisnummer 11. ) zou het voortdurend in kontakt staan met het bestuur (de directeur had zitting in alle bestuursvergaderingen), met plaatselijke Antilliaanse werkgroepen, met vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers en van diensten die studiebeurzen uitkeerden. Tussen de plaatselijke Antilliaanse groeperingen zou zij kontaktgroepen bewerkstelligen. Tevens zou het bureau een inventarisatie maken van alle Antilliaanse groeperingen en alle Antillianen registreren, die naar Nederland migreerden, terwijl zij ook onderzoekswerkzaamheden zou verrichten naar het verschijnsel van de migratie naar Nederland en de problemen die daarmee verband hielden. Ook zou zij de voorlichting over de Nederlandse Antillen coördineren, totdat deze taak zou worden overgenomen door regionale organisaties. De stichting werd voor haar bureau en voor haar overige werkzaamheden voor 90% gesubsidieerd door het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, voor het overige gedeelte droeg het Koningin Julianafonds bij ( Zie hierover naast de notulen van de vergaderingen van het Algemeen bestuur en het dagelijksbestuur (inventarisnummers 11 en 12) ook de inventarisnummers 49 en 51. ) . Ook kreeg het bijdragen via het Kabinet van de Gevolmachtigde Minister van de Nederlandse Antillen voor de stimulering van voorlichtingsactiviteiten. Vooral een uit de plaatselijke organisaties ontstane werkgroep Informatie profiteerde ervan: zij werd op 22 december 1971 opgericht, nadat de Kamer van Koophandel van de Nederlandse Antillen voor haar activiteiten een bedrag van 2000 gulden had toegezegd. ( Zie over deze kontaktgroep inventarisnummer 88 )
De kontaktgroep werkte min of meer als uitvoerend orgaan van het stichtingsbestuur.
Op 29 december 1971 werd een tweede kontaktgroep in het leven geroepen, bestaande uit veldwerkers in het welzijnsbeleid binnen plaatselijke groeperingen. ( Zie inventarisnummer 65. ) Deze kontaktgroep opereerde onafhankelijk van het stichtingsbestuur en wisselde onderling ervaringen uit in de vorm van studies over de welzijnsproblematiek van Antillianen. In een werkprogram kwamen op 29 januari 1972 aan de orde: de inventarisatie en de eerste opvang van Antillianen, de toekomstige status van Antillianen in Nederland, de vorming van jonge kinderen, de oprichting van vormingscentra en sportcentra en individuele hulpverlening. Diskussie-thema's waren: de huisvestingsproblematiek, justitiële problemen (waarover een rapport verscheen ) en sexuele problemen. Omdat hun werkzaamheden sterk het migratieprobleem in het algemeen raakten werden de bestuursleden door hun rapportage ook geconfronteerd met de activiteiten van Surinaamse organisaties en organisaties van gastarbeiders. ( Vergelijk de inventarisnummers 56, 72 en 76. ) De rapportage van de kontaktgroep Veldwerkers over de oprichting van sportcentra leidde tot een voorstel van de Rotterdammer R. Sambo tot de oprichting van een Antilliaanse sportfederatie, waarbinnen de sportactiviteiten van plaatselijke verenigingen landelijk werden gecoördineerd. ( Zie inventarisnummer 83. ) Op 29 juli 1972 werd een werkgroep Sportbeoefening opgericht. Tegelijkertijd organiseerde de stichting sporttoernooien voor Antillianen in afwachting van een uit de werkgroep voortkomende Antilliaanse Sportraad. Deze raad wordt uiteindelijk in december 1974 opgericht, nadat uitgebreid was gediscussieerd over de afvaardiging van regionale groepringen in de sportorganisatie en in landelijke sporttournooien.
De coördinerende arbeid van de kontaktgroepen leidden tot een toevloed van Antilliaanse organisaties, die zich bij de Landelijke Stichting wilden aansluiten. Vermeldde de stichtingsakte van 29 november 1971 slechts de Antilliaanse Studentenraad als landelijke organisatie naast vijf plaatselijke organisaties in Den Haag, Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en Eindhoven, reeds in het eerste halfjaar van 1972 meldden zich zes Antilliaanse organisaties en de Groningse organisatie van Surinamers en Antillianen S.U.R.A.N.
Er ontstonden problemen, doordat de Antilliaanse Studentenraad door enkele van deze organisaties vertegenwoordigd werd, en deze trok zich ten gunste van zijn plaatselijke onderafdelingen terug. Dit had uiteindelijk tot gevolg, dat na de openstelling van de stichting voor nieuwe organisaties op 19 juni 1972 er uiteindelijk 24 plaatselijke en 4 categorale organisaties bij het bestuursbeleid betrokken waren, en daarnaast nog het uitvoerend comité van een congrescyclus. ( Over het congres "Hier werken aan de Toekomst van de Nederlandse Antillen ", zie inventarisnummer 44. ) Omdat deze vertegenwoordigingen soms voortkwamen uit verschillende verenigingen binnen één plaats met afwijkende doelstellingen, hetgeen a fortiori gold voor de categorale verenigingen ( een groep van Bovenwindse Eilanders bestond er naast een werkgroep van homosexuelen!), waren wrijvingen onvermijdelijk. De statuten voorzagen niet in een oplossing en pogingen om structurele verandering er aan de brengen hadden geen succes. Een eerste konflikt ontstond door het aftreden van de zittende voorzitter Gressmann, toen deze per 1 januari 1973 een functie kreeg bij het Kabinet van de Gevolmachtigd Minister van de Nederlandse Antillen. ( Zie inventarisnummer 7. ) De Stichting Algemeen Belang voor Antillianen te Rotterdam was bevreesd, dat door zijn positie de onafhankelijkheid van de stichting in gevaar kwam, hetgeen vooral een teer punt was bij de voorlichtingsactiviteiten van de plaatselijke centra. Haar mening werd niet gedeeld door de Amsterdamse stichtingen Antilliaans Contactcentrum en N.A.N.Z.I., die zich na het aftreden van Gressmann uit het bestuur dreigden terug te trekken. Een op 23 juni 1973 te houden studiedag moest de oplossing brengen door de vaststelling van een algemene beleidslijn, maar behalve een besluit, dat de stichting geen politieke instelling zou worden en geen vaste banden zou hebben met het Kabinet van de Gevolmachtigd Minister, kwam er geen nieuw beleidsperspectief. ( Zie voor een samenvattend verslag van studiedag inventarisnummer 8. ) De belangstelling voor bestuursvergaderingen begon te tanen, terwijl tegelijkertijd vanuit de afdelingen kritiek begon te ontstaan op de werkzaamheden van het bureau van de L.S.W.A. Op 21 juni 1974 besloot het Algemeen Bestuur een onderzoekscommissie te vormen, die de problemen binnen het bureau moest onderzoeken. Dit onderzoek leidde tot een kritiek op de structuur van de gehele stichting, ( Zie inventarisnummer 9. ) maar tot beslissingsbevoegde bestuursvergaderingen kwam het niet, omdat het statutair voorgeschreven quorum van 50% steeds ontbrak: de plaatselijke organisaties begonnen zich van de landelijke stichting af te wenden.
Op 13 september 1975 besloot de algemene bestuursvergadering op voorstel van de voorzitter de stichting op te heffen, mede omdat het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk de subsidie aan de Stichting niet meer voortzette. De opheffing werd op 11 oktober 1975 bekrachtigd door een nog geringer quorum aan bestuursleden, dat verklaarde geen enkele vergadering meer bij te wonen. De Antilliaanse Sportraad, die uit de Landelijke Stichting was ontstaan, bleef zelfstandig voortbestaan.
Geschiedenis van het archiefbeheer
Het bureau van de stichting had als taak, de documentatie te verzamelen voor de voorlichting over de Nederlandse Antillen door de stichting en de plaatselijke organisaties. Daartoe werd een documentaliste benoemd, die tevens het archief bijhield. In dit bureau werden tevens de secretariaatswerkzaamheden van het bestuur verricht. Dit verklaart, waarom de correspondentie van het bestuur en van de directie van het bureau door elkaar in chronologische serie werden geordend, waarbij de uitgaande brieven van de secretaris en van de directeur van het bureau zonder onderscheid achter elkaar werden genummerd. Het secretariaat maakte van alle belangrijke ingekomen post kopieën in stencil, die zij bij de circulaire aan de bestuursleden voegde. Ook deze kopieën werden, soms in veelvoud, in de correspondentie opgenomen.
Naast deze chronologische serie werden dossiers bijgehouden, die ten dele dezelfde inhoud bevatten, omdat daar eveneens kopieën in werden geborgen. Vanaf 1972 werd bovendien een aparte serie uitgaande correspondentie op nummer geplaatst, die bestond uit duplicaten van doorslagen of stencils van de brieven, afkomstig van de voorzitter, de secretaris of de directeur van het bureau.
Het archief werd onmiddellijk na de opheffing van de stichting afgesloten en aan het Algemeen Rijksarchief aangeboden. In maart 1976 werd het definitief aan de Tweede Afdeling van het Algemeen Rijksarchief overgedragen. ( Correspondentie van de Tweede Afdeling van het Algemeen Rijksarchief, 1976, D 2, 250; zie ook inventarisnummer 10. )
De rechtstitel is (nog) onbekend
De verwerving van het archief
Het archief is door schenking verworven.

Inhoud en structuur van het archief

Selectie en vernietiging
Lijst van teruggezonden stukken uit het archief van de Landelijke Stichting Welzijn voor Antillianen, 1968-1975
De volgende categorieën worden niet in de inventaris opgenomen:
  1. Duplicaten van minuten of doorslagen van uitgaande stukken en fotokopieën of afschriften van ingekomen stukken, voorzover het origineel nog aanwezig is.
  2. Begeleidingsbrieven en nota's.
  3. Circulaires van het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, houdende algemene richtlijnen over de welzijnszorg en over de subsidiëring, met niet-principiële correspondentie hierover.
  4. Richtlijnen van het Rijk over salariëring van bezoldigd personeel, met niet-principiële correspondentie hierover.
  5. Correspondentie over de vaststelling van data van vergaderingen.
  6. Berichten van verhindering of van aanwezigheid bij vergaderingen.
  7. Stukken betreffende de aanschaf van kantoorbehoeften en van abonnementen op kranten en tijdschriften.
  8. Ingekomen reclamefolders, uitnodigingen e.d. die geen betrekking hebben op Antilliaanse aangelegenheden.
  9. Ingekomen kerst- en nieuwjaarswensen en familieberichten.
  10. Eenvoudige kennisgevingen van ontvangst van ingekomen stukken en dankbetuigingen hiervoor.
Totaal 0,5 m' of 50% van het archiefbestand.
Verantwoording van de bewerking
De inventarisatie werd in het voorjaar van 1976 voltooid door drs. J.A.A. Bervoets, chartermeester van de Tweede Afdeling van het Algemeen Rijksarchief.
Ordening van het archief
Bij het archief bevonden zich ook archivalia van de Werkgroep Antillianen van de Nationale Raad voor Maatschappelijk Welzijn en van de toen nog onder stichting ressorterende Antilliaanse Sportraad, die als onderdelen van het archiefbestand werden aangemerkt. Buiten de overdracht bleef het archief van de penningmeester, omdat de boekhouding door de likwidateur van de stichting moet worden bewaard om aan de rekenplichtigheid van deze stichting na likwidatie te voldoen. Het overgedragen bestand werd onmiddelijk geschoond, waarbij de duplikaten en kopieën werden verwijderd. Hierdoor moest een keuze gemaakt worden voor handhaving van het seriestelsel, dat slechts fragmentarisch bewaard zou blijven, of doorvoering van het in nucleo aanwezige rubriekenstelsel. Uiteindelijk is tot het laatste besloten en werden de rubrieken na definitieve ordening nader gesystematiseerd.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Landelijke Stichting Welzijn voor Antillianen, nummer toegang 2.19.018, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Landelijke Stichting Welzijn Antillianen, 2.19.018, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar