Terug naar zoekresultaten

3.20.69 Inventaris van het archief van de familie Kist, 1679-1997

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

3.20.69
Inventaris van het archief van de familie Kist, 1679-1997

Auteur

M. Lulofs

Versie

20-06-2022

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1983 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Familiearchief Kist
Kist

Periodisering

oudste stuk - jongste stuk: 1679-1997

Archiefbloknummer

35062

Omvang

; 937 inventarisnummer(s) 9,00 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven en gedrukte teksten. De Nederlandstalige stukken van vóór ca. 1700 zijn geschreven in het gotische cursiefschrift, met name in de oud-Hollandse klerkencursief.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Kist
Hering
Van der Sande
Swaving
Verbeek
Kist, Johannes (1646-1702)
Kist, Justus (Joost) (1685-1749)
Kist, Jan (1711-1750)
Kist, Anthony (1722-1794)
Kist, Joost Gerand (1756-1815)
Kist, Wilhelmus (1758-1841)
Kist, Ewaldus (1762-1822)
Kist, Nicolaas Christiaan (1793-1859)
Kist, Joost Gerard (1822-1897)
Kist, Joost Gerard (1862-1937)

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief bevat materiaal van diverse leden van de familie Kist, opgemaakt uit hoofde van hun functie: het zwaartepunt ligt in de negentiende eeuw en is afkomstig van predikanten Joost Gerard Kist (1756-1815) en Nicolaas Christiaan Kist (1793-1859) (met dissertaties, akten van aanstelling, preken, redactioneel werk voor een tijdschrift voor kerkgeschiedenis, akten van lidmaatschap van diverse wetenschappelijke genootschappen), rechter en raadsheer bij de Hoge Raad Joost Gerard Kist (1822-1897) (stukken betreffende politieke activiteiten in staatscommissies en gemeenteraad) en Joost Gerard Kist (1862-1937) (stukken in verband met zijn militaire loopbaan bij het Regiment Grenadiers en Jagers en de Staf van de Infanterie).
Daarnaast bevat het archief stukken van meer persoonlijke aard als privé-correspondentie, testamenten, (reis-)dagboeken en genealogische aantekeningen.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Joost Jansz. Waije, een stoeldraaier afkomstig uit Meenen in Vlaanderen kan beschouwd worden als stamvader van de familie Kist. De naam Kist werd voor het eerst door zijn zoon, Joost Joostenz (overl. 1644), gevoerd en is sindsdien de familienaam gebleven. Joost Jansz. Waije werd in 1581 lidmaat van de gereformeerde gemeente te Delft ( J.G. Kist, Het geslacht Kist (Den Haag 1930), pp. 5-7. ) . Gezien het jaartal en zijn godsdienstige gezindheid kan men vermoeden dat godsdienstige en politieke motieven een rol hebben gespeeld bij zijn vestiging in de Noordelijke Nederlanden. In de eerste helft van de 17de eeuw verspreidde de familie, waarvan de meeste leden ambachtelijke beroepen uitoefenden, zich over een groot aantal plaatsen, met een zekere voorkeur voor Delft en Leiden ( Kist, pp. 7-16. ) . Johannes Kist (1646-1702) was waarschijnlijk het eerste familielid dat een bestuurlijke functie uitoefende. Hij was "Commissaris ter recherche" te Texel, in dienst van het College ter Admiraliteit binnen Amsterdam ( Kist, p. 16. ) . De Commissaris ter recherche controleerde de uitvarende en binnenkomende schepen, en inde de konvooi- en licentgelden. Het is niet duidelijk of hij de eigenlijke functie heeft uitgeoefend, of dat hij slechts een plaatsvervanger was tegen een lage vaste betaling ( J.A. van der Vlis, 't Lant van Texel (Den Burg, Texel), pp. 121-124. ) . Zijn zoon Justus (Joost) Kist (1685-1749) was substituut-schout te Leiden. Hij had vier zonen waarvan er drie theologie in Leiden studeerden. De oudste, Jan Kist (1711-1750) vestigde zich als predikant te Nieuwpoort ( Kist, pp. 18-19. ) . Op de Universiteitsbibliotheek te Leiden bevindt zich een preek van hem getiteld "Predikatie over de Historie van ons land" uit 1747 ( Afdeling westerse handschriften, catalogus nr. B.P.L. 1287. ) . De jongste zoon, Anthony Kist (1722-1794), werd predikant te Woerden. Hij was gehuwd met Anna Wolff, zuster van Hendrina Wolff, de echtgenote van zijn broer ( Kist, pp. 18-21. ) . Door deze dubbele verbintenis tussen de familie Kist en de familie Wolff is er contact ontstaan tussen de drie zonen van Anthony Kist en de schrijfsters Elizabeth Wolff-Becker en Agatha Deken. Hiervan getuigen enkele in het archief aanwezige brieven ( Inv.nrs. 15 en 68. ) . Evenals bij Betje Wolff en Aagje Deken kan men bij deze generatie Kisten patriottische sympathieën ontdekken ( J. en A. Romein, Erflaters van onze beschaving, pp. 536-539. ) . De oudste zoon, Joost Gerand Kist (1756-1815), studeerde theologie te Leiden en vestigde zich in 1780 als predikant te Puyflijk en Leeuwen, in 1785 werd hij beroepen te Zaltbommel waar hij tot zijn dood, in 1815, bleef ( A.J. van der Aa, Biographisch woordenboek der Nederlanden, (Haarlem 1862) VII K, p. 62. Zie ook inv.nrs. 36-38, 42-44 en 47-49. ) . Zijn patriottische sympathieën blijken vooral uit een dagboek van zijn hand, waarvan het gedeelte over 1794-'95 bewaard is gebleven. Dit bevindt zich op de gemeentesecretarie van Zaltbommel ( Inv.nr. 532. Zie ook A.J. van der Ven, Het oud-archief van de gemeente Zaltbommel, (Zaltbommel 1935), inv.nr. 162. ) . De tweede zoon, Wilhelmus Kist (1758-1841), studeerde rechten te Leiden, en werd in 1779 conrector van de Latijnse scholen te Breda, in 1784 te Middelburg. In 1787 werd hij benoemd tot lector der algemene geschiedenis, in 1789 tot hoogleraar in de geschiedenis en welsprekendheid aan het Athenaeum te Middelburg. Als patriot bekleedde hij na de omwenteling van 1795 enkele vooraanstaande posten. Hij werd in 1797 lid van het Comité van de Oost-Indische handel, en in 1800 van de Aziatische Raad ( Van der Aa, VII K, pp. 62-63. ) . Het Comité werd ingesteld na de opheffing van de V.O.C., waarna in 1800 de Aziatische Raad haar taken overnam. In 1804 werd de Aziatische Raad echter onder druk van de politieke ontwikkelingen gereorganiseerd, en de meeste patriotten, waaronder Kist, werden afgezet ( C.H.E. de Wit, De strijd tussen aristocratie en democratie in Nederland, 1780-1848, (Heerlen 1965), pp. 210 en 234-239. Ten onrechte stelt Van der Aa in het Biographisch woordenboek (VII K, p. 63) dat hij tot lid van de tweede Aziatische Raad werd benoemd en pas in 1807 eervol ontslagen. Zie hiervoor inv.nr. 15. ) . Zijn reactie hierop, en zijn visie op de politieke situatie van dat moment, kan men vinden in een brief die hij aan zijn broer Joost Gerard schreef ( Inv.nr. 15. ) . Tenslotte werd hij direkteur van de "Gazette Nationale", in 1816 de "Nederlandse Staatscourant" te Brussel ( Van der Aa, VII K, p. 63. ) . Tevens schreef hij een aantal romans. Dit zijn voornamelijk karakterschetsen van de Nederlandse burgerij ( Een lijst van publicaties vindt men in Van der Aa (VII K, p. 63), Zie verder J. Koopmans, Van Kist tot Daalberg, in: Letterkundige studiën van de negentiende eeuw (Amsterdam 1931), pp. 47-140 en inv.nr. 349. ) . Afgezien van de bovengemelde brieven is helaas slechts weinig archiefmateriaal van hem bewaard. De jongste zoon, Ewaldus Kist (1762-1822) studeerde theologie te Leiden. In 1789 werd hij predikant te Arnhem, in 1797 te Dordrecht, waar hij tot zijn dood in 1822 bleef. Hij was bekend als kanselredenaar en moralist en publiceerde een groot aantal theologische werken ( Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland, onder redactie van J.P. de Bie en J. Loosjes, (Den Haag 1931), IV pp. 1762-1768. Hier vindt men ook een lijst van publicaties. Zie ook inv.nrs. 71-73. ) . Nicolaas Christiaan Kist (1793-1859) was de tweede zoon van Joost Gerard Kist en Sijburgh Hendrika Royaards. In 1811 begon hij zijn studie in de theologie te Utrecht met zijn neef Herman Johan Royaards. Onder invloed van de hoogleraar P.W. van Heusde ontwikkelden zij een interesse in de geschiedenis en richtten zij met enkele medestudenten het gezelschap "Utile dulci" op ( B.W.P.G. IV, p. 769. ) . De leden van dit gezelschap hielden voordrachten over voornamelijk historische en letterkundige onderwerpen ( Inv.nrs. 162-163. ) . In 1816 werd Kist kandidaat in de letteren en in 1817 in de theologie, waarvoor hij onderwijs genoten had van H. Royaards (Sr.), G. van Oordt en J. Heringa ( B.W.P.G. IV, p. 769. ) . Op de U.B. van Leiden vindt men dictaten van N.C. Kist van colleges van onder andere J. Heringa ( Afdeling westerse handschriften, catalogus nrs. B.P.L. 1975-1976. Zie ook Inleiding p. 8. ) . Nadat hij in 1818 was gepromoveerd tot doctor in de theologie ( B.W.P.G. IV, p. 769. Zie ook inv.nrs. 164-166. ) stond hij enkele jaren als predikant te Zoelen, waar in 1820 een hevige overstroming plaatsvond ( 23. B.W.P.G. IV, pp. 769 en 773. ) . Voor de slachtoffers van deze over stroming inde en beheerde hij een uitgebreide collecte ( Inv.nrs. 327-328. ) . Toen de hoogleraar J. Clarisse aandrang op de regering had uitgeoefend om meer aandacht aan het onderwijs in de kerkgeschiedenis te schenken werden in 1823 twee leerstoelen gecreëerd, een te Leiden en een te Utrecht ( Nieuw Nederlands Biografisch Woordenboek, onder redactie van P. C. Molhuyzen e.a. V (Leiden 1921), kolom 617. ) . Op aanbeveling van Van Heusde werd Royaards te Utrecht en Kist te Leiden benoemd ( B.W.P.G. IV, p. 770. Zie ook inv.nrs. 243-244 en 290. ) . Dit aanvankelijk buitengewoon hoogleraarschap werd in 1827 in een gewoon hoogleraarschap omgezet ( N.N.B.W. IX (Leiden 1933), kolom 519. ) . Van zijn colleges bevinden zich enkele dictaten op de U.B. te Leiden ( Afdeling westerse handschriften, catalogus nrs. B.P.L. 1866-1869. Zie ook inv.nrs. 246-247 en 290. ) . Voorts heeft hij veel gepubliceerd over diverse onderwerpen uit de kerkgeschiedenis ( Voor een lijst van publicaties zie B.W.P.G. IV, pp. 775-778. Zie ook inv.nrs. 253-305. ) . In 1829 won hij een prijsvraag uitgeschreven door het Teylersgenootschap, met een verhandeling over "de Christelijke kerk op aarde volgens het onderwijs van Jezus en de Apostelen en de geschiedenis ( B.W.P.G. IV, p. 771. Zie ook inv.nrs. 295-297. ) . Zijn vriendschap met H.J. Royaards en hun gezamenlijke interesse leidden ertoe dat in 1827 het eerste deel verscheen van het "Archief voor Kerkelijke Geschiedenis inzonderheid van Nederland ( B.W.P.G. IV, p. 771. Zie ook inv.nrs. 253-289. ) . Dit tijdschrift, waarvan Kist en Royaards aanvankelijk de redacteuren waren, wisselde enkele malen van titel en het bestaat nu nog onder de naam "Nederlands Archief voor Kerkgeschiedenis". Tot zijn overlijden in 1859 heeft Kist veel tijd aan het "Archief" besteed, waarbij hij naast het voeren van de redactie veel eigen bijdragen leverde ( B.W.P.G. IV, pp. 771-773. ) . Naast zijn eigenlijke onderwijsgevende en wetenschappelijke taken is Kist op verschillende terreinen werkzaam geweest. Hij was actief in een groot aantal genootschappen en verenigingen, waaronder de "Maatschappij der Nederlandse letterkunde te Leiden", het "Koninklijk Nederlands instituut voor kunsten en wetenschappen", de "Maatschappij tot nut van 't Algemeen" en het "Nederlands Bijbelgenootschap ( B.W.P.G. IV, pp. 774-775. Zie inv.nrs. 315-326. ) . Als mededirecteur van het "Haags genootschap ter verdediging van de Christelijke godsdienst tegen deszelves hedendaagsche bestrijders" stelde hij sinds 1833 een groot aantal door het genootschap uitgeschreven prijsvragen op ( B.W.P.G. IV, p. 774. Zie ook inv.nrs. 318-320. ) . Ook op politiek en staatkundig gebied heeft Kist enige activiteiten ontplooid. In 1840 werd hij door Willem II in een commissie voor het lager onderwijs benoemd. Er waren in die tijd zowel van de kant van rechtzinnig-protestantse als van rooms-katholieke zijde bezwaren tegen de overheidsschool ingesteld bij de wet van 1806. De commissie die bestond uit leden van zeer uiteenlopende richtingen heeft geen grote veranderingen op onderwijsgebied teweeggebracht. Wel werden er enkele concessies aan het bijzonder onderwijs gedaan ( B.W.P.G. IV, p. 774. P.J. Oud, Honderd Jaren, een eeuw staatkundige geschiedenis in Nederland, 1840-1890, (Assen 1971), pp. 11-13. Zie ook inv.nr. 310. ) . Het archief van de commissie bevindt zich in de U.B. te Leiden ( Afdeling westerse handschriften, catalogus nr. B.P.L. 2920. ) . Naar aanleiding van de behandeling van een ontwerp Wetboek van Strafrecht in 1847 onderhield Kist een correspondentie met minister H. van Zuylen van Nyevelt inzake het recht van placet, het recht van de overheid om kerkelijke besluiten slechts toe te staan nadat zij haar goedkeuring daaraan had verleend. Ook verdedigde hij dit recht in enkele publicaties ( B.W.P.G. IV, p. 774. N.C. Kist, Onderzoek naar het vorstelijk regt van Placet, in: Nederlandsch archief voor kerkelijke geschiedenis, Deel III (Leiden 1843), pp. 425-568. (Zie inv.nr. 271). N.C. Kist, Het Placet en de regering, (Leiden 1847). ) . In een door hem opgestelde petitie aan leden van de Staten-Generaal inzake enige bezwaren tegen de grondwet van 1848 kwam hij op beide bovengenoemde vraagstukken terug ( Inv.nr. 311. ) . Ook van het "Adres van enige notabele ingezetenen der stad Leiden gedaan aan Z.M. de Koning betreffende de herinstelling van de bisschoppelijke hierarchie in Nederland" was Kist de opsteller ( B.W.P.G. IV, p. 774. Zie ook inv.nr. 312. ) . De herinstelling van de bisschoppelijke hierarchie, een consequentie van de in de grondwet van 1848 vastgelegde vrijheid voor kerkgenootschappen om hun inwendige organisatie te regelen, wekte veel weerstand bij het protestantse deel van de bevolking. Doordat de bisschopszetels weinig tactvol gekozen waren en er in de bul, waarbij de bisdommen werden ingesteld, sprake was van "Calvijnse ketterij" ontstond er een golf van anti-katholieke gevoelens. Van alle kanten werden petities aan koning Willem III gericht om de instelling ongedaan te maken. Een dergelijke petitie was ook het door Kist opgestelde adres ( Oud, pp. 38-45. ) . Een aantal gezichtspunten betreffende deze kwestie kan men vinden in de brieven die Kist ontving naar aanleiding van het adres. Hierbij zijn ook enkele brieven van P.Ph. van Bosse, minister van Financiën in het eerste kabinet Thorbecke ( Inv.nr. 311. ) . Joost Gerard Kist (1822-1897) was de oudste zoon van Nicolaas Christiaan Kist. Hij studeerde rechten te Leiden. Na zijn promotie in 1847 ( N.N.B.W. III (Leiden 1914), kolom 693. Zie ook inv.nr. 420. ) vestigde hij zich als advocaat te Leiden ( N.N.B.W. III (Leiden 1914), kolom 693. Zie ook inv.nr. 420. ) . In 1852 werd hij griffier van het kantongerecht te Noordwijk. Daarna volgde hij een carrière in de rechterlijke macht die hij beëindigde als voorzitter van de Hoge Raad. In die laatste hoedanigheid werd hij lid van de raad van voogdij over koningin Wilhelmina ( N.N.B.W. III (Leiden 1914), kolom 693. Zie inv.nrs. 423-433. ) . Op rechtskundig gebied kreeg hij bekendheid door zijn publicaties over het handelsrecht, waarvan "Beginselen van het Handelsrecht volgens het Nederlandsche Wetboek van Koophandel" de voornaamste was ( N.N.B.W. III (Leiden 1914), kolom 693. Zie ook inv.nrs. 439-148. ) . Tevens ontwikkelde hij nevenactiviteiten op bestuurlijk gebied en in de plaatselijke politiek. Zo was hij onder andere lid van de gemeenteraad van Gouda ( N.N.B.W. III (Leiden 1914), kolom 693. Zie ook inv.nrs. 469-477. ) en curator van de Leidse universiteit ( N.N.B.W. III (Leiden 1914), kolom 693. Zie ook inv.nrs. 480-488. ) . Voorts werd hij benoemd in enkele staatscommissies waaronder de commissie "tot herziening van het wetboek van koophandel ( N.N.B.W. Zie ook inv.nrs. 461-468. ) . Zijn zoon Joost Gerard Kist (1862-1937) volgde van 1879 tot 1883 een opleiding aan de Koninklijke Militaire Academie te Breda en van 1890 tot 1892 aan de Hogere Krijgsschool ( Inv.nrs. 619-626. ) . In 1879 werd hij benoemd tot cadet bij de Infanterie. Het grootste deel van zijn carrière, die hij beëindigde als generaal-majoor, diende hij bij het Regiment Grenadiers en Jagers ( Inv.nrs. 627-647. ) . Gedurende een groot aantal jaren hield hij zich in zijn vrije tijd bezig met de bestudering van de genealogie van de familie Kist en aanverwante families. Dit resulteerde in 1930 in de publicatie van het boekje "Het geslacht Kist" ( Inv.nrs. 539-593. ) . Joost Gerard Kist is het laatste familielid, dat stukken aan het archief heeft toegevoegd, zodat dit met zijn overlijden in 1937 eindigt.
Tabel met genealogische gegevens betreffende de familie Kist
Embedded Image
Geschiedenis van het archiefbeheer
J.G. Kist heeft het archief in 1937 geërfd van zijn oom Joost Gerard Kist. Deze laatste heeft zich lange tijd intensief bezig gehouden met het archief en de familie. Een aanzienlijk deel van het archief bestaat uit bescheiden die van vader op zoon vererfd zijn. Het volledigste en uitgebreidste deel is afkomstig van zijn grootvader N.C. Kist. Daarnaast bevinden zich in het archief nog stukken van leden van andere takken van de familie, en van aanverwante families. Het vermoeden bestaat dat deze laatste stukken voor een groot deel door Joost Gerard Kist zijn verzameld ( Deze veronderstelling is gegrond op een vriendelijke mededeling van mr. J.G. Kist. ) . Bovendien bevinden zich in het archief een groot aantal aantekeningen van zijn hand, van genealogische aard.
Behalve dat hij waarschijnlijk archiefstukken verzameld heeft, heeft hij ook enkele bescheiden weggeschonken (zie: 'Afgescheiden archiefmateraiaal').
Het archief van de familie Kist werd in 1981 door mr. J.G. Kist aan het Rijksarchief in Zuid-Holland geschonken. Bij deze overdracht werd geen beperkende bepaling ten aanzien van de openbaarheid gesteld. Het archief is aangeworven door bemiddeling van het Centraal Register voor Particuliere Archieven te Den Haag, waar men een plaatsingslijst maakte voor dat het werd overgedragen.
Het archief is door schenking verworven.

Inhoud en structuur van het archief

Inhoud
In het archief bevindt zich een groot aantal brieven gericht aan verschillende personen. Het gaat voornamelijk om privécorrespondentie. Vooral van N.C. Kist en zijn zoon J.G. Kist zijn veel ingekomen brieven bewaard. Van N.C. Kist is er, behalve de persoonlijke briefwisseling veel correspondentie over zijn publicaties en betreffende zijn carrière. Reeds genoemd zijn de brieven van W. Kist aan zijn broer, de brieven van Betje Wolff en Aagje Deken, en de brieven ingekomen bij N.C. Kist in verband met de aprilbeweging van 1853.
Verder moet nog worden vermeld dat de bescheiden van leden van aanverwante families, voornamelijk afkomstig zijn van de familie van der Sande, en de daaraan nauw verwante familie Verbeek. Hierbij bevinden zich stukken betreffende de firma in steenkool, glas en aanverwante artikelen, "de weduwe Hendrik van der Sande en zn.", te Dordrecht. Het gaat hier niet om een bedrijfsarchief, aangezien slechts een beperkt aantal stukken betreffende eigendom en vennootschap, en niet betreffende de organisatie en de uitoefening van het bedrijf bewaard zijn gebleven.
Verantwoording van de bewerking
Het oudste stuk van het archief, een stuk met familieaantekeningen, stamt uit 1685, en het jongste uit 1937, het jaar waarin Joost Gerard Kist stierf. Latere familieleden hebben geen stukken meer toegevoegd, zodat als datering 1685-1937 is gekozen.
Nog opgemerkt dient te worden dat in het archief aanwezige boeken zijn verwijderd, met uitzondering van boeken geschreven door personen waar archiefmateriaal van aanwezig is. Tevens zijn opgenomen, delen van het "Archief voor Kerkelijke Geschiedenis inzonderheid van Nederland", en haar opvolgers, opgericht en onder redactie van N.C. Kist, ten eerste omdat hier veel bijdragen van N.C. Kist in staan en ten tweede omdat zij eigenhandige aantekeningen van hem bevatten en er brieven bij zijn ingebonden. Overig verzameld drukwerk en foto's zijn opgenomen in een bijlage.
Ordening van het archief
Voor de aanvang van de inventarisatie bevond het archief zich in een tamelijk ongeordende toestand. Gedeeltelijk waren bescheiden gesorteerd naar persoon, maar consequent is dit niet doorgevoerd. Bovendien werden verspreid genealogische aantekeningen aangetroffen. Voor de hoofdindeling is het archief in drie delen gesplitst:
  1. Archiefbescheiden van leden van de familie Kist.
  2. Archiefbescheiden van leden van aanverwante families.
  3. Archiefbescheiden waarvan het verband met het archief niet duidelijk is.
Overeenkomstig de aard van een familiearchief zijn de hoofdafdelingen onderverdeeld naar de personen waarvan de bescheiden afkomstig zijn. Indien de duidelijkheid en de hoeveelheid stukken dit vereiste is een verdere onderverdeling gemaakt, naar het voorbeeld van de inventaris van het familiearchief Berg ( J.P.A. Louman, Archief van de familie Berg (Den Haag 1980), Inventarisreeks van de Rijksarchieven in Holland, nr. 15. ) , in de volgende subrubrieken:
  1. Privéleven
  2. Loopbaan
  3. Financiën en eigendommen
  4. Nalatenschap
De inventaris van het familiearchief Berg heeft bij deze onderverdeling nog een Vde subrubriek: Stukken afkomstig van de echtgenote c.q. echtgenoot. Deze is echter van geheel andere orde dan de vier voorgaande. Het betreft hier geen subrubriek, maar een rubriek welke gelijkwaardig is aan de hoofdrubriek. Men kan hier nog eens benadrukken dat een familiearchief voor het overgrote deel een combinatie van persoonlijke archieven is, die als band slechts hebben dat ze uit dezelfde familie afkomstig zijn, of uit aanverwante families ( Archivistische Terminologie, (Utrecht, Rijksarchiefschool 1975), p. 7. ) . Het is daarom wenselijk de persoonsgewijze indeling zo goed mogelijk door te voeren.
Indien de overzichtelijkheid dit vereiste is een verdere onderverdeling gemaakt. Per rubriek is een chronologische ordening gebruikt. Binnen de rubrieken Privéleven van 10a (N.C. Kist), 17a (J.G. Kist) en 22 (J.G. Kist), is hiervan afgeweken, er zijn enkele stukken die betrekking hebben op hetzelfde onderwerp bij elkaar geplaatst, zonder dat ze echter onder een rubriekshoofd te plaatsen. Desondanks komt dit, ons inziens, de duidelijkheid toch ten goede.
Ook voor de genealogische aantekeningen is vastgehouden aan de persoonsgewijze indeling. Deze zijn derhalve ondergebracht bij de persoon die ze heeft gemaakt, evenals aantekeningen betreffende andere onderwerpen, en niet zoals het gebruik is, in een aparte hoofdafdeling, of in een bijlage. Deze aantekeningen zijn immers de neerslag van een privébemoeienis van enkele leden van de familie. Men zou hun belang overschatten als ze in een afzonderlijke hoofdafdeling werden geplaatst, terwijl er geen enkele reden is ze uit het persoonlijk archief van de auteur te verwijderen en ze onder te brengen in een bijlage. Ten behoeve van de gebruiker zijn er steeds verwijzingen gemaakt naar de overige genealogische aantekeningen.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Familiearchief Kist, nummer toegang 3.20.69, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Kist, 3.20.69, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Afgescheiden archiefmateriaal In 1911 schonk J.G. Kist aan de U.B. te Leiden enkele dictaten in handschrift van N.C. Kist van colleges van J. Heringa en een anonymus, dictaten in handschrift van diens zoon J.G. Kist van colleges van A.H. Cock en dictaten in onbekend handschrift van colleges van J.E. Goudswaard ( Afdeling westerse handschriften, catalogus nrs. B.P.L. 1974-1977. Zie ook inv.nr. 534. ) . Aan de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag schonk hij een pak brieven ingekomen bij N.C. Kist, en een collectie brieven ingekomen bij diverse geleerden uit de periode 1726-1853, verzameld door N.C. Kist ( Deze bevinden zich op de afdeling handschriften en oude drukken, onder catalogus nrs. 121 A 12-13. Zie ook inv.nr. 536. ) .
Lijst van drukwerk dat geplaatst is in de bibliotheek van het Algemeen Rijksarchief
  • Betouw, J. in de, Specimen theoretico-practicum inaugurale ad legem rhodiam de jactu. Leiden, 1753.
  • Dijckmeester, H.A., Dissertatio juridica inauguralis de seperatione bonorum, secundum pricipia juris romani. Leiden, 1823.
  • Dijckmeester, H.J., Dissertatio juridica inauguralis continens quaedam specimina memorabilia, in quibus homicidium non praesumitur dolo commissum. Leiden, 1793.
  • Dijckmeester, H.J., Academisch proefschrift over den uitersten wil bij openbare akte. Tiel, 1859.
  • Dijckmeester, H.J., Iets over het bestaan van de regtsmagt der Dijkstoelen en heemraadschappen. Tiel, 1836.
  • Dijckmeester, H.J., Onderzoek naar den zin en de wettigheid van het decreet van 24 januarij 1812, betrekkelijk de in stand houding der substitutien ten behoeve van den premier appelé. Tiel, 1819.
  • Dijckmeester, U.W.A., Aanbod van consignatie, part. 1440-1448 b.w. Leiden, 1886.
  • Huybers, H.M. en J. Kleyntjens (ed.), De blokkade van Zalt-bommel in 1574, dagboek van Gasparus de l'Agare. Arnhem, 1925.
  • Kist, N.C, De verweerder in het eigendomsproces. Leiden, 1914.
  • Royaards, A.R., Dissertatio medica inaugurlis de peripneumonia vera. Utrecht, 1745.
  • Swaving, A.J. Specimen academicum inaugurale, continens positiones medicas de incitabilitate. Leiden, 1802.
  • Witte, H., 's Rijks academietuinen te Leiden. Haarlem, 1887.

Archiefbestanddelen