Terug naar zoekresultaten

2.12.33 Inventaris van de archieven van (Marine) Instanties en Onderdelen in de Gebiedsdelen Curaçao en Suriname, 1934-1947

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.12.33
Inventaris van de archieven van (Marine) Instanties en Onderdelen in de Gebiedsdelen Curaçao en Suriname, 1934-1947

Auteur

J.M.M. Cuijpers, E.A. van Heugten, H.E.M. Mettes,e.a.

Versie

27-03-2022

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1998 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Ministerie van Marine: (Militaire) Instanties en Onderdelen in de Gebiedsdelen Curaçao en Suriname
Curaçao en Suriname / Marine

Periodisering

oudste stuk - jongste stuk: 1934-1947

Archiefbloknummer

D27524

Omvang

; 279 inventarisnummer(s) 3,00 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Algemeen Militair Commandant Curaçao Commandant Marine Patrouilledienst Suriname Commandant Nederlandse Troepen Aruba Commandant Nettendienst Curaçao Commandant Onderzoekings- en Bewakingsdienst Aruba Commissarissen van de NV Gemengd Bedrijf Vaartuigendienst Suriname Onderzoekings- en Bewakingsdienst Curaçao Oudst Aanwezend Zeeofficier Aruba Oudst Aanwezend Zeeofficier Curaçao Oudst Aanwezend Zeeofficier Suriname

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief is grotendeels gevormd door de Algemene Militaire Commandant (AMC) Curacao. Omdat de olieraffinaderijen van Curaçao en Aruba strategisch belangrijk waren werden er na het uitbreken van de oorlog Engelse en Franse troepen gestationeerd, die ook onder de AMC vielen. De stukken betreffen de organisatie, het personeel, gebouwen en terreinen naast taken als bewaking en verdediging. Een kleiner gedeelte van het archief betreft Aruba en Suriname. Het archief bevat voorts gedeponeerd archief van F.E. Bruyning, voorzitter van de raad van Commissarissen van de N.V. Gemengd Bedrijf Vaartuigendienst Suriname. Dit was een rederij die voor 50% eigendom was van de Nederlandse staat en die als taak had de scheepvaartverbindingen naar Suriname te onderhouden.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Een overzicht van de geschiedenis en de organistie van de defensie in de gebiedsdelen Curaçao en Suriname, 1930-1947
1 Curaçao
1.1 Inleiding
Na de Eerste Wereldoorlog werd voor de verdediging van de eilanden Curaçao en Aruba afgezien van permanente stationering van een Nederlands oorlogsschip, het zogenaamde 'stationsschip'. Het Caribisch gebied werd sindsdien nog maar incidenteel door eenheden van de Koninklijke marine bezocht. ( Ph.M. Bosscher, De Koninklijke Marine in de Tweede Wereldoorlog (3 dln.; Franeker, 1984), III, 128; A.N. de Vos van Steenwijk, Het Marinebeleid in de Tweede Wereldoorlog (Amsterdam, 1986) 105. ) Het 'Urbina-incident' in 1929 bracht hier verandering in. Op 8 juni van dat jaar pleegde de Venezolaanse revolutionair Rafael Simón Urbina met een aantal medestanders een overval op fort Amsterdam te Willemstad, met als doel zich wapens te verschaffen voor zijn strijd tegen de Venezolaanse dictator Juan Vicente Gómez. ( C.Ch. Goslinga, 'De Nederlandse Antillen en Suriname 1914-1941', Algemene Geschiedenis der Nederlanden, XIV, 401. ) Hij wist het Nederlandse rechtsgebied weer te verlaten met de gouverneur en de garnizoenscommandant als gijzelaars, een hoeveelheid geweren, munitie en de gouverneurskas. ( Bosscher, De Koninklijke Marine, I, 74. ) Ten gevolge van dit incident werden door de Nederlandse regering mariniers als aanvulling van het landmachtgarnizoen permanent op Curaçao en Aruba gelegerd. Tevens werd er weer permanent een oorlogsschip gestationeerd. ( Bosscher, De Koninklijke Marine, III, 128. )
1.2 De Oudst Aanwezend Zeeofficier, 1930-1940
De functie van Oudst Aanwezend Zeeofficier (OAZ) ( De tegenhanger voor de landmacht was de Plaatselijk Militair Commandant. ) Curaçao werd in de periode 1930-1940 vervuld door de commandant van het stationsschip. Begin 1930 werd deze functie vervuld door luitenant ter zee der 1e klasse Vreede, commandant van Hr.Ms. 'Witte de With'.
Voor zover bekend is er nimmer een instructie voor de OAZ vastgesteld. Wel is in 1939 een poging daartoe ondernomen. In januari 1939 vroeg de Plaatselijk Militair Commandant (PMC) aan de gouverneur nadere uitleg over zijn verhouding tot de OAZ. De PMC schreef:
"Mijn verhouding tot den Minister van Defensie en tot den Oudst Aanwezend Zeeofficier te Curaçao is in geen enkele instructie vastgelegd. Ook laatstgenoemde autoriteit bezit geen instructie waarin zijn gezagsbevoegdheid over mij geregeld is (...)."
Hij verzocht de gouverneur
"(...) het daarheen te leiden, dat de respectieve gezagsverhoudingen in instructies worden vastgelegd (...)." ( Inv.nr.33: brief van de PMC aan de gouver¬neur van Curaçao, no.4 PMC Geheim van 14 januari 1939. )
De OAZ, door de gouverneur om advies gevraagd, bevestigde het voorgaande en deelde de Gouverneur mede dat
"(...) de positie van Oudst Aanwezend Zeeofficier het beste te vergelijken (is) met die van Commandant der Zeemacht in Nederlandsch-Oost-Indië."
In het verleden zijn er wel pogingen ondernomen een dergelijke instructie op te maken. Men is er echter niet in geslaagd een goede instructie samen te stellen. Volgens de minister van Defensie was de verhouding tussen de voornoemde drie autoriteiten een 'gentlemen's agreement'. De OAZ adviseerde de gouverneur om geen instructie vast te stellen. ( Inv.nr.33: brief van de OAZ Curaçao aan de gouverneur van Curaçao, no.7G/1/2 Geheim OAZ van 30 januari 1939. ) Wel zijn uit andere reglementen en instructies een gedeelte van zijn taken te destilleren. Zo stelde de Gouverneur in oktober 1930 de Algemeene regels welke voor normale tijden ten aanzien van de op Curaçao gestationeerde weermacht gelden (ARWC) vast. De ARWC gold voor de gewone dienst ( Voor "de toestand van algemeene gereedheid" waren nadere regels gesteld in de AMVC (een exemplaar van voornoemd AMVC is niet aangetroffen). ) van de op Curaçao gestationeerde weermacht en bestond uit vier hoofdstukken:
  • A. Bijzondere bepalingen;
  • B. Algemene regels voor de scheepsmacht;
  • C. Algemene regels voor de compagnie Mariniers;
  • D. Algemene regels voor de Militaire Politietroepen.
Tevens werden er bepalingen opgenomen, die als overgang bedoeld waren van normale toestand naar de toestand van algemene gereedheid.
In hoofdstuk B worden de taken van de Oudst Aanwezend Zeeofficier in deze beschreven.
"(...)
  • de O.A.Z. regelt in overleg met de Gouverneur den dienst der oorlogsschepen voor wat betreft de periodes dat zij buitengaats zijn voor het houden van oefeningen of anderszins en treft de regelingen voor de stilligperiodes in het Schottegat voor onderhoud, dokking enz.
  • De O.A.Z. zal zorg dragen, dat zich van zonsondergang tot -opkomst minstens één schip in het Schottegat bevindt (...).
  • Indien de schepen zich beiden buitengaats bevinden voor het houden van oefeningen of om andere redenen, zal voor zoover de schepen op gezichtsafstand zijn voortdurend één der D.T.stations bezet zijn. Door den O.A.Z. wordt telkens hiervoor een regeling getroffen.
  • Bevindt zich slechts één schip buitengaats dan geldt voor wat de bezettingstijden van het D.T.station betreft de daarvoor bestaande marine-voorschriften, tenzij andere regeling noodzakelijk wordt geacht. Deze regeling wordt alsdan door den O.A.Z. getroffen. (...)" ( De ARWC is als bijlage gevoegd bij een brief van de OAZ aan de gouverneur van Curaçao, no.61 Geheim van 17 oktober 1930. Bron: Kabinet van Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken (voortaan: KNAAZ), archief Adjudant van de Gouverneur van Curaçao. )
Eind 1930 raakte OAZ Nieuwenhuijs in conflict met de gouverneur inzake de benoeming van een adjudant van de gouverneur. Op verzoek van de gouverneur werd met ingang van 22 juli 1930 luitenant ter zee der 2e klasse P. Wentholt door de OAZ als tijdelijk adjudant ter beschikking van de gouverneur gesteld, tot na aankomst van de nieuw benoemde adjudant. Deze adjudant zou op 4 december met zijn werkzaamheden beginnen, maar de gouverneur had zonder met de OAZ te overleggen besloten tot twee maanden uitstel. Daarop zond de OAZ een telegram aan de minister van Defensie, waarin hij zich beklaagde over de wijze waarop de gouverneur over marinepersoneel beschikte. De minister antwoordde dat deze aangelegenheid volgens instructie moest worden behandeld door tussenkomst van de gouverneur. Uiteindelijk legde de OAZ zich bij dit antwoord neer. ( Zie voor correspondentie over deze aangelegenheid: KNAAZ. archief van de adjudant van de gouverneur van Curaçao, inschrijfnr. MG20. )
In oktober 1931 werden de Verdedigingsmaatregelen vastgesteld. Hierin werd bepaald dat
"(...) onder buitengewone omstandigheden, byv. by plotselinge rustverstoringen van ernstigen aard of daadwerkelyke pogingen tot het zich meester maken van het Gezag van buitenaf, dan wel naar aanleiding van ontvangen berichten, dat dergelyke rustverstoringen of pogingen ieder oogenblik kunnen worden verwacht, worden de beschikbare krachten gealarmeerd. Dit kan geschieden op het eiland Curaçao a. Op last van den Gouverneur of namens dezen. b. Door den O.A.Z. (...)" ( KNAAZ, archief Adjudant van de Gouverneur, inschrijfnr. MG 20/31. )
Ter voorbereiding ontwierp de OAZ
"(...) eene regeling van de bezetting van zyn radiostations en van zyne vaargereedheid in verband met het noodige onderhoud aan schip(schepen) en werktuigen (...) teneinde te allen tyde te kunnen voldoen aan opdrachten verband houdende met het inzetten van zyn strydmiddelen; eene alarmregeling voor zyn bodem(s); eene regeling van samenwerking met de beschikbare krachten op andere eilanden, voor het geval alarmeering aldaar plaats heeft, terwyl hy zich met zyn bodem naby dit eiland bevindt. (...)" ( KNAAZ, archief Adjudant van de Gouverneur, inschrijfnr. MG 20/31. ) Bij de grondwetswijziging van 1938 werd de defensie van de overzeese rijksdelen in het algemeen en het gebiedsdeel Curaçao - waaronder werd verstaan de eilanden Curaçao, Aruba, Bonaire, Sint Maarten, Sint Eustatius en Saba en sinds de grondwetswijziging van 1948 Nederlandse Antillen genoemd - in het bijzonder, geheel een aangelegenheid van het moederland, waarvoor de minister van Koloniën verantwoordelijk was. Tussen de ministeries van Koloniën en Defensie bestond een kosten verdelingsschema, waarbij de strijdkrachten werden betaald en ter beschikking gesteld door het ministerie van Defensie; terwijl de kosten van accommodatie en de bedrijfskosten ten laste kwamen van het ministerie van Koloniën. ( De Vos van Steenwijk, Het marinebeleid, 105. ) Op 24 augustus 1939 bestond de bezetting op Curaçao uit: een waldetachement Mariniers, onder commando van de kapitein der mariniers L. Langeveld, tevens PMC (138 man, bestemd voor bewakingsdiensten en optreden tegen eventuele vijandelijke acties); het korps Militaire Politie (115 man, belast met de handhaving van orde en rust, de brandweer en assistentie bij de defensie) en het Vrijwilligerskorps ( Dit korps werd op initiatief van C.N. Winkel op 23 juni 1929 opgericht. Bij Gouvernementsbeschikking no.1279 van 18 december 1929 werd het reglement goedgekeurd. ) , dat in opleiding was. ( De Vos van Steenwijk, Het marinebeleid, 12. ) In december 1939 verstrekte de minister van Koloniën aan de majoor van de generale staf KNIL G. Giebel de opdracht de land- en luchtstrijdkrachten in het gebiedsdeel Curaçao te reorganiseren. Zijn rapport, getiteld Een Oorlogsmemorandum Curaçao, verscheen op 11 april 1940. Door de oorlogsomstandigheden werd het rapport niet meer in behandeling genomen. ( De Koninklijke Marine in de Tweede Wereldoorl, deel III De strijd in de Caraïbische wateren. Hoofdstuk 1. De maritieme defensie van de gebiedsdelen Curaçao en Suriname in 1939 en 1940. Den Haag, Bureau Maritieme Historie, 1955 (voortaan: Marinemonografie Curaçao en Suriname), 5-6. ) In de tussentijd werd op last van de minister van Koloniën door de gouverneur op 3 september 1939 de Neutraliteitsproclamatie afgekondigd. ( Marinemonografie Curacao en Suriname 1943, 51. ) De gouverneur verzocht in een schrijven van 28 december 1939 de minister van Koloniën om een éénhoofdige leiding van de defensie in het gebiedsdeel. ( Inv.nr.33. ) De minister voelde hier vooralsnog echter niets voor en achtte het beter voorlopig de gescheiden commando's voor land- en zeestrijdkrachten te handhaven. ( Marinemonografie Curaçao en Suriname 1939-1940, 9. )
Bij proclamatie van 10 mei 1940 bracht de gouverneur ter kennis
"(..) dat als deel van het Koninkrijk ook Curaçao is in den oorlog met het Duitsche Rijk (...). Het hier gevestigde gezag (...) is in staat op den bestaanden voet het bewind te blijven voeren en te blijven waken over het rechtsgebied zoo te land als ter zee. Hulp daartoe van buiten zal - van welke zijde ook geboden - als onwelkom worden afgewezen (...)." ( Bron: Curaçaosche Courant, dl. CXXVIII, 10 mei 1940, nr.19. )
Desondanks werden er, met toestemming van de Nederlandse regering in Londen, Franse en Britse troepen op de eilanden Curaçao en Aruba gelegerd. Door de zwakke militaire verdediging, was de kans op vijandelijke acties tegen de op deze eilanden gevestigde olie installaties, die voor de geallieerden van essentieel belang waren, zeer groot.
De Engelse en Franse bewakingsdetachementen werden gelegerd in respectievelijk het kamp Suffisant te Curaçao en het kamp Savaneta te Aruba. ( Instituut voor Maritieme Historie, Collectie WOII, Bb-9/22. )
Dezelfde dag verklaarde de gouverneur van Curaçao het gebiedsdeel Curaçao in staat van beleg en als uitvloeisel hiervan werd bepaald dat het militair gezag, in naam van de gouverneur, werd uitgeoefend:
"(...)
  • Op de eilanden Curaçao en Aruba door den Plaatselijk Militair Commandant;
  • Op het eiland Bonaire en de Bovenwindse Eilanden door den Gezaghebber, voor het gebied onder zijn bestuur;
  • Op de eilanden St. Eustatius en Saba door den Ondergezaghebber, voor zover dezen niet door den Gezaghebber der Bovenwindse Eilanden beperkingen worden gesteld (...)." ( Proclamatie van 10 mei 1940. Publicatieblad (voortaan: PB) 1940, nr.38. )
1.3 De Oudst Aanwezend Zeeofficier / Algemeen Militair Commandant, 1940-1947
Bij Algemeene order van den Opperbevelhebber in het Gebiedsdeel Curaçao van 11 mei 1940 stelde de gouverneur van Curaçao de functie van Algemeen Militair Commandant (AMC) in en benoemde kapitein-luitenant ter zee J.L.K. Hoeke, commandant Hr.Ms. 'Van Kinsbergen', als zodanig. ( Inv.nr. 62. ) Het stafbureau werd ingericht in het Fort Amsterdam. ( Instituut voor Maritieme Historie, Collectie WOII, Bb-9/22. ) Bij afwezigheid van Hr.Ms. 'Van Kinsbergen' zou de gouverneur de functie van AMC overnemen, terwijl de luitenant ter zee der 3e klasse H. Tichelman, chef staf AMC, de functie van OAZ zou waarnemen. ( Inv.nr.62: besluit van de gouverneur van 28 mei 1940. )
De AMC was commandant
"(...) van de in het gebiedsdeel aanwezige militaire troepen, zoowel van de Nederlandsche als van die, welke eventueel door onze bondgenooten te onzer (de gouverneur, JC) beschikking zullen worden gesteld (...)." ( Inv.nr.62: Algemene order van den Opperbevelhebber in het Gebiedsdeel Curaçao van 11 mei 1940. )
Volgens artikel 30 van de staatsregeling van Curaçao had
"(...) de Gouverneur (...) het opperbevel over de in Curaçao aanwezige krijgsmacht. Hij oefent dit over de in Curaçao dienstdoende zee- en landmacht niet uit dan behoudens hare administratieve betrekkingen tot de ministeriële departementen en overeenkomstig de bijzondere beschikkingen des Konings. Hij beschikt over hare strijdkrachten in oorlog en vrede, zodanig als hem in het belang van Curaçao oirbaar dunkt, en heeft het recht hare bevelhebbers en officieren te schorsen (...)." ( De Vos van Steenwijk, Het marinebeleid, 110. )
Krachtens voornoemd artikel was de gouverneur dus opperbevelhebber van de zee- en landmacht in het gebiedsdeel Curaçao.
"De Algemeen Militair Commandant (is) als hoogste militaire autoriteit belast (...) met de militaire verdediging van het gebiedsdeel. Hij is als zoodanig voor zijn beleid verantwoording verschuldigd aan den Gouverneur, die vanzelfsprekend ook de richtlijnen vaststelt ( Het is vooralsnog niet bekend of er inderdaad richtlijnen zijn vastgesteld. ) , waarnaar de Algemeen Militair Commandant heeft te handelen (...)." ( CAD, archieven van de Bevelhebber der Zeestrijdkrachten ... (CAD nr. 148.1), inv.nr. 59. ) De functies van AMC en OAZ werden in personele unie vervuld. ( Met ingang van 26 januari 1943 werd de titulatuur "De Oudst Aanwezend Zeeofficier, Algemeen Militair Commandant" gewijzigd in "De Algemeen Militair Commandant, Oudst Aanwezend Zeeofficier". Bron: Inv.nr.62: beschikking van de AMC, no. AZ.100/1/20. ) De AMC stond onder bevel van de gouverneur van Curaçao. De gouverneur was verantwoording verschuldigd aan de minister van Koloniën. ( De Vos van Steenwijk, Het marinebeleid, 110. ) De OAZ ressorteerde onder de Bevelhebber der Zeestrijdkrachten. ( Boscher, De Koninklijke Marine, III, noot 222, 421. ) De combinatie AMC, tevens commandant van een varend schip was natuurlijk verre van ideaal, zeker niet toen Hr. Ms. 'Van Kinsbergen' op 19 mei 1940 onder operationeel bevel werd gesteld van de Britse 'Commander-in-Chief, America and West Indies'. Vanaf 8 juni 1940 werden deze twee functies dan ook losgekoppeld ( Boscher, De Koninklijke Marine, III, 134. ) en werd, bij Algemeene order van den Opperbevelhebber in het gebiedsdeel Curaçao, kapitein ter zee W. van den Donker aangewezen als AMC en opvolger van Hoeke. ( Inv.nr.62: Algemene order no. 658 van juni 1940. ) Hiermee werd ook de functie van OAZ losgekoppeld van de functie commandant van het stationsschip. Met ingang van 21 juni 1940 gingen de functie en de bevoegdheden van de PMC Curaçao over op de AMC. ( Inv.nr.62: besluit van de gouverneur van Curaçao van 21 juni 1940. ) Bij proclamatie van 29 juni 1940 bepaalde de gouverneur dat het militair gezag in zijn naam voortaan werd uitgeoefend door de AMC. Op de eilanden Aruba, Bonaire en de Bovenwindse eilanden werd de uitoefening van het militair gezag door de AMC overgedragen aan de gezaghebber (voor de eilanden St. Eustatius en Saba aan de ondergezaghebber). ( PB 1940, nr.72. ) Bij Gouvernementsbesluit van 6 december 1941 ( PB 1941, no.146. ) werd op Curaçao een kamp voor "onwillige schepelingen" ingericht, dat onder toezicht stond van de AMC. Deze besliste, na een vooronderzoek door een zeeofficier, over plaatsing in dit kamp. Op 7 december 1941 werden de Verenigde Staten direct bij de oorlog betrokken. De Engelse troepen op Curaçao en Aruba werden tussen 11 en 14 februari 1942 vervangen door Amerikaanse (de Franse troepen waren reeds eerder vertrokken). Het gebiedsdeel Curaçao ging nu deel uitmaken van het Caribbean Sea Frontier. ( Marinemonografieen Curaçao en Suriname1 1e halfjaar 1942, 55; Goslinga, De Nederlandse Antillen en Suriname, 403. )
Eind 1941, begin 1942 ontstond er een meningsverschil tussen gouverneur Wouters en de AMC Van den Donker over de positie van de AMC. Volgens de gouverneur was hij de hoogste militaire autoriteit.
"Hij (de AMC, JC) (is) niets anders, dan Algemeen Commandant der Troepen en bovendien mijn rechterhand en adviseur in alles wat de defensie betreft (...)." ( CAD, archieven van de BDZ ..., inv. nr. 59, "dossier" 46/2 ZG, 1942: brief van de gouverneur van Curaçao aan de minister van Koloniën, nr. 10 Kabinet van 23 januari 1942. )
De AMC daarentegen deelde voornoemd standpunt niet, omdat de gouverneur als zodanig geen militair was. De minister van Marine was het eens met de AMC.
"(...) De Kapitein ter Zee van den Donker beschouwt zich terecht als de Militaire bevelhebber in het gebiedsdeel, die niet alleen volkomen bevoegd is de aan het militair gezag (...) toegekende bevoegdheden uit te oefenen op de wijze die hij noodzakelijk acht, doch ook gerechtigd is uitbreiding van zijn bevoegdheden te verzoeken aan den Gouverneur als hij vermeent (...) dat hij zijn militaire taak zonder uitbreiding dier bevoegdheden niet naar behooren kan verrichten. Het is aan den Gouverneur om te beslissen of aan den geuiten wensch tot uitbreiding kan worden tegemoet gekomen (...)." ( Citaat uit de minuut van een brief van de minister van Marine aan de minister van Koloniën, no.46/2 ZG van 9 juli 1942. In: CAD, archieven van de BdZ ..., inv.nr. 59, "dossier" no. 46/2 ZG., 1942 ) Het is niet bekend of dit conflict naar volle tevredenheid van beide partijen is opgelost, maar feit is wel dat Van den Donker op 28 februari 1942 door kapitein ter zee C.J. baron van Asbeck ( Met ingang van 12 december 1942 door de minister van Marine bevordert tot Schout bij Nacht (Bekendmaking AMC, no.7881 van 12 december 1942. Bron: Inv.nr.62). ) werd opgevolgd. ( Inv.nr. 62: Algemeene order van den opperbevelhebber in het gebiedsdeel Curacao van 28 februari 1942. ) Mogelijk dat voornoemde affaire daarbij een rol gespeeld heeft.
Op 12 februari 1942 gaf de Nederlandse regering een communiqué uit, waarin werd verklaard dat
"(...) op verzoek van de Nederlandse Regering (...) de regering van de Verenigde Staten een contingent Amerikaanse troepen naar Aruba en Curaçao (heeft) gezonden om als geallieerde hulptroepen deel te nemen aan de verdediging van deze eilanden, in het bijzonder van de zich daar bevindende olieraffinaderijen (...). De Amerikaanse strijdkrachten, die onder Nederlands commando zullen optreden, zullen worden teruggetrokken zo spoedig als aan de tegenwoordige noodtoestand een einde zal zijn gekomen (...)." ( Marinemonografieen Curaçao en Suriname, plannen en voorstellen t.a.v. de defensie van Suriname, Curaçao en Aruba in 1941 en 1942, 28. ) Deze bevelsverhouding werd bij proclamatie van de gouverneur van Curaçao van 31 maart 1942 ( PB 1942, no.61. ) gewijzigd.
"(...)
  • Het strategische en tactische bevel over alle militaire operaties in de Caraïbische Zee, is opgedragen aan Admiraal Hoover U.S.N. ( Op 1 juli 1942 opgevolgd door admiraal Arthur G. Robinson, USN. Bron: inv.nr.62, CAFAC-order no.5 van 1 juli 1942. )(United States Navy, JC) te San Juan (Puerto Rico). Zijn titel is: Commander Caribbean Sea Frontier (C.C.S.F.).
  • Het strategische en tactische bevel over de militaire operaties op, boven en rond de eilanden Curaçao en Aruba is opgedragen aan Rear-Admiral Oldendorf U.S.N. te Curaçao, die in deze functie rechtstreeks staat onder Admiraal Hoover. Zijn titel is Commander All Forces Aruba Curaçao (C.A.F.A.C.).
  • Het commando van Rear-Admiral J.B. Oldendorf strekt zich uit over alle strijdkrachten op deze eilanden, dus ook over de Nederlandsche. De Algemeen Militair Commandant staat onder zijn direct bevel in de functie van Chef Staf.
  • De positie van den Algemeen Militair Commandant als hoofd van de Nederlandsche strijdkrachten blijft onveranderd voor wat betreft zijn bestaande organisatorische, disciplinaire en administratieve competenties.
  • De Algemeen Militair Commandant is voor zijn beleid niet meer rechtstreeks verantwoordelijk aan den Gouverneur van Curaçao doch aan Rear-Admiral Oldendorf (..)."
De totstandkoming van deze nieuwe bevelsverhouding had nog heel wat voeten in de aarde. De Amerikaanse regering wilde een Amerikaanse officier belasten met het eenhoofdig bevel over alle geallieerde strijdkrachten in het gebiedsdeel Curaçao. De bestaande toestand was dat de Amerikaanse legerautoriteiten, de Amerikaanse marineautoriteiten, de Nederlandse autoriteiten en de Britse controleur zeeverkeer naast elkaar stonden.
De Nederlandse regering stond erop dat het opperbevel over de Amerikaanse strijdkrachten in handen werd gelegd van de gouverneur, die ook het opperbevel voerde over de Nederlandse strijdkrachten.
Uiteindelijk werd op 17 maart 1942 een compromis bereikt. De rear-admiral werd opperbevelhebber in de praktijk en de gouverneur bleef opperbevelhebber in naam. ( CAD, archieven van de BdZ ..., inv.nr. 61, "dossier" 117/1 ZG. ) Aan de Amerikaanse rear-admiral Jesse B. Oldendorf werd als CAFAC het operationeel bevel over alle geallieerde strijdkrachten in het gebiedsdeel Curaçao opgedragen. De AMC kreeg formeel de positie van stafchef van de CAFAC ( Bosscher, De Koninklijke Marine, III, 150. ) en vormde daarmee de verbinding tussen de gouverneur en de Amerikaanse commandant. ( Enquetecommissie Regeringsbeleid 1940-1945 (voortaan: Enquetecommissie Regeringsbeleid 1940-1945), Verslag houdende de uitkomsten van het onderzoek, dl.8a en b, Militair beleid 1940-1945, terugkeer naar Nederlandsch-Indië, 122 + 124. ) De AMC was operatief uitgeschakeld, maar administratief bleef hij de hoogste chef van de Nederlandse strijdkrachten ter zee en te land. ( CAD, archieven van de BdZ ..., inv,nr. 61, "dossier" 117/1.ZG. ) De positie van de AMC/OAZ werd door de nieuwe regeling van twee- naar drieledig: in de functie van AMC stond hij rechtstreeks onder de gouverneur van Curaçao; als OAZ Curaçao rechtsreeks onder de Bevelhebber der Zeestrijdkrachten (BdZ) en als chef staf stond hij rechtsreeks onder de CAFAC. ( Marinemonografie Curaçao en Suriname 1e halfjaar 1942, 60. ) Er vormden zich twee staven: die van de CAFAC, bestaande uit Amerikanen en die van de AMC, bestaande uit Nederlanders. ( Bosscher, De Koninklijke Marine, III, 151. ) Er bestond een nauwe samenwerking op alle gebied tussen het Amerikaanse opperbevel en de AMC, die ondermeer werd bevorderd door de onderbrenging van beide staven in één gebouw. Admiral Robinson hield de AMC van elke belangrijke aangelegenheid op operatief terrein op de hoogte. ( CAD, archieven van de BdZ, inv.nr. 61, "dossier" 117/1.ZG. ) De CAFAC werd ondermeer belast met task forces, het geven van opdrachten en de aanwijzing van (aanvals)doelen. Onder zijn bevoegdheden vielen niet de administratie en de discipline over vreemde troepen en het handhaven van de civiele orde. ( Bosscher, De Koninklijke Marine, III, 150. ) Ook het commando van de landstrijdkrachten lag in Amerikaanse handen. Colonel Bullard US Army - begin juli 1942 vervangen door Colonel Rattan - was de hoogste bevelvoerende officier te land en ressorteerde rechtstreeks onder admiraal Robinson. Ook de Commandant Nederlandse Troepen Curaçao, kapitein Langeveld, stond rechtstreeks onder zijn bevelen. ( CAD, archieven van de BdZ, inv.nr. 61, "dossier" 117/1.ZG). )
In verband met de bezetting van Nederlands-Indië werd begin oktober 1942 een groep, bestaande uit 54 personen overgebracht van het Marine Etablissement te Soerabaja naar Curaçao. Dit personeel werd tewerk gesteld bij de verschillende technische bedrijven en inrichtingen der Koninklijke marine, alwaar dringend behoefte aan technisch personeel bestond.
Het personeel werd voorlopig ondergebracht in het Waterfort. ( Inv.nr. 63. ) Met ingang van 1 december 1942 werd het burgerpersoneel gehuisvest in Huize "Soerabaja" te Willemstad. ( Inv.nr. 150. ) De Nederlandse strijdkrachten kregen in de tweede helft van 1944 een nieuwe taak. In samenwerking met de Amerikaanse strijdkrachten:
  • beveiliging van de lake-tankerroutes ( Lake-tankers zijn speciale olietankers, die ruwe olie transporteerden van Maracaibo (Venezuela) naar Willemstad en door de geringe diepgang de ondiepe drempel van het Meer van Maracaibo konden passeren. )
  • tegengaan van beschieting door onderzeeboten
  • verhinderen van landing van kleine groepen saboteurs
  • voorkomen dat inlichtingen en materialen de vijand bereikten;
  • inwendige orde en rust helpen handhaven en sabotage verhinderen.
Naar aanleiding hiervan vroeg de AMC, op verzoek van de minister van Koloniën, op 15 juli 1944 alle onder hem ressorterende onderdelen, hem een volledige opgave te verstrekken van materieel, uitrusting, materialen en dergelijke, die overbodig waren en elders gebruikt konden worden. ( Marinemonografie Curaçao en Suriname 1944-september 1945, 21. )
De Verenigde Staten beschouwden het Caribisch gebied niet meer als oorlogsterrein en begonnen met de terugtrekking van haar troepen uit dit gebied. Vanaf nu begon men met de afwikkeling van de in het gebiedsdeel aanwezige strijdkrachten en de ontmanteling van de militaire installaties. Zo werden op 1 oktober 1944 de kustwachtposten op Curaçao en Aruba opgeheven en werd vanaf 1 november de bewaking van de Lago Olie-installaties op Aruba door Nederlandse troepen overgenomen. ( Marinemonografie Curaçao en Suriname 1944-september 1945, 31 + 33. ) Op 1 januari 1945 werden op Curaçao, Aruba en Bonaire de luchtbeschermingsdiensten opgeheven. ( PB 1945, no.19. ) Op 14 juni 1945 vaardigde de gouverneur van Curaçao een proclamatie uit waarbij de staat van beleg werd opgeheven. ( PB 1945, no.88. Bron: Marinemonografie Curaçao en Suriname 1944-september 1945, 38. ) Na de onvoorwaardelijke overgave van Japan op 2 september 1945, werden de commando's over de Amerikaanse Sea-Frontiers opgeheven en legde vice-admiraal W.H. Munroe USN als Commander Sea Frontier Caribbean zijn functie neer. ( Marinemonografie Curaçao en Suriname 1944-september 1945, 39. ) "(...) Direct na het beëindigen van de krijgsverrichtingen in Europa werd van de in het Staatsdeel gestationeerde Amerikaanse lucht-, zee- en landmacht een groot gedeelte (...) overgeplaatst. Op 3 december 1945 werd Commodore L.W. Busbey Jr. van zijn bevel als "Commander All Forces Aruba Curaçao" ontheven (...). Op Curaçao bleef de Colonel L.E. Schoenmaker als Commander Ground Forces Aruba- Curaçao fungeren (...)." ( Verslag van Bestuur en Staat van Curacao over het jaar 1945, 184. Bron: Marinemonografie Curaçao en Suriname 1944-september 1945, 67. ) Aan het einde van 1945 waren er van de oorspronkelijke aanwezige Amerikaanse troepen nog slechts betrekkelijk kleine detachementen op Curaçao en Aruba over. ( Ibidem. ) In oktober 1945 vertrok de US Navy van Curaçao. ( Marinemonografie Curaçao en Suriname 1944-september 1945, 39. ) In 1945 werden maatregelen getroffen om, in verband met de te verwachten demobilisatie, het in verschillende functies naast en door elkaar dienende marine- en landmachtpersoneel weer zoveel mogelijk terug te brengen tot het onderdeel waartoe zij behoorden. Eind mei 1945 was dan ook het zee- en landmachtapparaat gescheiden, maar voor beide onderdelen bleef de AMC met zijn staf als overkoepelend orgaan bestaan. ( Marinemonografie Curaçao en Suriname 1944-september 1945, 67. ) Vanaf 1 augustus 1945 werd een begin gemaakt met de demobilisatie van de Vrijwilligerskorpsen Curaçao en Aruba en de Schutterij. ( Inv.nr. 113: Beschikking van de AMC, no. P 100/16/9/45 van 24 juli 1945. )
Vanwege het beëindigen van de oorlogstoestand in het gebiedsdeel Curaçao verstrekte de minister van Marine in maart 1946 aan C.J. baron van Asbeck de opdracht tot liquidatie van de overbodige inrichtingen en voorraden van de Koninklijke marine.
De minister van Marine wenste zo spoedig mogelijk de AMC terug te trekken. Ook de minister van Overzeesche Gebiedsdelen vond dat voor de handhaving van de AMC geen voldoende grond meer aanwezig was. De taak van hoogste militaire gezaghebber diende te worden uitgeoefend door een officier van de Landmacht. ( CAD, archief HKGS-geclassificeerd, doos 3, agendanr. 12892: brief van de minister van Overzeesche gebiedsdelen aan de minister van Algemene oorlogvoering van het Koninkrijk, no.z.27/Geheim van 8 juni 1946. ) In mei 1947 werd door de minister van Marine de Commissie West-Indië ingesteld. Deze commissie kreeg als taak de mogelijkheid te onderzoeken voor het permanent of tijdelijk stationeren van onderdelen van de Koninklijke marine te Curaçao en Suriname. ( KNAAZ, archief Gouverneur van Curaçao, doos 1, dossier-1.86 Geheim Stationering zeemacht in West-Indië. ) Het is vooralsnog niet bekend wat de resultaten van voornoemd onderzoek zijn. In afwachting van de definitieve opheffing van het Algemeen Militair Commando bepaalde de AMC dat vanaf 1 februari 1947 alle landmachtaangelegenheden rechtstreeks behandeld zouden worden door de luitenant-kolonel van de generale staf F.H.W.C.J. van Dun als Commandant Landmacht Curaçao (CLC). ( CAD, archief Troepencommandant Aruba (voortaan: TCA): inv.nr. 6: circulaire van de AMC, nr. S 10/18/47 van 30 januari 1947. ) Bij algemene order van de gouverneur van Curaçao van 3 juni 1947 werd H.J. Suermondt, met terugwerkende kracht vanaf 1 februari 1947, eervol ontheven van de functie van AMC. Van Dun werd aangewezen als commandant van de Nederlandse landmachttroepen, met als titel Commandant Landmacht Curaçao. ( KNAAZ, archief Gouverneur van Curaçao: Algemeene order van den gouverneur van Curacao, no.4622 van 3 juni 1947. ) De functie van OAZ werd vanaf 16 juni 1947 vervuld door de kapitein-luitenant ter zee F.H.M. van Straelen. ( Archief OAZ/AMC, ds.3 (1937-1944): Geheime agenda (deze agenda is vernietigd, JC). ) Bij Koninklijk Besluit (KB) no.7 van 8 augustus 1947 werd bepaald dat de gouverneur het opperbevel in zijn gebiedsdeel zou uitoefenen. Tevens werden door de Ministerraad de Richtlijnen betreffende de uitoefening van het opperbevel van de Gouverneurs van Suriname en Curaçao vastgesteld. ( CAD, archief HKGS-geclassificeerd, ds.8, agendanr.12367: brief van de minister van Overzeese Gebiedsdelen aan de Gouverneur van Curaçao, nr. F 54/no.65 van 29 augustus 1947. )
De BdZ stelde in augustus 1947 de Instructie voor de Oudst Aanwezend Zeeofficier te Curaçao vast.
1.4 De Onderzoekings- en Bewakingsdienst (OBD), 1938-1945
In oktober 1938 deelde de minister van Defensie aan de minister van Koloniën mede dat
" (...) het, ten behoeve van een goede alarmeering, noodig zal zijn buiten de havens een bewakings- en onderzoekingsdienst in te stellen. Vermoedelijk kan hierin met plaatselijke middelen als loodssloepen worden voorzien, indien deze worden uitgerust met een klein zoeklicht, vuurpijlen en een klein radio-telefoniestation (...)." ( Inv.nr.1: brief van de minister van Defensie, no. 427 van 22 oktober 1938 aan de minister van Koloniën. ) In augustus 1939 werd de Regeling onderzoekings- en bewakingsdienst ( Inv.nr.209: inleiding regeling onderzoekings en bewakingsdienst, Geheim no. 67 van 24 augustus 1939 (bijlage bij brief van de Havenmeester aan de Gezaghebber van Aruba, no. 4/M van 25 augustus 1939). ) voor Curaçao en Aruba vastgesteld. In deze regeling werd ondermeer bepaald dat deze dienst pas in werking zou treden op een door de gouverneur van Curaçao te bepalen tijdstip. De commandant stond rechtstreeks onder de bevelen van de gouverneur. Voor Aruba zou door de commandant een officier van de KMR als ondercommandant worden aangewezen.
"(...) De Commandant (...) draagt zorg, dat de scheepvaart wordt ingelicht omtrent de regelen waaraan zij zich te houden heeft.
Hij stelt een instructie vast voor de officieren en het personeel, die dezen dienst uitoefenen, en draagt zorg voor een regeling betreffende het alarmsein en de verdere seinen dezen dienst betreffende, waarvan de P.M.C. en de havendienst op de hoogte wordt gesteld (...)."
In tijd van vrede beperkte de onderzoekingsdienst zich tot
"(...) het verzamelen van gegevens uit de scheepspapieren en uit het onderzoek van schip en lading welke voor de veiligheid binnengaats noodig zijn, hiervan wordt een onderzoekingsrapport met den loods meegegeven.
De bewakingsdienst heeft in tijden van spanning, den taak het forceeren van havens door oorlogsschepen of anderszins tijdig te melden door alarmeering (...)." ( Ibidem. ) De OBD'n bij de havens van Willemstad en St.Nicolaas (Aruba) traden op 3 september 1939 in werking bij de afkondiging van de Neutraliteitsproclamatie. ( Bosscher, De Koninklijke Marine, III, 129. ) Commandant van de Onderzoekings- en Bewakingsdienst Curaçao was de Havenmeester, kapitein-luitenant ter zee KMR W. Gauw. ( Inv.nr.213: inleiding regeling onderzoekings en bewakingsdienst, Geheim no. 67 van 24 augustus 1939; bijlage bij brief van de Havenmeester aan de Gezaghebber van Aruba, no. 4/M van 25 augustus 1939. ) Zijn instructie werd op 10 juli 1940 door de AMC vastgesteld. ( Inv.nr. 108: beschikking van de AMC, no. 1016 van 10 juli 1940. ) In 1940 namen de Britten een aantal Noorse walvisjagers in Canada over, waarvan de Nederlandse regering er in juni 1940 drie overnam. Deze drie schepen - de 'Femern', 'Toern' en 'Enern' - werden gestationeerd te Curaçao. ( Inv.nr. 63. ) De walvisjagers werden niet als oorlogsschepen, maar als Gouvernementsschepen beschouwd. Wel stonden ze onder rechtstreeks bevel van de commandant Onderzoekings- en Bewakingsdienst en werden ingezet als bewakingsvaartuigen ten behoeve van de kustbewaking. ( Inv.nr. 130. ) In juli 1941 werd het personeel van de schepen gemilitariseerd. Vanaf deze datum werden ze wel als oorlogsschepen beschouwd. ( Ibidem. )
In december 1941 werd de Instructie voor den Onderzoekingsofficier te Willemstad vastgesteld. Deze officier had tot taak:
"(het) voorkomen dat vijandelijke zeestrijdkrachten, hetzij openlijk, hetzij vermomd de haven naderen om de toegang te forceeren, of te blokkeeren, door onderzoek der schepen en het houden van scherpe uitkijk in nauwe samenwerking met de wachtpost op het Waterfort (...). ( Inv.nr. 109: beschikking van de AMC, no. 2662 van 11 december 1941. )
Op 1 juli 1943 werd een nieuwe instructie voor de Onderzoekingsdienst vastgesteld:
"De taak van den Onderzoekingsdienst is, te verhinderen dat neutrale of geallieerde schepen varende voor een neutraal land, dan wel vermomde vijandelijke schepen, met vijandelijke bedoelingen de haven binnen komen of de haveningang blokkeeren. Daarom worden bovengenoemde schepen vóór de haven onderzocht (...)" ( Inv.nr. 111. ) W. Gauw werd met ingang van 1 augustus 1943 als commandant Onderzoekings- en Bewakingsdienst opgevolgd door kapitein-luitenant ter Zee KMR H.W. Hemmes. ( Inv.nr. 62: beschikking van de AMC, no. P.30/2/40 van 31 juli 1943. ) Met ingang van 1 september 1945 werd de OBD Curaçao opgeheven en H.W. Hemmes eervol ontheven van de functie van commandant. ( Inv.nr. 62: beschikking van de AMC, no. P 30/11/15/45 van 21 september 1945. )
1.5 De Boom-defence, vanaf 1 juli 1943 de Netten-dienst, 1943-1945
Met ingang van 1 december 1942 werd het kantoor van Boom-defence verplaatst naar het US Naval Camp Parera. ( Inv.nr. 110: beschikking van de AMC, no. 7842 van 14 december 1942. ) De Boom-defence was belast met het aanbrengen en verwijderen van havenversperringen. In mei 1943 werd de instructie voor de "Boom-defence Officer", luitenant H.A.C. Wiedeman, vastgesteld door de CAFAC. De Boom-defence officer viel rechtstreeks onder de bevelen van de CAFAC. Om zijn taken te kunnen uitvoeren stelde de AMC Nederlands marinepersoneel, dat administratief viel onder de commandant van het Waterfort, ter beschikking. ( Inv.nr. 111: Instruction for the Boom-defence officer van 14 mei 1943. ) Met ingang van 1 juli 1943 werd de naam Boom-defence gewijzigd in Nettendienst, welke tevens overging naar de Koninklijke Marine. De Nettendienst werd ondergebracht op de Motortorpedobootbasis Parera (later Marinebasis Parera) ( Inv.nr. 111: beschikking van de AMC, no. AZ 100/4/38 van 6 juli 1943. ) . Door de AMC is toentertijd een instructie voor de chef van het nettendepot vastgesteld. Hierin werd ondermeer bepaald dat laatstgenoemde werd belast met het plaatsen, lichten en onderhoud van de netversperringen. Voor het plaatsen en lichten van netten ontving hij schriftelijke orders van de AMC. Voor alle huishoudelijke diensten moest hij zich wenden tot de commandant van de Marinebasis Parera. ( Ibidem. ) Met ingang van 14 juni 1944 werd luitenant ter zee der 2e klasse H.A.C. Wiedeman als chef Nettendienst Curaçao opgevolgd door de luitenant ter zee der 1e klasse KMR C.C. Medema. ( Inv.nr. 62: beschikking van de AMC, no. P 30/4/22/44 van 16 juni 1944. ) De nettendienst werd met ingang van 1 oktober 1945 opgeheven. ( Inv.nr. 62: beschikking van de AMC, no. P.30/13/2/45 van 28 september 1945. )
2 Aruba
2.1 De Eerst Aanwezend Marineofficier (EAM)/Oudst Aanwezend Zeeofficier (OAZ), 1942-1944
Aangezien de werkzaamheden van de zeewaarnemer der 1e klasse KMR P.A. de Vuyst
"(...) ten aanzien van de scheepvaart, haveerdediging en regeling zeeverkeer geheel parallel loopen met die van mij (de OAZ/AMC, JC) te Curaçao (...)",
werd eerstgenoemde vanaf 17 maart 1942 betiteld als EAM Aruba. De EAM werd tevens commandant der Nederlandse strijdrachten in Aruba. ( Inv.nr.62: brief aan de gouverneur van 17 maart 1942. ) Bij beschikking van de AMC no.1319 van 18 maart 1942 werd De instructie van den Eerst Aanwezend Marineofficier te Aruba ( Inv.nr. 110. ) vastgesteld. Hierin werd bepaald dat de EAM de hoogste militaire autoriteit was onder de gezaghebber. Voor de militaire zaken betreffende het Caribisch gebied stond hij rechtstreeks onder de AMC en voor de lokale militaire zaken stond hij onder de gezaghebber. Tot één van zijn belangrijkste taken behoorde het op de hoogte houden van de gezaghebber, de AMC en de commandant van de Amerikaanse troepen van belangrijke gebeurtenissen, alsmede in verband hiermee de door hem genomen maatregelen. Tevens was de EAM commandant van de OBD Aruba en stond in die functie onder de bevelen van de commandant van de OBD Curaçao. Ingaande 24 augustus 1942 werd De Vuyst eervol ontheven uit de functie van EAM, maar hij bleef commandant van de OBD Aruba. ( Inv.nr. 62: beschikking van de AMC no. 4609 van 24 augustus 1942; Marinemonografie Curacao en Suriname 2e halfjaar 1942, 15. ) Tegelijkertijd werd luitenant ter Zee der 1ste klasse F.J.E. Krips benoemd tot Oudst Aanwezend Zeeofficier Aruba (OAZA), met als standplaats Oranjestad. ( Beschikking van de AMC no. 4567 van 21 augustus 1942. ) Bij beschikking no. 4533 van 19 augustus 1942 werd door de AMC de instructie van de OAZA vastgesteld, onder gelijktijdige intrekking van de instructie voor de EAM. De OAZA was de hoogste militaire autoriteit te Aruba en stond rechtstreeks onder de AMC. Onder zijn rechtstreeks bevel stonden de Commandant Onderzoekings- en Bewakingsdienst Aruba, de Garnizoenscommandant Aruba, de Commandant Nederlandse Troepen Aruba en de Commandant Kustbatterij Aruba ( Inv.nr. 110: beschikking van de AMC, no. 4533 van 19 augustus 1942. ) en vanaf 28 mei 1943 ook de Commandant Burgerwacht Aruba. ( Inv.nr. 111: beschikking van de AMC, no. S 1/1/10 van 28 mei 1943. ) Tevens werd de OAZA met ingang van 7 september 1942 belast met de uitoefening van het militair gezag op Aruba, dat voorheen door de gezaghebber van Aruba werd uitgeoefend. ( Inv.nr. 36: brief aan de Gezaghebber van Aruba, no. 4989 van 7 september 1942. ) De luitenant ter zee der 1e klasse A.W. Kruk volgde met ingang van 1 oktober 1943 F.J.E. Krips op als OAZA. ( Inv.nr. 62: beschikking van de AMC no. P.30/3/45 van 6 oktober 1943. ) Op 13 april 1944 werd de, bij beschikking van de AMC no. 4533 op 19 augustus 1942 vastgestelde, instructie gewijzigd. Onder zijn bevel stonden nu de Garnizoenscommandant, de Commandant Onderzoekings- en Bewakingsdienst, de Commandant Nederlandse Troepen Aruba, de Commandant Kustbatterij Aruba, de Commandant Burgerwacht Aruba, de Commandant Autodienst Aruba, het Hoofd Militaire Havenbeveiliging Aruba, het Hoofd Luchtbeschermingsdienst Aruba, de Chef Technische Dienst Aruba, het Hoofd Militaire Inlichtingendienst Aruba, het Hoofd Militaire Censuurdienst Aruba, de Degaussing Officier Aruba, de Chef Hospitaal Aruba en de Zeeofficier toegevoegd aan de USN. ( Inv.nr. 112: beschikking van de AMC, no. S 1/1/1/44 van 13 april 1944. )
Met ingang van 15 november 1944 werd door de AMC de functie van OAZA opgeheven.
"Onder rechtstreeksch bevel van den Algemeen Militair Commandant te Curaçao (werden) geplaatst (...) de Garnizoenscommandant Aruba, de Commandant Onderzoekings- en Bewakingsdienst Aruba, de Commandant Infanterie Aruba, de Commandant Kustbatterij Aruba, het Hoofd Militaire Havenbeveiliging Aruba, het Hoofd Luchtbeschermingsdienst Aruba, het Hoofd Militaire Inlichtingen Dienst Aruba, de Zeeofficier toegevoegd aan de U.S. Navy Aruba, de Chef Technische Dienst op Aruba, de Commandant Autodienst Aruba en het Hoofd Militaire Censuurdienst Aruba."
Tevens werd bepaald dat de Garnizoenscommandant de hoogste Nederlandse militaire autoriteit op Aruba zou zijn en dat hij de AMC, de gezaghebber van Aruba en de hoogste Amerikaanse militaire autoriteit op Aruba, op de hoogte zou houden van belangrijke gebeurtenissen en in verband hiermee de door hem genomen maatregelen. ( Inv.nr. 112: beschikking van de AMC no. S.1/1/42/44 van 6 november 1944; inv.nr.60: beschikking van de AMC no. P.30/6/32/44 van 11 november 1944. )
2.2 De Commandant Nederlandse Troepen, 1942-1951
Op 19 augustus 1942 werd bij beschikking no. 4534 van de AMC de Instructie van den Commandant Nederlandsche Troepen te Aruba (CNTA) vastgesteld. De CNTA stond administratief rechtstreeks onder de bevelen van de Oudst Aanwezend Zeeofficier Aruba en operatief onder de Commander Ground Forces Aruba.
De CNTA was onder andere
"(...) belast met de regeling van garnizoensdiensten, wachten, posten en patrouilles (... en ...) met de controle op het gedrag der militairen in het openbaar en op de door den O.A.Z.A. vastgestelde algemeene regels omtrent passagieren en bezoeken van inrichtingen van vermaak." ( Inv.nr. 110. ) Ingaande 15 september 1942 werd kapitein der Mariniers G.H. van der Spek door de AMC benoemd als Commandant Nederlandse Troepen Aruba. ( Inv.nr. 62 beschikking van de AMC, no. 4567 van 16 september 1942. ) Bij beschikking van de AMC van 15 februari 1944 werd kapitein der Infanterie KNIL J. Postma benoemd tot opvolger van Van der Spek ( Inv.nr. 62: beschikking van de AMC, no. P.31/1/35/44 van 15 februari 1944. ) als Commandant Nederlandse Troepen Aruba, tevens Commandant Nederlandse Troepen Oranjestad , ( De kapitein der Mariniers G.H. van der Spek werd met ingang van 1 oktober 1942 benoemd tot Commandant Nederlandse Troepen Oranjestad. Bron: inv.nr.62: beschikking van de AMC no. 5738 Pers van 21 oktober 1942. ) Bij beschikking van de AMC van 12 mei 1944 werd bepaald dat de titel Commandant Nederlandse Troepen Aruba voortaan Commandant Infanterie Aruba (CIA) zou luiden. ( Inv.nr. 62: beschikking van de AMC, no. P 31/2/37/44 van 12 mei 1944. )
In september 1945 werd een eerste aanzet gegeven tot een reorganisatie van de "Troepen" op Aruba.
"Beoogd werd: a, het oprichten van een vlotte parate eenheid, met groote vuurkracht en mobiliteit, tot het afslaan van eventueele "raids". b. het kunnen voorzien in de wachtdiensten."
De titulatuur van Commandant Infanterie Aruba zou moeten worden gewijzigd in Commandant der Troepen op Aruba (Troepencommandant Aruba) ( Inv.nr. 30: brief van de Commandant Infanterie Aruba, de kapitein der Infanterie KNIL J. Postma aan de AMC Curaçao van 14 september 1945, inzake organisatie Troepen op Aruba. ) Bij order no.6 van 26 februari 1947 werden door de Commandant Landmacht Curaçao de 1e en de 2e Compagnie Nederlandse Troepen Aruba opgeheven en samengevoegd tot de 1e Compagnie Infanterie Aruba. Tevens werd het Commando "Troepencommandant Aruba" ingesteld. Als Troepencommandant Aruba (TCA), tevens commandant 1e Compagnie Infanterie Aruba, werd aangewezen kapitein der Infanterie KL W.P. Boerma. ( CAD, archief TCA, inv.nr. 3. )
2.3 De Onderzoekings- en Bewakingsdienst Aruba, 1939-1945
Op Aruba trad de OBD op 4 september 1939 om 18.30 uur in werking ( Inv.nr. 212. ) , met als commandant de officier zeewaarnemer der 1e klasse P.A. de Vuijst. De commandant stond onder bevel van de Havenmeester W. Gauw, commandant van de OBD Curaçao. ( Marinemonografie Curacao en Suriname 1943, 51. ) De Vuijst werd met ingang van 1 november 1942 opgevolgd door de luitenant ter zee der 2e klasse KMR R.W. Winkler ( Inv.nr. 62: bekendmaking van de AMC no.6373 Pers. van 24 oktober 1942. ) , die op zijn beurt op 1 januari 1943 werd opgevolgd door de luitenant ter zee der 2e klasse KMR U.F. van Veen. ( Inv.nr. 62: beschikking van de AMC, no. P.30/1/7 van 20 januari 1943. ) Deze laatste werd op 15 juli 1943 opgevolgd door de luitenant der 3e klasse KMR W.D. Hamerling. ( Inv.nr. 62: beschikking van de AMC, no. P.30/2/28 van 15 juli 1943. )
In 1942 werd de instructie voor de Onderzoekings- en Bewakingsdienst Aruba gewijzigd. De taak bestond uit
"(het) voorkomen dat vijandelijke zeestrijdkrachten, hetzij openlijk, hetzij vermomd de haven naderen om de toegang te forceeren of te blokkeeren, door onderzoek der schepen en het houden van scherpen uitkijk (...)" ( Inv.nr. 110: brief van de commandant Onderzoekings- en Bewakingsdienst Curaçao aan de AMC, no. 643/M van 6 januari 1942. )
Op 12 juli 1945 bepaalde de AMC dat vanaf 1 augustus 1945
"(...) de Onderzoekingsdienst Aruba zal ophouden te functioneren (en) het landmacht-personeel, geplaatst bij den onderzoekingsdienst, zal ter beschikking komen van den Commandant Infanterie Aruba en het marine-personeel zal overgeplaatst worden naar de Marine Basis Parera." ( Inv.nr. 218: brief van de AMC/OAZ aan de commandant OBD Aruba, no. 12/G/1/12/45 van 12 juli 1945. ) Voornoemde overplaatsingen moesten uiterlijk 15 augustus 1945 zijn uitgevoerd. ( Inv.nr. 218: brief van de AMC/OAZ aan de commandant OBD Aruba, no. 12/G/1/12/45 van 12 juli 1945. ) Ingaande 26 juli 1945 werd Hamerling opgevolgd door de luitenant ter zee der 2e klasse KMR G. Boer. ( Inv.nr. 62: beschikking van de AMC, no. P 30/7/17/45 van 31 juli 1945. )
3 Suriname, 1939-1946
( Zie ook: Surinaams(ch) verslag 1940, 1943, 1944, 1945, 1946 - Tekst van het verslag van bestuur en staat van Suriname over het jaar 1939, 1940-1942, 1943 , 1944, 1945. 's-Gravenhage, diverse jaren. ) Op 3 september 1939 - de Britten verklaarden die dag de Duitsers de oorlog - werd door de gouverneur van Suriname, prof. mr. J.C. Kielstra de neutraliteitsproclamatie afgekondigd. ( Gouvernementsbesluit (voortaan: GB) 1939, nr. 61. Zie ook: Bosscher, De Koninklijke Marine, III, 129. ) Evenals bij het gebiedsdeel Curaçao (zie voorgaande) was de defensie van Suriname een aangelegenheid van het ministerie van Koloniën. ( De Vos van Steenwijk, Het marinebeleid, 118. ) Op 29 september 1939 kwam te Paramaribo een klas KNIL-rekruten uit Nederland aan, wat een kleine versterking van de verdediging van Suriname betekende. ( Bosscher, De Koninklijke Marine, III, 131. ) Bij proclamatie van 10 mei 1940 ( GB 1940, nr. 35. ) werd de oorlogstoestand tussen Duitsland en het Koninkrijk der Nederlanden en dus ook, als onderdeel daarvan, Suriname uitgeroepen. De samenstelling van de troepen in Suriname was geregeld bij KB van 28 april 1931, nr. 41. ( Gewijzigd bij GB 1935, nr. 27 en GB 1939, nr. 1. (Marinemonografie Curaçao en Suriname in 1939 en 1940, 12. ) Volgens dit KB bestond op 10 mei 1940 de organisatie van de troepenmacht in Suriname uit een kapitein-commandant, drie luitenants (waaronder één tevens de functie van adjudant van de gouverneur vervulde) en 157 onderofficieren en manschappen. ( Voor een chronologisch overzicht van correspondentie en bescheiden betreffende, en verband houdende met troepensterkte in Suriname, 1943 - mei 1945, zie: Marinemonografie Curaçao en Suriname 1944 - september 1945, 74-94. ) Daarnaast werd de schutterij gemobiliseerd ( GB 1940, nr. 36. ) , welke bestond uit vrijwilligers en dienstplichtigen. Dit teneinde de troepenmacht zo goed mogelijk op sterkte te brengen. ( De Vos van Steenwijk, Het marinebeleid, 118. ) Op 1 juni 1940 arriveerde te Suriname een detachement mariniers van 50 man. Deze vormde de bewaking van een transport Duitsers en NSB-ers uit Nederlands-Indië. ( Zie voor meer gegevens over dit transport alsmede de detentie van deze NSB-ers: L. de Jong, Het koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, Deel 9 Londen, 506-507. ) In april en mei 1941 kwamen vanuit diverse bronnen berichten dat de Duitsers spionageactiviteiten ontplooiden op de Franse eilanden Martinique en Guadeloupe. Hierop werd de scheepvaart - uitgevoerd door het Gemengd Bedrijf Vaartuigendienst Suriname ( Zie hoofdstuk 1.4 Een korte geschiedenis van de NV Gemengd Bedrijf Vaartuigendienst Suriname. ) - tussen Suriname en deze eilanden verboden. Aangezien Suriname een groot deel van haar rijst naar deze eilanden exporteerde bleef deze maatregel niet zonder economische gevolgen. Toen de eilanden zich voorjaar 1942 onttrokken aan de invloed van de Vichy regering werden de economische betrekkingen tussen Suriname en de Franse eilanden dan ook weer hersteld. ( CAD, archieven van de BdZ ..., inv.nr. 88, geheim, doos 347, S 226/1/ ) Op 24 september 1941 ontscheepte de Hr.Ms. 'Van Kinsbergen' een detachement bestaande uit 60 vrijwillige militairen te Suriname, welke behoorden tot het Nederlands Legioen. Het bestond grotendeels uit personeel dat in de meidagen vanuit Nederland naar Engeland was ontvlucht. De reden voor het zenden van deze troepen was ondermeer gelegen in het feit, dat Amerika voornemens was troepen te zenden naar Suriname. De marine attaché Washington rapporteerde via de Nederlandse ambassade dat de Amerikaanse marine-inlichtingendienst hem deelgenoot had gemaakt van grote bezorgdheid vanwege het feit dat Suriname onvoldoende verdedigingsmogelijkheden had. Als mogelijke oplossing suggereerde hij de uitzending van Amerikaanse mariniers. Na bespreking in de ministerraad van dit bericht werd de Van Kinsbergen uitgezonden. ( CAD, archieven van de BdZ ...,, inv.nr. 62: Memorandum betreffende het in Suriname gedetacheerde personeel der Kon. Ned. Brigade Prinses Irene. 13/3 ZG 1943. Zie ook: Bosscher, De Koninklijke MarineI, III, 138-139. ) In november 1941 arriveerden 65 Amerikaanse officieren en 912 onderofficieren en manschappen te Suriname. Ze stonden onder leiding van kolonel P.D. Parkinson. Hun voornaamste taak was de bescherming van de bauxietmijnen. ( Bauxiet was een vitale grondstof voor de produktie van aluminium en aldus van strategisch belang voor de vliegtuigproduktie. In 1942 was de Verenigde Staten bij de import van bauxiet voor 60 % afhankelijk van Suriname. (De Vos van Steenwijk, Het marinebeleid. 118). )
Daar de Nederlandse regering bevreesd was haar soevereiniteit te verliezen ging aan deze uitzending een reeks van diplomatieke schermutselingen vooraf.
Parkinson kreeg het bevel van de Amerikaanse generaal op Trinidad om de Nederlandse troepen in Suriname onder zijn bevel te nemen. Dit werd geweigerd door de gouverneur en hij werd hierin gesteund door de Nederlandse regering. Naar aanleiding van dit incident adviseerde de gouverneur van Suriname een hoge Nederlandse officier uit te zenden. ( Marinemonografie Curaçao en Suriname 1941, 30 en bijlage 19. ) Op 2 maart 1942 schreef het hoofd van de Centrale Inlichtingendienst, de kolonel der Mariniers De Bruyne, een brief aan de minister van Marine waarin De Bruyne de minister meedeelde een klacht te hebben ontvangen van de Engelse Secret Service betreffende onvoldoende veiligheidsmaatregelen in Suriname. Het betrof met name de onvoldoende veiligheidsvoorzieningen van de eerder genoemde bauxietmijnen. In overleg met het departement van Koloniën, dat feitelijk de verantwoordelijkheid droeg voor het bewaren van deze veiligheid, en de Engelse veiligheidsdienst werd deze taak opgedragen aan kapitein-luitenant ter zee KMR A.C.H. Kuyck, die toch al bestemd was om te worden uitgezonden naar Paramaribo. ( CAD, archieven van de BdZ, inv.nr. 55, doos 12, ZG 16. ) Op 29 maart 1942 arriveerde de kolonel der Infanterie J.K. Meyer te Suriname. Hij zou hier gaan fungeren als Territoriaal Commandant. ( Bosscher, De Koninklijke Marine, III, 152. ) Bij resolutie van 2 april 1942 nr. 986 ( GB 44. ) werd, in verband met de heersende oorlogstoestand, de organisatie van de krijgsmacht in Suriname nader geregeld. Er werd een territoriaal commando ingesteld en de indeling van de troepen werd nader geregeld.
Op 4 april 1942 arriveerde kapitein-luitenant ter zee KMR A.C.H. Kuyck te Suriname. Hij ging de volgende posten te Paramaribo vervullen:
  • Oudst Aanwezend Zeeofficier
  • Hoofd Militaire Inlichtingenofficier, toegevoegd aan de Gouverneur
  • Handelsbeschermingsofficier ( Met ingang van 22 september 1942. (Marinemonografie Curaçao en Suriname 2e halfjaar 1942, 30.) In deze functie stond hij onder het hoofd Handelsbescherming te New York. Met ingang van 29 juli 1943 werd luitenant ter zee 1e klasse Calten Houwing HBO Paramaribo. (Marinemonografie Curaçao en Suriname 1943, 39). Deze werd op 11 april 1944 afgelost door luitenant ter Zee 1e klas U.F. van Veen. Op 1 september werd deze afgelost door luitenant ter zee 2e klas E.V. Karst. (Marinemonografie Curaçao en Suriname 1944-september 1945, 12 en 29). )
  • Hoofd van de censuur voor geheel Suriname
  • Hoofd van de geheime politie te Paramaribo
  • Hoofd van het Marine detachement
  • Administratief hoofd van het detachement Mariniers. ( Marinemonografie Curaçao en Suriname 1e helft 1942, 50. )
Bij zijn vertrek naar Paramaribo kreeg Kuyck van de minister van Marine de opdracht de gouverneur van Suriname
" (...) op tactvolle wijze kenbaar te maken, dat een meer soepele verstandhouding tussen het bestuur van Suriname en den bevelvoerder der Amerikaansche troepen gewenst zou zijn (...) "
Bij zijn aankomst vroeg Kuyck om officieren voor de functie van maritiem havencommandant en van commandant van de nog op te bouwen marinebasis. ( De Vos van Steenwijk, Het marinebeleid, 121. )
Tot dan toe was de commissaris van politie tevens havenmeester, belast met het toezicht op de naleving van de havenverordening en registratie van aan- en afmonstering van schepelingen. Het loodswezen was een particuliere aangelegenheid.
De loodsdienst werd op 30 september 1942 gemilitariseerd en gesteld onder de Militair Havencommandant onder commando van de Territoriaal Commandant. Tot Militair Havencommandant werd aangesteld luitenant ter zee 1e klasse A.P. Smitt. Men hield zich vooraleer meer bezig met verlichting, betonning, bebakening. De werkzaamheden werden in de loop der tijd aanmerkelijk uitgebreid. ( Door het inwerkingtreden van het Surinaamsche Wetboek van Koophandel, artikel 446 en 449 werd hij belast met het waarmerken, controleren en aftekenen van scheepsdagboeken, het regelen van aan- en afmonstering van schepelingen (GB 1944, nr. 81). Art. 557 t/m 562 (GB 1944, nr. 82 en 1936, nr. 115) en de controle op de heffing van liggeld en bakengeld (GB 1940, nr. 102). ) De dienst werd in september 1945 weer gedemilitariseerd. ( Brief van de Militair Havencommandant aan de OAZ Paramaribo, 1945. ) Op 10 april 1942 ( GB nr. 50. ) gingen de bevoegdheden van de Commandant der Troepen te Suriname over op de Territoriaal Commandant (voortaan: TC). Tevens werden verscheidene bevoegdheden van de gouverneur in zijn positie als opperbevelhebber, welke voortkwamen uit de staat van beleg, overgedragen aan de TC. Luitenant ter zee 2e klas A. van der Moer kreeg de opdracht, onder leiding van de OAZ de oprichting van de Marine Patrouille Dienst (MPD) voor te bereiden. Op 23 december 1942 kwam de Marine Patrouille Dienst Suriname onder leiding van luitenant ter zee A. van der Moer tot stand. ( Voor een uitgebreid overzicht van de geschiedenis van de Marine Patrouilledienst Paramaribo: Marinemonografie Curaçao en Suriname 1944 - september 1945 1960 . 68-73. Zie ook: Bosscher, De Koninklijke Marine WO, III, 152. )
De MPD had onder meer tot taak
" (...) het onderhouden van een geregelde anti-onderzeebootpatrouille op de bauxietroute, voornamelijk de ondiepe kuststrook van Paramaribo naar Georgetown, in samenwerking met de geallieerde strijdkrachten (...)
(alsmede) het onderhouden van een geregelde nachtelijke patrouille in het zeegat van de Surinamerivier, speciaal het verkennen van binnendringende vijandelijke strijdkrachten en het alarmeren van het defensieapparaat (...)"
Op 23 december werd tevens de organisatie van de krijgsmacht opnieuw vastgesteld. ( GB 1942, nr. 162, onder intrekking GB 1942, nr. 44. ) Er werden onder andere twee plaatselijke commando's ingesteld, een te Paramaribo en een in het district Marowijne.
Op 1 juni 1943 kregen de in Suriname gevestigde mariniers tot taak een kern te vormen van een Vechtwagenbataljon. Commandant werd de 1e luitenant H.P. Arends. De mariniers werden in september daaraanvolgend overgeplaatst naar de VS waar ze deel uit zouden gaan maken van de op te richten mariniersbrigade.
Kuyck constateerde dat de verhoudingen tussen de bestuurders van Suriname en de bevelhebber van de Amerikaanse troepen zeer stroef en gereserveerd waren.
De Amerikanen drongen aan op een overeenkomst met de Nederlandse autoriteiten waarin militaire bevoegdheden, rechtspositie et cetera van de Amerikaanse troepen te Suriname zouden zijn geregeld. Volgens de Surinaamse gouverneur kon van een tweezijdige overeenkomst dienaangaande geen sprake zijn, doch hooguit van het verlenen van "exterritoriale rechten". ( Volgens de Gouverneur was vanuit volkenrechtelijk standpunt en ook gezien artikel 45 van de Surinaamse Staatsregeling een overeenkomst met de Amerikanen onnodig. Van Nederlandse zijde werd hij in deze zienswijze gesteund. De eisen van de Amerikaanse commandant zouden "(..) onze zelfstandigheid afbreuk doen en (werden) ongepast geacht (...)." ) "(...) het (was) de bedoeling, dat (de OAZ) werd toegevoegd aan Gouverneur Kielstra in Paramaribo om Zijne Excellentie te adviseren in zake de veiligheid van Suriname. In mijn instructie ( Hieruit blijkt dat de OAZ wel een geschreven instructie heeft gekregen. Ondanks intensief archiefonderzoek in diverse archieven werd deze niet gevonden. ) stond, dat ik werd toegevoegd aan de gouverneur om Zijne Excellentie te adviseren in zake de veiligheid van Suriname (...) (...) De territoriaal commandant stond als hoofd van alle troepen in Suriname ook rechtstreeks onder de Gouverneur. Ik (OAZ) stond dus min of meer naast kolonel Meyer. Toen ik echter de marine-basis had opgericht, stond luitenant van der Moer onder de territoriaal commandant, dus niet onder mij. Voor de huishoudelijke zaken had hij natuurlijk met mij te maken, maar voor militaire aangelegenheden had kolonel Meyer alleen het woord. Operationeel stond hij dus onder de territoriaal commandant, administratief onder u. Ja. (...)" ( Enquêtecommissie Regeringsbeleid 1940-1945, Dl 8 c-I Militair beleid 1940-1945. 357-361 (Verhoor van A.C.D. Kuyck). ) "(...) De commissie wil ook nog wijzen op de bevelsverhoudingen in Suriname (...). Volgens de daar geldende staatsregelingen berustte het opperbevel bij de Gouverneur. Zowel de Nederlandse als de vreemde troepen in (Suriname) stonden evenwel operationeel onder een hoge geallieerde militaire autoriteit, die elders zijn hoofdkwartier had. Dit eiste zowel van de Gouverneur als van de militaire autoriteiten ter plaatse, die dus zowel onder de Gouverneur als onder de geallieerde opperbevelhebber stond, veel tact. Wrijvingen (...) zijn dan ook niet uitgebleven." ( Enquêtecommissie Regeringsbeleid 1940-1945, Dl 8 a en b, 158. ) Kuyck werd in zijn functie als OAZ Paramaribo op 19 juli 1943 afgelost door kapitein ter zee jhr. W. Boreel. Dit na klachten van het Amerikaanse Navy Department, dat Kuyck ongeschikt voor zijn positie was. ( CAD, archieven van de BdZ, inv.nr. 65, 84 ZG 1943. ) Handhaving op zijn post zou de goede samenwerking met de Amerikanen in gevaar hebben gebracht. Uiteindelijk kwam na een verweerschrift van Kuyck en een onderzoek door een commissie van onderzoek de minister van Marine tot de slotsom dat
" (...) hoewel (...) Kuyck (...) op enkele punten minder tactvol optreden moet worden verweten (...) in algemene zin met zijn beleid (...) wordt ingestemd (...)."
Op 10 juli werd Territoriaal Commandant Suriname kolonel J.K. Meyer afgelost door luitenant-kolonel A. van Oosten. ( Marinemonografie Curaçao en Suriname 1943, 37. ) Bij Kb van 19 november 1943, no. 8 werd gouverneur Kielstra m.i.v. 3 januari 1944 opgevolgd door mr. J.C. Brons in de functie van waarnemend Landvoogd. Hij bleef deze functie vervullen tot 26 juli 1945. ( Bosscher, De Koninklijke Marine, III, 153, noot 255. )
Luitenant ter zee W.F. van Vreeswijk nam op 10 januari 1944 de functies over van Boreel.
Op 5 mei 1945 werd de staat van beleg in Suriname opgeheven.
Op 18 mei 1945 werd de inlichtingendienst opgeheven. Hiermee verviel één van de functies die de OAZ Paramaribo feitelijk in personele unie vervulde. Wel hield hij veiligheidsaangelegenheden de marine betreffende in portefeuille.
Opvolger van Van Vreeswijk was luitenant ter zee M.A.J. Derksema. Deze nam op 26 mei 1945 de functie van OAZ over.
Met ingang van 1 juli 1945 werd de Militaire Radio Dienst opgeheven. ( Bij order nr. 437 van de Territoriaal Commandant van 30 juni 1945. )
Bij Koninklijk Besluit van 26 juli 1945, nr 25 werd waarnemend gouverneur mr. J.C. Brons benoemd tot gouverneur van Suriname.
Op 23 november 1945 werd de Marine Patrouille Dienst omgezet in Marinebasis Suriname.
Met ingang van 21 maart 1946 werd de kolonel der Artillerie van het KNIL A. van Oosten eervol ontheven van zijn functie als Territoriaal Commandant in Suriname in verband met een overplaatsing. Hij werd opgevolgd door de majoor der Infanterie KNIL H. Molenbrugge. ( Bij resolutie van 7 juli 1943, nr. 1845. ) De marinebasis werd met ingang van 1 juni 1946 opgeheven en tegelijkertijd werd de Koninklijke marine in Suriname geliquideerd. De voormalige commandant van de marinebasis, luitenant ter zee der 2e klasse A. van der Moer, werd na het vertrek van de voormalig OAZ, belast met de afdoening van alle lopende zaken. Hij werd gesteld onder de bevelen van de OAZ in Curaçao. ( Inv.nr. 105. ) Het gouvernement van Suriname nam de opstallen en walaccommodaties over. ( Brief van 1 mei 1946 van de waarnemend gouverneur van Suriname aan de staten van Suriname. Afschrift aan de OAZ. )
4 Een korte geschiedenis van de NaamlozeVennootschap Gemengd Bedrijf Vaartuigendienst Suriname
De naamloze vennootschap (voortaan: NV) werd opgericht bij notariële akte van 26 mei 1936 ( Bijvoegsel tot de Nederlandsche Staatscourant van maandag 8 juni 1936, nr. 109. ) , was gevestigd te 's-Gravenhage met een bijkantoor te Paramaribo en had tot doel
"de bediening van den vaartuigendienst in Suriname".
Van het kapitaal van f100.000,- was 50% in handen van de Staat der Nederlanden. De vennootschap werd bestuurd door één of meer directeuren onder toezicht van een raad van commissarissen.
In mei 1940 werd de verbinding tussen de raad van commissarissen en het secretariaat te Amsterdam enerzijds en de directie te Paramaribo verbroken. In overleg met F.E. Bruyning, vertegenwoordiger van de raad van commissarissen, werd de zetel van de vennootschap naar Paramaribo verplaatst alsmede de statuten zodanig gewijzigd dat Bruyning de bevoegdheden van de Raad van commissarissen overnam.
Toen bekend werd dat S.D.M. Valstar in New York verbleef, werd het contact tussen directie en deze commissaris hersteld.
Op 7 april 1941 werd Bruyning benoemd tot regeringscommissaris en tevens voorzitter van de raad van commissarissen. ( Bij beschikking van de minister van Koloniën van 7 april 1941 nr. 91/WZ. )
Overzicht van de Oudst Aanwezend Zeeofficieren Curaçao (van 11 mei 1940-1 februari 1947 tevens Al-gemeen Militair Commandant)
  • 1930 - 01-07-1930 luitenant ter zee der 1e klasse Vreede, commandant Hr.Ms. 'Witte de With'
  • 01-07-1930 - 21-02-1931 luitenant ter zee der 1e klasse Nieuwenhuijs, commandant Hr.Ms. 'Van Galen'
  • 02-08-1933 - 11-03-1937 kapitein-luitenant ter zee W. van den Donker, commandant Hr.Ms. 'Johan Maurits van Nassau'
  • 11-03-1937 - april 1937 kapitein-luitenant ter zee W.A. de Jong, commandant Hr.Ms. 'Johan Maurits van Nassau'
  • april 1937 - 03-09-1937 luitenant ter zee der 1e Klasse J. Beckering Vinckers, commandant Hr.Ms. onderzeeboot 'O 12'
  • 03-09-1937 - 25-11-1937 luitenant ter zee der 1e klasse H.C.W. Moorman, commandant Hr.Ms. 'O 12'
  • 25-11-1937 - feb. 1938 NN., commandant Hr.Ms. 'Gelderland'
  • feb. 1938 - eind 1938 Jonkheer N.J.C. Versluys, commandant Hr.Ms. 'Jan van Brakel'
  • eind 1938 - begin 1939 kapitein-luitenant ter zee P.B.M. van Straelen, commandant Hr.Ms. 'Gelder-land'
  • begin 1939 - 31-10-1939 P. Kronenberg, commandant van Hr.Ms. 'Johan Maurits van Nassau'.
  • 31-10-1939 - 08-06-1940 kapitein-luitenant ter zee J.L.K. Hoeke, commandant Hr.Ms. artillerie-instructie-schip 'Van Kinsbergen'.
Vanaf 11 mei 1940 werd de OAZ tevens AMC
  • 08-06-1940 - 20-02-1942 kapitein ter zee W. van den Donker
  • 20-02-1942 - 31-05-1945 kapitein ter zee C.J. baron van Asbeck ( In verband met besprekingen te Londen van 10 januari 1944-10 april 1944 nam kapitein ter zee jhr. W. Boreel de functie van AMC/OAZ waar. Boreel was OAZ te Paramaribo en werd in deze functie tijdelijk vervangen door luitenant ter zee der 1e klasse W.F. van Vreeswijk. Bron: Marinemonografie Curaçao en Suriname 1944-september 1945, 2; Archief AMC: beschikking van de AMC, no.P.30/1/10/44 van 5 januari 1944. )
  • 14-05-1945 - 31-05-1945 kapitein-luitenant ter zee F.H.M. van Straelen ( Heeft, in afwachting van de komst van W. Boreel de functie van AMC/OAZ waargenomen. Van Straelen was in de periode dat Van Asbeck AMC was, chef staf van de AMC. Bron: archief Adjudant van de Gouverneur, beschikking van de AMC, no.S40/1/3/45 van 2 juni 1945; Marinemonografie Curaçao en Suriname 1944-september 1945, 37. )
  • 31-05-1945 - 08-10-1945 kapitein ter zee Jhr. W. Boreel ( Op 26 mei 1945 nam de luitenant ter zee der 1e klasse M.A.J. Derksema de functie van OAZ-Paramaribo over. Bron: Marinemonografie Curaçao en Suriname 1944-september 1945, 37Mon.Mar.Hist., dl.III, h.7, p.37. )
  • 08-10-1945 - 01-02-1947 kapitein-luitenant ter zee H.J. Suermondt.
Vanaf 1 februari 1947 werd de functie van AMC opgeheven en werd de functie van OAZ weer ingesteld
16-06-1947 kapitein-luitenant ter zee F.H.M. van Straelen
Lijst van afkortingen
AMC
Algemeen Militair Commandant
ANVC
Algemene Maatregelen voor de Verdediging van Curaçao
ARWC
Algemene Regels welke voor normale tijden ten aanzien van de op Curaçao gestationeerde weermacht gelden
BdZ
Bevelhebber der Zeestrijdkrachten
CAD
Centraal Archievendepot
CAFAC
Commander All Forces Aruba and Curaçao
CCSF
Commander Caribbean Sea Frontier
CIA
Commandant Infanterie Aruba
CLC
Commandant Landmacht Curaçao
CMC
Commandant Marine Curaçao
CNTA
Commandant Nederlandse Troepen Aruba
CPIM
Curaçaosche Petroleum Industrie Maatschappij
DvM
Departement van Marine
EAM
Eerst Aanwezend Marineofficier
GB
Gouvernementsbesluit
HBO
Handelsbeschermingsofficier
HKGS
Hoofdkwartier Generale Staf
KB
Koninklijk Besluit
KL
Koninklijke landmacht
KMR
Koninklijke marine reserve
KNIL
Koninklijk Nederlands Indisch Leger
MPD
Marine Patrouilledienst
MTD
Motortorpedobotendienst
NSB
Nationaal Socialistische Beweging
OAZ
Oudst Aanwezend Zeeofficier
OAZA
Oudst Aanwezend Zeeofficier Aruba
OBD
Onderzoekings- en Bewakingsdienst
PB
Publicatieblad
PMC
Plaatselijk Militair Commandant
TC
Territoriaal Commandant
TCA
Troepencommandant Aruba
US Army
United States Army
USN
United States Navy
VKA
Vrijwilligerskorps Aruba
VKC
Vrijwilligerskorps Curaçao
ZG
Zeer Geheim
Geschiedenis van het archiefbeheer
Over de geschiedenis van het archief is weinig bekend.
In 1954 ontving het Bureau Maritieme Historie van de Marinestaf 150 bundels uit het archief van de AMC over de periode 1940-1943 in bruikleen. ( Archief ministerie van Marine (voortaan: archief MvM, dossier S8227, 5e Jaarverslag van het Bureau Maritieme Historie van de Marinestaf, 1 januari 1954 - 1 januari 1955. ) In 1957 werden nogmaals vijf kisten archiefbescheiden van de AMC door het bureau ontvangen. ( Archief MvM, dossier S8227, 8e Verslag van het Bureau Maritieme Historie van de Marinestaf, 1 januari 1957 - 1 januari 1958. )
In 1990 werden archiefbescheiden, aangetroffen in de Collectie Tweede Wereldoorlog van het Instituut voor Maritieme Historie van de Marinestaf overgeplaatst naar het Centraal Archievendepot. Hieronder bevonden zich ook circa 3 cm. archiefbescheiden (genummerd Bb-10/1 t/m Bb-10/21), behorende tot het archief van de OAZ/AMC.
In het voorjaar van 1993 werden 32 dozen van het archief van de Algemeen Militair Commandant te Curaçao, Oudst Aanwezend Zeeofficier in het Gebiedsdeel Curaçao, 1930-1951 overgeplaatst van de afdeling Centrale Documentaire Informatievoorziening Koninklijke marine naar het Centraal Archievendepot. Van dit archiefdeel was een plaatsingslijst gemaakt. ( CAD, bureau beheer, documentatie archieven, onderdeelsmap nr. 1067. )
De verwerving van het archief
Overbrenging van een overheidsarchief

Inhoud en structuur van het archief

Selectie en vernietiging
In 1966 werden volgens voorschrift een aantal geheime en zeer geheime stukken over de jaren 1943 t/m 1951 vernietigd.
Voor aanvang van de werkzaamheden had het conglomeraat van archieven een totale omvang van circa 11,60 strekkende meter, de 32 dozen van het archief van de gouverneur van Curaçao en de adjudant van de gouverneur niet meegerekend.
Hiervan is na selectie 2,60 strekkende meter overgebleven. Het gedeelte van na 1947, 0,72 strekkende meter, is na bewerking weer in het depot teruggeplaatst.
Selectie en de uiteindelijke vernietiging vond plaats aan de hand van het Voorschrift voor het vernietigen en inleveren van archiefbescheiden van de Koninklijke marine. ( Ministerieel besluit, nr. D 87/028/35368 van 27 december 1988. )
Verantwoording van de bewerking
In dit inventarisatieproject zijn de bij het CAD berustende archieven (algemeen en gerubriceerd) met betrekking tot de gebiedsdelen Curaçao en Suriname bewerkt.
In 1995 werden in de collectie van het Instituut voor Maritieme Historie een aantal archiefbescheiden, behorende tot onderhavige archieven, aangetroffen. Deze bescheiden zijn in 1995 aan het CAD overgedragen en in 1998 weer gevoegd in de archieven waarin ze naar hun aard behoorden te berusten.
Gekozen is voor een verzamelinventaris op basis van de geografie, n.l. het gebiedsdeel Curaçao (de tegenwoordige Nederlandse Antillen) en Suriname.
Als cesuur is het jaar 1947 aangehouden. In dat jaar werd de functie van Algemeen Militair Commandant opgeheven en vond er een algehele reorganisatie van de strijdkrachten in zowel Curaçao als Suriname plaats.
Het "archief" stond op drie plaatsen en onder drie verschillende benamingen in het Centraal Archievendepot: Algemeen Militair Commandant Curaçao (1930-1955, 32 archiefdozen en 1940-1945, 80 dozen); Oudst Aanwezend Zeeofficier Curaçao (1937-1944, 3 dozen) en Commandant Landmacht Curaçao (1942-1951, 10 dozen).
Nader onderzoek wees echter uit dat dit niet alleen het archief was van voornoemde archiefvormers, maar dat er ook archieven van andere archiefvormers in verweven waren, te weten:
  • de Oudst Aanwezend Zeeofficier / Algemeen Militair Commandant Curaçao, 1934-1947;
  • de commandant Onderzoekings- en Bewakingsdienst Curaçao, 1939-1944;
  • de commandant Nettendienst Curaçao, 1943;
  • de Oudst Aanwezend Zeeofficier Aruba, 1942-1944;
  • de commandant Nederlandse Troepen Aruba / commandant Infanterie Aruba, 1940-1947;
  • de Oudst Aanwezend zeeofficier Suriname, 1942-1946;
  • de commandant Marine Patrouilledienst Suriname, 1942-1946.
  • de commandant Autodienst Aruba, 1947;
  • de commandant Motordienst Aruba, 1947-1948;
  • de Troepencommandant Aruba, 1947-1951.
  • de commandant Landmacht Curaçao, 1947-1951;
  • de commandant Marine Curaçao, 1947-1955;
Daarnaast werden enige archiefbescheiden aangetroffen uit de periode 1938-1942, die behoorden tot het persoonlijk archief van F.E. Bruyning, voorzitter van de Raad van Commissarissen van de NV Gemengd Bedrijf Vaartuigendienst Suriname.
Volgens het bestemmingsbeginsel zijn voornoemde archiefbescheiden, niet behorende tot het archief van de AMC eruit gelicht en als apart archief in deze inventaris opgenomen.
De archieven vanaf 1947 zijn wel bewerkt, maar niet opgenomen in de inventaris. Deze archieven zijn weer teruggeplaatst in het depot.
De 32, in het voorjaar van 1993, overgeplaatste archiefdozen (zie hoofdstuk 3) bevatten niet het archief van de AMC, maar een gedeelte van de archieven van de gouverneur van Curaçao en de adjudant van de gouverneur. Deze archiefdelen zijn derhalve niet in dit inventarisatieproject meegenomen.
Uit een aantal dossiers van het archief van de OAZ/AMC bleek dat de AMC, nadat zijn functie in juni 1940 was ingesteld, een aantal dossiers uit het archief van de adjudant van de gouverneur ( Over de functie van adjudant van de gouverneur is weinig bekend. De adjudant was een militair, die beschikbaar werd gesteld door de Oudst Aanwezend Zeeofficier (zie ook pag. 8 van de inleiding). Hij had onder meer als taak het behartigen van de militaire aangelegenheden en het adviseren van de gouverneur in deze. Wat er met de functie van adjudant van de gouverneur is gebeurd na de instelling van de functie van AMC is niet bekend. In feite nam de AMC de taken op militair gebied van de adjudant over; de belangrijkste taak van de AMC was het adviseren van de gouverneur. De adjudant werd dus eigenlijk overbodig! ) ( Over de structuur van het archief van de adjudant is weinig bekend. Zeker is dat er een serie "MG" (=Militair Geheim, JC) gevormd werd. Mogelijk dat er daarnaast nog een serie Algemeen werd gevormd. ) te hebben overgenomen. De AMC ging op dezelfde voet verder met dossiervorming; bij een aantal bescheiden werden de daarop aangebrachte stempels, met de vermelding "Bureau adjudant gouverneur", doorgestreept en vervangen door "Bureau AMC". Om het verband tussen de stukken niet te verbreken zijn voornoemde archiefstukken in het archief van de AMC gebleven.
Het archief van de AMC bestond voornamelijk uit dossiers op onderwerp, zogenaamde verzameldossiers.
Op veel archiefstukken werd in potlood een codering aangetroffen. Ook in de agenda's werd bij de betreffende inschrijvingen een code aangetroffen.
Deze codering is vermoedelijk niet tijdens het inboeken van de stukken aangebracht maar in later tijd. ( Een extra argument waarom deze codering in elk geval niet in ten tijde van het onstaan van het archief werd aangebracht is gelegen in het feit dat, op basis van het KB nr 425 van 2 oktober 1950, het registratuurplan ministerie van Oorlog, KL en KLu pas sinds 1 januari 1954 werd gehanteerd. ) Wanneer en waarom dit gebeurd is valt niet meer te achterhalen.
De gebruikte codering is de code Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Een op de stukken veel voorkomende code is 1.86, wat staat voor landsverdediging. Ook het gebruik van de hulpgetallen 0.7 en 0.8 wijst in deze richting.
Tijdens de bewerking zijn vier scherpe patronen van 7.62 mm en een huls als bijlage van een proces verbaal aangetroffen. Deze zijn op 18 oktober 1994 overgedragen aan de Koninklijke Marechaussee.
Behalve de archieven van onderdelen op Aruba bevatten de inv.nrs. 2, 53, 56 en 105 ook informatie over de onderdelen op Aruba.
Hetzelfde geldt voor de onderdelen in Suriname. De inv.nrs. 3, 6, 7, 12, 16, 22, 27, 30, 70, 72, 79, 82, 85, 87, 92, 99, 101, 103, 129, 161.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Marine: (Militaire) Instanties en Onderdelen in de Gebiedsdelen Curaçao en Suriname, nummer toegang 2.12.33, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Curaçao en Suriname / Marine, 2.12.33, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Verwante archieven
Lijst van inventarissen verschenen in de reeks archieven Koninklijk Marine gevormd tijdens de Tweede Wereldoorlog
  • 2.12.28 Inventaris van het archief van de commandant der Marine te Falmouth, 1940
  • 2.12.29 Inventaris van de archieven van de Bevelhebber der Zeestrijdkrachten, ook als hoofd van de Ve afdeling van het ministerie van Defensie, vanaf 27 juli 1941 tevens minister van Marine, vanaf 23 juni 1945 minister van Marine en Scheepvaart, allen te Londen, en de afwikkeling daarvan, 1940-1945 (1946-1950);
  • 2.12.46 Inventaris van het persoonlijk archief van luitenant-admiraal J. Th. Furstner, 1932-1968;
  • 2.12.37 Inventaris van het archief van de bevelhebber der strijdkrachten in het oosten, 1942-1946;
  • 2.12.44 Inventaris van het persoonlijk archief van luitenant-admiraal C.E.L. Helfrich, 1940-1962;
  • 2.12.26 Inventaris van het archief van de marine commandant Australië, tot 27 oktober 1943 tevens onderbevelhebber der strijdkrachten in het oosten, en daarbij gedeponeerde archiefbescheiden, 1942-1947;
  • 2.12.35 Inventaris van de archieven van de Netherlands Purchasing Commission en haar rechtsvoorgangers te San Diego en New York, 1939-1945;
  • 2.12.30 Inventaris van de archieven van het hoofd handelsbescherming en diverse handelsbeschermingsofficieren, 1941-1946;
  • 2.12.36 Inventaris van de Nederlandse vertegenwoordiger bij de gezamenlijke stafchefs (combined chiefs of staff) te Washington, 1942-1949;
  • 2.12.33 Inventaris van de archieven van (militaire) instanties en onderdelen in de gebiedsdelen Curaçao en Suriname, 1934-1947 ( Met hierin opgenomen de archieven van: de Oudst Aanwezend Zeeofficier/Algemeen Militair Commandant Curaçao; Commandant Onderzoekings- en Bewakingsdienst Curaçao; Commandant Nettendienst Curaçao; Oudst Aanwezend Zeeofficier Aruba; Commandant Nederlandse Troepen Aruba/Commandant Infanterie Aruba; Commandant Onderzoekings- en Bewakingsdienst Aruba; Oudst Aanwe-zend Zeeofficier Suriname; Commandant Marie Patrouilledienst Suriname; F.E. Bruyning, voorzitter van de Raad van Commissarissen van de NV Gemengd Bedrijf Vaartuigendienst Suriname. )

Archiefbestanddelen