Terug naar zoekresultaten

2.19.348 Inventaris van het archief van de Stichting 1940-1945: Schade Eigen Verzet

Bekijk de zoekhulp bij dit archief

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.19.348
Inventaris van het archief van de Stichting 1940-1945: Schade Eigen Verzet

Auteur

Stichting 1940-1945

Versie

13-03-2024

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
2020 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Stichting 1940-1945: Archief Schade Eigen Verzet

Periodisering

archiefvorming: 1945-1965
oudste stuk - jongste stuk: 1945-1965

Archiefbloknummer

I244

Omvang

347 inventarisnummer(s) 8,40 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief, Den Haag

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Stichting 1940-1945

Samenvatting van de inhoud van het archief

De inhoud van het archief betreft de neerslag van het onderzoek door Stichting 1940-1945 in het kader van de regeling Schade Eigen Verzet. De stichting stelde per individuele aanvraag een adviesrapport op voor de Adviescommissie Verzetsdaden, die (op basis van dit en andere rapporten) het ministerie van Financiën adviseerde over het toekennen van een financiele ondersteuning van verzetsdeelnemers die schade hadden geleden.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Geschiedenis Stichting 1940-1945
Na langdurige voorbereidingen kwamen op 13 oktober 1944 vertegenwoordigers van een twintigtal verzetsorganisaties in het geheim bijeen in het pand Keizersgracht 567 in Amsterdam. Zij besloten tot de oprichting van 'Stichting 1940-1944'. In de aangenomen statuten stond: "De Stichting heeft ten doel het verzorgen van de morele, geestelijke en materiële noden van personen of groepen van personen, die tijdens de bezetting door daad of houding tot het binnenlands verzet hebben bijgedragen, hun gezinnen of nabestaanden, indien zij na de beëindiging van de vijandelijkheden in ons land of een groot deel daarvan bijstand zullen blijken te behoeven". De oprichtingsakte werd op 13 oktober 1944 ondertekend door zes personen van verzetsorganisaties die het hele spectrum van het verzet tegen de Duitse bezetter vertegenwoordigden.
De grondgedachte was, dat een verzetsweduwe of verzetsinvalide zich nooit gedwongen mocht zien zich aan een loket te vervoegen, wat toen nog als een schande werd ervaren. Vrouwen en kinderen van gearresteerde en gesneuvelde verzetsmensen werden ook in de oorlog al door verzetsorganisaties financieel verzorgd. De solidariteit binnen het verzet mocht na de oorlog niet verloren gaan. De vrouwen en kinderen van omgekomen verzetsmensen moesten ook na de bevrijding kunnen rekenen op steun. Ook moesten invalide geworden verzetsmensen geholpen worden. Deze steun werd gezien als een verantwoordelijkheid van de gehele gemeenschap, uit te voeren door een organisatie uit eigen kring.
Het Stichtingsbestuur kwam iedere veertien dagen in het geheim bijeen, telkens op een ander adres, totdat verraad in januari 1945 een abrupt einde maakte aan het werk. Drie bestuursleden werden gearresteerd. Zij ondergingen eenzame opsluiting tot de bevrijding.
Op 27 juni 1945 werd Stichting 1940-1945, inmiddels legaal, weer opgericht. Al gauw was er een wijdvertakte organisatie, een federatieve samenwerking van een vijftigtal lokale en regionale organisaties. Naast het hoofdkantoor in Amsterdam kreeg Stichting 1940-1945 de beschikking over vijftien districtskantoren.
Meteen na de bevrijding begon Stichting 1940-1945 met de feitelijke materiële en immateriële hulpverlening aan verzetsdeelnemers en nabestaanden van omgekomen verzetsdeelnemers. De hulpvragen waren divers: financiële ondersteuning, verzoeken om kleding of een fiets, hulp bij afronding van een studie, het vinden van werk, een woning, bemiddeling bij medische behandeling, opname in een herstellingsoord tot verzoeken om een voorschot op het misgelopen salaris. Ook werd een luisterend oor geboden.
Het werk van Stichting 1940-1945 werd in de eerste jaren gefinancierd uit collectes en financiële ondersteuning van het Nationaal Steunfonds, een in de oorlog opgerichte illegale organisatie.
In 1947 kwam de Wet buitengewoon pensioen tot stand. In het kader van die wet werd aan Stichting 1940-1945 een belangrijke taak toegekend: het onderzoek van verzet en waardigheid van de aanvrager, het adviseren van de beslissende instantie (de Buitengewone Pensioenraad en later de Pensioen- en Uitkeringsraad), alsmede het uitbetalen van het buitengewoon pensioen indien dit werd toegekend.
Het werk van Stichting 1940-1945 werd vanaf die tijd financieel mogelijk gemaakt door de Nederlandse overheid.
Na de inwerkingtreding van de Wet buitengewoon pensioen bleef Stichting 1940-1945 uit eigen middelen bepaalde voorzieningen verzorgen. Naast een suppletieregeling op het buitengewoon pensioen en financiën voor levensonderhoud, verstrekte de Stichting ook leningen en uitkeringen voor studie of uitkering en incidentele leningen of tegemoetkomingen in hoge kosten waarvoor verzetsdeelnemers zich geplaatst zagen.
Stichting 1940-1945 had steeds voor ogen dat haar taak eindig zou zijn. In de jaren 50 nam het aantal aanvragen bij de Wet buitengewoon pensioen af, maar in de loop van de jaren 60 en 70 nam dit snel toe. De late gevolgen van de Tweede Wereldoorlog werden duidelijk hetgeen een groter beroep op de Wet tot gevolg had.
In 1973 kwam de Wet Uitkeringen Vervolgingsslachtoffers 1940-1945 tot stand waardoor Stichting 1940-1945 er een nieuwe doelgroep bij kreeg: zij die tijdens de bezetting waren vervolgd op grond van ras, geloof, wereldbeschouwing of seksuele geaardheid. Stichting 1940-1945 werd -naast Stichting Pelita en Stichting Joods Maatschappelijk Werk - één van de begeleidende instellingen voor aanvragers en uitkeringsgerechtigden.
In 1984 kwam de Wet Uitkeringen Burger-Oorlogsslachtoffers 1940-1945 tot stand. Daardoor kwamen ook slachtoffers van bijvoorbeeld bombardementen, evacuatie en verplichte tewerkstelling in contact met Stichting 1940-1945. Stichting 1940-1945 was naast Stichting Burger-Oorlogsgetroffenen, Stichting Pelita en Joods Maatschappelijk Werk ook voor deze wet de begeleidende instelling voor aanvragers en uitkeringsgerechtigden.
Per 1 januari 2000 werd de ontstane situatie, dat Stichting 1940-1945 in de praktijk haar diensten verleent aan alle groepen oorlogsgetroffenen, met uitzondering van zeelieden-oorlogsslachtoffers (die geen begeleidende instelling hebben) en Indische verzetsdeelnemers (die exclusief door Stichting Pelita worden begeleid), formeel in de statuten vastgelegd.
Met het verstrijken der jaren namen de doelgroepen van Stichting 1940-1945 en Stichting Burger-Oorlogsgetroffenen af. Om de continuïteit en de kwaliteit van de dienstverlening te kunnen waarborgen, besloten beide organisaties de krachten te bundelen en over te gaan tot een fusie per 1 januari 2002 onder de naam Stichting 1940-1945.
Om dezelfde reden werd per 1 januari 2005 een bestuurlijke fusie aangegaan met Centrum 45.
Eind 2007 werd ARQ Nationaal Psychotrauma Centrum opgericht waar onder meer Centrum 45 en Stichting 1940-1945 onder kwamen te vallen. Per 1 februari 2014 werd Stichting Pelita daaraan toegevoegd, sindsdien werken Stichting 1940-1945 en Stichting Pelita nauw samen.
Taken van Stichting 1940-1945
Stichting 1940-1945 behartigt de belangen en verleent diensten aan verzetsdeelnemers, vervolgingsslachtoffers en burger- oorlogsslachtoffers uit de jaren 1940-1945.
Het werk van Stichting 1940-1945 kreeg in 1947 een wettelijke basis door de totstandkoming van de Wet Buitengewoon Pensioen 1940-1945 (WBP). Deze wet kent een pensioenrecht toe aan als gevolg van door het verzet invalide geworden personen en aan hun nagelaten betrekkingen. Stichting 1940-1945 werd mede belast met de uitvoering (onderzoek verzet en waardigheid en advisering daarover aan de beslissende instantie, uitbetaling van buitengewone pensioenen) van deze wet.
Daarnaast gaf en geeft Stichting 1940-1945 immateriële hulp, verstrekt advies en geeft voorlichting. Verzetsdeelnemers, weduwen en hun gezinnen werden bijgestaan door sociaal en later maatschappelijk werkers. Voor weduwen werden vakantieweken georganiseerd en de kinderen konden "op kamp" met Stichting Het Vierde Prinsenkind. Ook werden de kinderen in hun studie gesteund.
In 1973 kwam de Wet Uitkeringen Vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (WUV) tot stand en in 1984 de Wet Uitkeringen Burger-Oorlogsslachtoffers 1940-1945 (WUBO). Stichting 1940-1945 is voor aanvragers en uitkeringsgerechtigden bij deze wetten een begeleidende instelling, dat wil zeggen dat rapportage voor deze wetten wordt verzorgd en waar nodig advies en ondersteuning wordt gegeven. Tevens kunnen deze groepen oorlogsgetroffenen een beroep doen op het maatschappelijk werk van Stichting 1940-1945.
Onderling vrijwilligerswerk is vanaf 1945 gestimuleerd en mogelijk gemaakt, men ondersteunde elkaar. Voorbeelden hiervan zijn de vakantieweken voor weduwen en lotgenotencontacten.
Stichting 1940-1945 heeft, met lange onderbrekingen, een blad gemaakt voor de leden van de doelgroep.
Op 27 mei 1946 werd Stichting De Eerebegraafplaats te Bloemendaal opgericht. Tot 1989 werd de exploitatie gefinancierd door Stichting 1940-1945. In dat jaar maakte Stichting 1940-1945 door overdracht van vermogen de Eerebegraafplaats zelfstandig.
Organisatie
Na de bevrijding werd snel een omvangrijke organisatie opgebouwd: een hoofdkantoor in Amsterdam, 841 plaatselijke besturen die vertegenwoordigd waren in 15 districtsbesturen en 15 districtskantoren. In de eerste jaren na de bevrijding was een groot aantal vrijwilligers actief: zo’n 8000. Dit groeide begin jaren 50 uit tot ongeveer 12000 vrijwilligers. Het hoofdbestuur was omvangrijk: 23 personen. In het hoofdbestuur waren alle schakeringen van het verzet vertegenwoordigd, evenals een afvaardiging van de districtsbesturen.
De bestuurlijke organisatie werd op den duur vereenvoudigd: plaatselijke besturen werden opgeheven, hun werk werd overgenomen door districtsbesturen. De omvang van het hoofdbestuur werd aangepast, hoewel dit altijd vrij groot bleef. Het aantal districtsbesturen en -kantoren werd in de loop der jaren afgebouwd. In 1992 werden de districtsbesturen omgezet in districtsraden. De districtsraden hielden zich bezig met de organisatie van lotgenotencontact en vrijwilligerswerk onder leden van de doelgroep. Bij opheffing van de districtskantoren in 2002 waren er nog zes: Amsterdam, Rotterdam, Eindhoven, Arnhem, Utrecht en Drachten. Per 1 januari 2005, bij de bestuurlijke fusie met Centrum 45, werd het bestuur opgeheven. De directeur/bestuurder werd daarna bijgestaan door de Raad van Advies (6 leden). Per 1 januari 2015 zijn de districtsraden opgeheven, de voormalige districtsraden zetten het lotgenotencontact en vrijwilligerswerk voort zo lang daar behoefte aan blijft bestaan.
Op het hoofdkantoor en de districtskantoren waren medewerkers in dienst. Aan het hoofd stond de directeur Stichting 1940-1945. Elk districtskantoor had een directeur en binnen een kantoor waren verschillende afdelingen: dienst uitkeringen, dienst sociale verzorging, dienst gezondheidszorg, dienst geldinzameling, later omgevormd tot onder meer afdeling aanvragen, afdeling financiën voor berekenen en uitbetalen pensioenen, afdeling maatschappelijk werk (deze laatste alleen op districtskantoren).
Het aantal betaalde medewerkers in de beginjaren schommelde rond de 50 à 100 op het hoofdkantoor en de districtskantoren.
Na het tot stand komen van de Wet Uitkeringen Vervolgingsslachtoffers (Wuv) en de toename van het aantal aanvragen bij de Wet buitengewoon pensioen (Wbp) in de eerste helft van de jaren ‘70 nam het aantal medewerkers sterk toe tot: van 100 tot ruim 300 in 1974, waarvan ruim 200 op het hoofdkantoor. In 1983 werd uitbetaling van de Wuv-uitkeringen afgestoten. Een groot aantal medewerkers, dat deze werkzaamheden uitvoerde, werd dat jaar overgedragen aan de Uitkeringsraad. In de loop van de jaren ‘80 daalde het aantal medewerkers gestaag tot ongeveer 130. Begin jaren ‘90 werd duidelijk dat de werkzaamheden van Stichting 1940-1945 verder zouden afnemen. Het aantal medewerkers is sindsdien jaarlijks gedaald. Per 1 januari 2002 vertrokken alle maatschappelijk werkers, hun werkzaamheden voor Stichting 1940-1945 werden elders bij maatschappelijk werk instellingen ondergebracht. Per 1 januari 2015 had Stichting 1940-1945 ruim tien fte, dit is verder afgebouwd. De werkzaamheden van Stichting 1940-1945 worden voortgezet door nauwe samenwerking met Stichting Pelita en Arq Nationaal Psychotrauma Centrum.
Achtergrond regeling Schade Eigen Verzet
De regeling was gebaseerd op de Wet op de Materiële Oorlogsschaden (Wet houdende regelen omtrent het verlenen van rijksbijdragen in materiële oorlogsschaden en de daarmee rechtstreeks samenhandende onderwerpen; wet van 9 februari 1950, Stb. K31). Die wet was al lang uitgewerkt toen de wet in 1999 werd ingetrokken (Reparatiewet I van 28 januari 1999, Stb. 30 jo. Koninklijk besluit van 16 februari1999, Stb. 40).
Eisen die gesteld werden
In aanmerking kwamen de Nederlanders / Nederlandse onderdanen die materiële schade hadden geleden door het optreden van de vijand of zijn handlangers, terwijl deze schade in verband kon worden gebracht met een individuele verzetsdaad die in Nederland is gepleegd of een verzetshouding. De persoon diende daarnaast door de schade in een bepaald opzicht in ernstige moeilijkheden te zijn geraakt.
Vereist was dat de gedupeerde zich uit Nederlands nationaal oogpunt niet onwaardig heeft gedragen.
(Voor de vergoedingen in het kader van de regeling was 10 miljoen gulden gereserveerd.)
Procudure
De schade diende te worden gemeld bij Stichting 1940-1945, eventueel via de Nederlandse Vereniging van Ex-politieke gevangenen (Expogé).
Door Stichting 1940-1945 werd nagegaan of de schade te wijten was aan een verzetsdaad of verzetshouding, of de aanvrager heeft behoord tot de deelnemers aan het binnenlands verzet en of hij zich waardig heeft gedragen.
Werd de zaak door Stichting 1940-1945 positief beoordeeld, dan werd de zaak doorgestuurd naar het Commissariaat voor Oorlogsschade, dat optrad als secretariaat van de Adviescommissie Verzetsdaden.
Het commissariaat legde de zaak eerst voor aan de Schade Enquête Commissie of een ander orgaan, met de vraag of de persoon door de schade in ernstige moeilijkheden is geraakt en hoe hoog de geleden schade feitelijk was.
Vervolgens werd de zaak behandeld in de vergadering van de Adviescommissie Verzetsdaden, die de Minister van Financiën van advies diende.
Achtergrond archief
De Adviescommissie Verzetsdaden heeft tot begin jaren ’60 adviezen uitgebracht.
De archieven van de bij wet ingestelde Schade Enquête Commissies en het Commissariaat voor Oorlogsschade, welke tevens de adviezen van de Adviescommissie Verzetsdaden en de beslissing van de Minster bevatte, zijn door het Ministerie van Financiën vernietigd.
Het van Stichting 1940-1945 afkomstige deelarchief is het enige dat bewaard is gebleven, het is dus niet het complete SEV-archief.
De archieven van het Commissariaat voor Oorlogsschade zijn wel veelvuldig geraadpleegd door het CADSU (Centraal afwikkelingsbureau Duitse schadeuitkeringen), zodat het CADSU-archief nog stukken kan bevatten over de beslissing in het kader van ‘Schade Eigen Verzet’.
Geschiedenis van het archiefbeheer
Het archief is tot overbrenging naar het Nationaal Archief in 2020 in beheer geweest van Stichting 1940-1945, eerst in Amsterdam en later in Diemen.
De verwerving van het archief
Het archief is in 2023 formeel overgebracht.

Inhoud en structuur van het archief

Inhoud
Het archief bevat persoonsdossiers van mensen die aanspraak wilden maken op de regeling Schade Eigen Verzet. De dossiers bevatten (beknopte) rapporten over het verzetswerk, de geleden schade, de huidige financiële en gezinssituatie (opgesteld door Stichting 1940-1945). De dossiers kunnen ook de besluiten van het ministerie van Financiën (Commissariaat voo Oorlogsschade) bevatten, evenals de adiezen van de Advies Commissie Verzetsdaden, maar die zijn niet in elk dossier aanwezig.
Selectie en vernietiging
Uit het archief is bij de bewerking niets vernietigd.
Verantwoording van de bewerking
Het gehele archief is ontzuurd, ontijzerd, en elastiekjes en binders zijn verwijderd. De stukken zijn verpakt in zuurvrije omslagen, enveloppen, linten en in zuurvrije dozen opgeborgen. Alle etiketten zijn zuurvrij.
Ordening van het archief
Dit archief met persoonsdossiers is opgebouwd uit twee complementaire deelarchieven. Er is een alfabetisch deelarchief (inv. 1 t/m 181) en er is een numeriek deelarchief (inv. 182 t/m 339). De toegang tot het numeriek deelarchief is de cartotheek (inventarisnummers 340 tot en met 347). Een persoon kan zowel in het alfabetische deel als in het numerieke deel van het archief voorkomen.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig beperkt openbaar (A).
Beperkingen aan het gebruik
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van kwetsbare of slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Stichting 1940-1945: Archief Schade Eigen Verzet, nummer toegang 2.19.348, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, , 2.19.348, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Verwante archieven
Het archief van het Centraal afwikkelingsbureau Duitse schadeuitkeringen (CADSU) kan stukken bevatten over de beslissing in het kader van de regeling Schade Eigen Verzet, zie toegang 2.08.46.
Stichting 1940-1945, Bestuursarchief, toegang 2.19.347
Stichting 1940-1945, Persoonsarchief, toegang 2.19.337