Daar Floris Cousebant enig erfgenaam was van zijn verre achterneef Hendrik van Wijk, zijn deze stukken aan het geslacht Cousebant gekomen
Jan de Graeff overleed in 1751, zijn broeder Pieter de Graeff in 1760 of kort daarvoor. Beiden waren vermoedelijk zonen van Pieter de Graeff.. Agneta ter Laak overleed als weduwe van eerstgenoemde omstreeks 1765. Allen woonden te Alkmaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Haar enig erfgenaam was haar nicht Maria Theresia Cousebant, echtgenote van mr. Matthias van Wijk
Deze hoofdafdeling betreft stukken betreffende adellijke huizen, heerlijkheden, stichtingen en verdere goederen van de familie Cousebant en aanverwante geslachten. De stukken betreffende boedelscheiding zijn geplaatst in de eerste hoofdafdeling, ook als hierbij onroerende goederen zijn
Achterin aant. betr.
a) geboorte, huwelijk en overlijden van diverse familieleden, lopende van 1660-1725
b) aankoop van een stoel in het H. Kerstmisgilde te Haarlem, 1669
c) grafsteden in de Grote Kerk te Haarlem en in de kerk te Bovenkarspel
d) de prijs van kaas over de jaren 1663-1683
Met enkele los inliggende bijlagen
Niet raadpleegbaar
Voorin aant. betr. het Huis Oud-Alckemade
Achterin aant. betr. geboorte, huwelijk en overlijden van enkele naaste familieleden, lopende van 1709-1735
De folio's, die de goederen bevatten, welke ten deel zijn gevallen aan Cornelia Josina Emonds en haar echtgenoot mr. Jacob Versoijde van Varick, zijn dichtgenaaid. Bovendien zijn vele foliobladen uitgesneden
Niet raadpleegbaar
Met enkele los inliggende bijlagen
In de rug zeer zwaar beschadigd. De tekst is vrijwel ongeschonden
Met enkele los inliggende bijlagen.
Voorin aant. betr. geboorte, huwelijk en overlijden van naaste familieleden, lopende van 1608-1618
Niet raadpleegbaar
Met los inliggende brief van H. van Burmania van Emingha, derde echtgenote van wijlen Tiberius Pipinus van Emingha tot Goutum, aan de executeur Dijkslooth te Warmond, 1734
Zie ook inv. no. 209
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Aangetast door vocht
Niet raadpleegbaar
Zeer zwaar beschadigd, daardoor onduidelijk
Het stuk is gedrukt en bevat tevens geschreven aantekeningen
Niet raadpleegbaar
Aangetast door vocht
Niet raadpleegbaar
Zeer zwaar beschadigd
Hieronder bevinden zich schetskaarten van percelen land op Attelaken en de Bremberg te Etten
Reg. no.265 en no. 266
Het charter is gebruikt als omslag voor een borderel van een rekening van de nagelaten goederen van Hendrik van Alckemade van Berckenrode. (inv. no. 358). Hierbij zijn het rechter derdedeel alsmede het onderste gedeelte afgeknipt
265 1540 (z.d.).
Burgemeesters, schepenen en raad van Haarlem oorkonden ten overstaan van Jan Conincxzoen en Peter van Foreest, leenmannen van de grafelijkheid van Holland, en met als getuigen en gevolmachtigden mr. Jan Philipsz., Jan Ysbrantsz. Focx, Frans die Haes, Robbrecht Reyersz., Joest Geritsz. en Ysbrant Ghysbrechtsz., allen te Utrecht, dat Josyne van Schagen, weduwe van Joest van Borsselen, ridder, met als voogd haar neef Johan van Schagen, heer van Burchorn, overgedragen heeft aan haar neef Eernst van Nyenroede, met toestemming van zijn broeder Frans van Nyenroede, zekere percelen land in het kerspel van Liere, gelegen aan de Poeldyck en met als leenheer de proost van Oudemunster te Utrecht, alsmede zekere percelen land onder Camerick en Bruekel, komende van haar moeder Adriaene van Nijenroede,
Geinsereerd in de oorkonde van ca. 1540 (Reg. no. 266).
De tekst is gedeeltelijk verloren gegaan.
266 (ca. 1540).
Cornelis van Aemstel van Mynden en van Ruweel, knape, oorkondt ten overstaan van zijn leenmannen en met als bezegelaar Goedschalck van Winsen, dat hij vidimus geeft van de oorkonde van 1540 z.d. (Reg. no. 265).
Oorspr. ( Inv. no. 358 en no. 610). Het zegel van de bezegelaar is verloren.
Het charter is gebruikt als omslag voor een borderel van een rekening van de nagelaten goederen van Hendrik van Alckemade van Berckenrode van 1692 ( Inv. no. 358 ). Hierbij zijn het rechter derdedeel en het laatste gedeelte verloren gegaan.
Hierbij ook de goederen onder de betrokken heerlijkheden gelegen
Het geslacht Cousebant bleef tot 1820 in het bezit van het Huis Oud-Alckemade. Nadat het Huis in 1824 afgebroken was, verwierf de weduwe van mr. J. Bijleveld de grond met het koetshuis in 1825 door aankoop. Bij de overdracht van archief bescheiden schijnt men niet al te nauwkeurig te werk te zijn gegaan. Enkele stukken zijn in het archief van de familie Cousebant achtergebleven. Een schoonzoon van de laatste eigenaar van de hofstede Oud-Alckemade droeg in 1933 de bescheiden hiervan met toebehoren over aan het Algemeen Rijksarchief. Zie voor de geschiedenis van het Huis Oud-Alckemade: S.J. Fockema Andreae e.a.: Kastelen, ridderhofsteden en buitenplaatsen in Rijnland
Blijkens aant. in margine ging aan dit register vooraf een register van Willem van Alckemade. (fol. 68 op los blad: "eens te soeken in't register van heer Willem no. 2")
Hieraan vooraf ging een register van Floris van Alckemade. (fol. XL, LI, LVII en LXII: "naar 't boeck heer Floris van Alckemade geheeten 't swaert boeck, in't zwaerte register, enz."). Het beschreven deel draagt als oud nummer: no. 3. De folio's XIX, XXII en 64 ontbreken. Het bevat leenakten van Johan van Culenborch, diens weduwe Agatha van Alckemade en hun dochter Margaretha van Culenborch. Later is achterin een katern gevoegd, bevattende leenakten van Wilhelm, vrijbaanderheer van Hamal en Monceaux, zoon van voornoemde Margaretha. Voorin staan eden vermeld, af te leggen resp.voor Agatha van Alckemade en Margaretha van Culenborch. Achterin bevinden zich een formulier voor het opstellen van leenakten van Sybrand van Alckemade, vermoedelijk van 1614, alsmede aantekeningen over het omrekenen van munten en het berekenen van hofrechten
In het archief van de hofstede Oud-Alckemade bevindt zig een leenregister van 1686-1793, gemerkt no. 5, zie aldaar inv. no. 65.
Zie voor een verkorte registerlijst tot 1581 Bijlage I
Niet raadpleegbaar
Vergelijk het archief van de hofstede Oud-Alckemade, inv. no. 78, alsmede van deze inventaris no. 1040
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Zij was een dochter van Jacob Kerremans, heer van Maneghem, en Beatrix van Alckemade
Mr. Adriaen Graswinckel werd in 1696 beleend met een vierde part van een derde part van een gerecht derde deel, alias een negende part van de ambachtsheerlijkheid Grijsoord, De Tonge, Huygenvliet, Bremsgat en Battenoord met de daaraan verbonden heerlijke rechten na opdracht door de crediteuren van Willem de Nobelaer. Na zijn overlijden werden achtereenvolgens zijn zuster Maria Graswinckel, haar echtgenoot Cornelis van der Goes, diens dochter Maria Theresia van der Goes, haar dochter Maria Christina Genoveva van Alckemade en haar zoon Floris Cousebant met genoemde portie beleend. Volgens het Aardrijkskundig Woordenboek van Van der Aa behoorde in 1843 nog een deel van voornoemde heerlijkheid aan Maria Christine Jeanne Cousebant van Waspik, douarière van Jean Louis Leon de Fontaine de Logères, en haar nakomelingen, wonende te Argentières en Nîmes. Het is niet uitgesloten, dat bij hen nog bescheiden betreffende Grijsoord berusten. De in het familiearchief Cousebant aanwezige stukken zijn kennelijk onvolledig
Reg. no. 228
228 1529 juni 28.
Schepenen van Nieuwerkercken in Grijssoert oorkonden, dat Gillis Cornelisz., schepen in de Ouwe Tonge, Yman Cornelisz., baljuw in de Ouwe Tonge, en Jan Willemsz. verkocht hebben aan Andries Willemsz. van Bronchorst, raadsheer, 47 gemeten land, gelegen in de ban van Battenoert.
up Sinte Pieter ende Pouwelsavendt.
Oorspr. ( Inv. no. 620 ). De zegels van de beide schepenen zijn verloren.
Reg. no. 231
231 1531 augustus 7.
Schepenen (van Grijsoord) oorkonden, dat Commer Cornelis Wittezdochter verkocht heeft aan Franssoys van de Werve, baljuw van Voorne, 3 gemet land, gelegen in de ban van Battenoort.
Oorspr. ( Inv. no. 621 ) met de zegels van de drie schepenen.
De rekeningen van 1792 en 1794 bevatten resp. de aant. in dorso: "behoort tot de 10e en 2e rekening"
De borderel bij de rekening van 1792 ontbreekt
De rekening van 1793 bevat de aant. in dorso: "behoort tot de 10e rekening"
De katern van 1791 is in duplo aanwezig
Reg. no. 315 en no. 347
315 1553 januari 7.
Leenmannen van het Land van Voorne oorkonden, dat Lenaert Jacobsz. uit Nyeuwe Tonge in pacht ontvangen heeft van Machtelt van Bronchorst, weduwe van Franchois van den Werve, 34 gemeten land, gelegen in Battenoert, voor de termijn van 7 jaar.
a circoncisione.
Oorspr. ( Inv. no. 628.1 ) met de zegels in rode was van de beide leenmannen.
Zie ook Reg. no. 347.
347 1559 juni 16.
Schepenen van Nieuwerkercken in Grysoort oorkonden, dat Lenert Jacopsz. uit Nyeuwe Tonge in pacht ontvangen heeft van Machtelt van Bronckorst, weduwe van Franchoeys van der Werve, wonende te Den Briel, 34 gemeten land, gelegen in Battenoort, voor de termijn van 7 jaar.
Oorspr. ( Inv. no. 628.2 ) met de zegels van de beide schepenen.
Zie ook Reg. no. 315.
In 1538 kocht Willem Simonsz., regent te Zierikzee, van Vincent Cornelisse, gecommitteerde van de financien, 1/8 van de gorzen en aanwassen van de ambachtsheerlijkheid Cromstrijen. (Zie De Vos, De Vroedschap van Zierikzee, blz. 11). Zijn zoon Martyn van Cromstrijen was evenals zijn vader heer in Cromstrijen. Blijkens Welker, Gesch. van Cromstrijen blz. 46, behoorden tot de geinteresseerden in de ambachtsheerlijkheid in het jaar 1614 zijn zoon mr. Willem van Cromstrijen en zijn schoonzoon mr. Adriaen van der Goes. Een jongere zoon mr. Philips van Cromstrijen bekleedde belangrijke functies als gevolmachtigde van de ambachtsheren. Volgens Welker blz. 50 was hij in 1625 heemraad van de polder Groot Cromstrijen. Bovendien breidden zowel mr. Philips van Cromstrijen als zijn zwager mr. Adriaen van der Goes hun invloed voortdurend uit door aankoop vanverschillende aandelen en percelen land. Sedert 1644 bestond de ambachtsheerlijkheid uit een vast aantal aandelen. Welker vermeldt in een bijlage betreffende de gecommitteerde ambachtsheren van Cromstrijen sinds 1644 onder meer mr. Philips van Cromstrijen in 1644, Willem van der Goes in 1645, mr. Adriaen van der Goes in 1657, Cornelis van der Goes in 1688, Floris van Alckemade in 1718 en Frans Bernard Cousebant in 1742. Door vererving van de families Van Cromstrijen, Van der Goes en Van Alckemade zijn de bescheiden tot de familie Cousebant gekomen
De akte van overdracht is foutief gedateerd 1627.
Reg. no. 187
187 1506 juli 2.
Karel enz. oorkondt ten overstaan van diens oom en voogd Jan van Outhuesden en andere getuigen, dat hij Jan Numan beleend heeft met de ambachtsheerlijkheid van Strijen met toebehorende rechten en de nieuwe aanwassen, gorzen, slikken en rietvelden, gelegen tussen de Westmaze en het diep van Strijemonde langs de Group, met Cromstrijen ten westen, Wijnekeen ten zuiden en het nieuwe land van Essche ten oosten, komende van zijn vader meester Gherijt Numan met toestemming van zijn broeder meester Pieter Numan.
Afschrift van ca. 1750 ( Inv. no. 636 ).
Met aant. in dorso betr. de aflossing van een hypotheek, 1629
Zeer zwaar beschadigd
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
De jaren 1736, 1743, 1764, 1765 en 1776 ontbreken
Tot de gecommitteerden behoorden achtereenvolgens Floris van Alckemade, Frans Bernard Cousebant en Floris Cousebant
Aangetast door vocht
Met in margine aant. betr. de opbrengst, 1759
De heerlijkheid Maneghem, gelegen in de parochie van Meulebeke en Pittem in West-Vlaanderen, werd in 1665 door de erfgenamen van Jacob Kerremans opgedragen aan zijn zwager Floris van Alckemade. Diens zoon Floris Ignatius van Alckemade noemde zich nog in 1734 onder meer heer van Maneghem. Het verdere verloop van de heerlijkheid blijkt niet uit de bescheiden van het familiearchief Cousebant
Blijkens aant. in dorso moet onder Floris heer in Bergerswael verstaan worden Floris van Alckemade en is Bergerswael "een stuck leen in Noort Holland"
Mr. Gerard van Renoy, raad en rekenmeester van Holland, werd in 1542 door Karel V na aankoop beleend met de hoge en lage heerlijkheid van het Nedereinde van Spijk met het slot met tien hont land genoemd "de Cloot", alsmede met de tienden van geheel Spijk, zowel van het Over- als van het Nedereinde met uitzondering van die van de papelijke prouve. Nadat het leen in 1567 krachtens zijn testament was overgegaan op zijn dochter Anna van Renoy, gehuwd met mr. Christiaen van der Goes, en vervolgens in 1590 op haar oudste broeder Gerard van Renoy, verkocht laatstgenoemde de heerlijkheid in 1611 aan Cornelis van Aerssen, griffier der Staten-Generaal.
Vgl. "Archivalia betreffende de heerlijkheid en de tienden van Spijk, zomede het slot genaamd "de Cloot", 1408-1765" berustende bij de Derde Afdeling van het Algemeen Rijksarchief. De in het familiearchief Cousebant voorkomende bescheiden zijn afkomstig van de voornoemde Annavoornoemde Anna van Renoy en mr. Christiaen van der Goes
Reg. no. 388
388 1567 september 4.
Philips, koning van Castillien enz., oorkondt ten overstaan van leenmannen van Holland, dat hij Anna van Renoy, met als voogd haar echtgenoot mr. Christiaen van der Goes, schout van Delft, beleend heeft met het huis en 10 hont land, genoemd de Cloot, alsmede met de hoge en lage heerlijkheid van Spyck krachtens het testament van haar vader mr. Gerryt van Renoy, heer van Spyck en eerste rekenmeester van Holland van 2 januari 1567 (1566 stilo Delphico).
Gegheven in den Haeghe.
Oorspr. ( Inv. no. 682 ) met het zegel in rode was van de Leenkamer van Holland.
Reg. no. 430 no. 432 no. 433 en no. 437
437 1572 maart 29.
Philips enz. oorkondt, dat hij het beroep van Geraert van Renoy en mr. Willem Muys voor zijn echtgenote Margriete Denlis op de Grote Raad vanwege een uitspraak van het Hof van Holland tot hun nadeel in een proces tegen mr. Xristiaen van der Goes, schout van Delft, als heer van Spyck voor zijn echtgenote Anna van Renoy en als voogd van de nagelaten kinderen van zijn schoonvader mr. Gerrit van Renoy, eerste rekenmeester van Holland en heer van Spyck, inzake de uitvoering van diens testament en zijn echtgenote Anna de Potis niet ontvankelijk verklaart (Zie Reg. no. 430 en no. 432).
1571 vóór Paesschen --- te Mechelen.
Oorspr. ( Inv. no. 683 ) met het zegel in rode was van de oorkonder.
430 1571 juni 2.
Het Hof van Holland oorkondt, dat de aanklacht van mr. Christiaen van der Goes, schout van Delft, eiser namens zijn echtgenote Anna van Renoy, dochter van wijlen Geryt van Renoy, eerste rekenmeester van Holland en heer van Spyck, alsmede namens de uitvoerders van het testament van zijn schoonvader, tegen Gerrit Renoy, heer van Spyck, gedaagde, niet ontvankelijk is verklaard.
Oorspr. ( Inv. no. 683.1 ). Gehecht aan verzoekschrift.
432 (1551 tussen juni 2 en juli 7).
Christiaen van der Goes, schout van Delft, verzoekt namens zijn echtgenote Anna van Renoy als erfgename van haar vader mr. Geraert van Renoy, heer van Spyck enz., aan de Grote Raad te Mechelen om herziening van de uitspraak van het Hof van Holland van 2 juni 1571, waarbij ingevolge het testament van haar vader het Huis en de heerlijkheid van Spijk werden toegewezen aan zijn zwager Gerrit Renoy (Zie Reg. no. 430).
Oorspr. ( inv. no. 683.1 ).
433 1571 juli 7.
Philips enz. oorkondt, dat hij op verzoek van Christiaen van der Goes het Hof van Holland alsmede Gerrit van Renoy heeft gedagvaard voor de Grote Raad te Mechelen om de uitspraak van 2 juni 1571 te herzien (Zie Reg. no. 430).
Gegeven in onser stede van Mechelen.
Oorspr. ( Inv. no. 683.1 ). aangehecht charter
Reg. no. 438
238 1534 maart 2.
Schepenen van Den Haag oorkonden, dat Pieter Schoeck, baljuw van Zuythollant, zich borg heeft gesteld voor 18 morgen land te Vueren ten behoeve van Walraven van Dalen, heer van Spyck, in de plaats van zijn borgstelling voor 18 morgen land ten behoeve van Jacob van der Wyel Adriaensz., met een losrente ten bedrage van 10 pond per jaar.
nae 't scriven 's bisdoms van Utrecht.
Oorspr. ( Inv. no. 684 ). De zegels van de beide schepenen zijn verloren.
Met in dorso de aant.: "XVIII morgen landt genoempt Bouwwech in Spych".
Niet raadpleegbaar
Reg. no. 336 no. 339 en no. 355
Gerard van Renoy zal dit stuk hebben toegezonden aan zijn zwager mr. Christiaen van der Goes ter opheldering
Beschadigd
336 1557 september 30.
Schepenen van Spyck oorkonden, dat Joris Vinck Anthonissen overgedragen heeft aan Elyzabeth Querin Cornelisz. weduwe een huis en hofstede, gelegen op het Nedereind van Spyc.
Afschrift van 28 januari 1594 door J. G. de Renoij uit het leenregister van de heerlijkheid van Spyck ( Inv. no. 685 ).
339 1558 mei 14.
Schepenen van Spyc oorkonden, dat Ambrosius Quirenensz. en Jan Janssen als voogd van zijn echtgenote Anthonia Quyrenensdochter overgedragen hebben aan Cornelis Symonsen een hofstede te Spyc (Zie Reg. no. 336).
Afschrift van 28 januari 1594 door J. G. de Renoij uit het leenregister van de heerlijkheid van Spyck ( Inv. no. 685 ).
355 1560 april 21.
Schepenen van Spyc oorkonden, dat Cornelis Symonsen overgedragen heeft aan mr. Geerit van Renoy, heer van Spyc 't Nedereynt, een hofstede te Spyc (Zie Reg. no. 336 en no. 339).
stilo communi.
Afschrift van 28 januari 1594 door J.G. de Renoij uit het leenregister van de heerlijkheid van Spyck ( Inv. no. 685 ).
Niet raadpleegbaar
Op 16 augustus 1752 verwierf Maria Catharina Emonds de ambachtsheerlijkheden Groot Waspik, Elf en een halve hoeve en Hendrik Luyten ambacht. Bij donatio inter vivos van 8 september 1741 schonk zij bovengenoemde ambachtsheerlijkheden aan haar zoon Francois Bernard Cousebant. De ambachtsheerlijkheden bleven in het bezit van de familie Cousebant tot in de 19e eeuw
Zie voor de desbetreffende stukken van de advocaat De Ville onder aanwinsten van het Algemeen Rijksarchief 1814-II, geplaatst als aanhangsel bij het archief van het Hof van Holland, inv. no. 6172-6175
Reg. no. 3 no. 4 no. 14, no. 19 no. 30 no. 61 no. 79 no. 82 no. 91 no. 106 no. 109 no. 120 no. 122 en no. 191.
De stukken dragen de letters A. tot en met AAA, met dien verstande dat onder elke letter of lettercombinatie soms verscheidene nummers horen. Enkele stukken ontbreken. Hieronder retroacta van 1317 af in afschrift. Alleen van de afschriften en extracten van vóór 1500 zijn regesten gemaakt
3 1317 januari 25.
Wilhem, graaf van Henegouwen enz., oorkondt, dat hij als een erfleen verkocht heeft aan Claas Gerritsz. van Wieldregt het ambacht van Raamsdonc.
Dordregt in Sint Pauwelsdage in den Winter.
Afschrift van 12 september 1740 door A. Roels, notaris te Den Haag, uit een boek ter secretarie van Raamsdonk, afschrift uit het leenregister van Holland, gemerkt E.E. (Inv. no.).
Gedrukt: Van Mieris, Charterboeken, II, blz. 167.
Zie ook: Drossaers, Nassause Domeinraad I 2, Reg. no. 132.
4 1324 mei 19.
Willem, graaf van Henegouwen enz., oorkondt, dat hij zijn knape Boudewijn van den Poele beleend heeft met 4 hoeven moer "op den wildert", gelegen ten zuid-oosten van Raamsdonke, met het daarbij behorende ambacht.
des Saturdaghes naa half Meije.
Afschrift van 17 november 1745 door J. Verlinden, notaris te Den Haag, van een afschrift van 19 maart 1742 door de griffier van de lenen uit het register E.L. 24 folio 31 (Inv. no.).
Zie ook: Drossaers, Nassause Domeinraad I 2, Reg. no. 163.
5 1342 januari 18.
Willem, graaf van Henegouwen enz., oorkondt, dat hij als een erfleen verkocht heeft aan Gielis van Wendelsnise 11 ½ hoeve moer en wildernis, gelegen boven het gerecht van Groot-Waspik, met nadere bepalingen omtrent de afwatering en de rechten en plichten van toekomstige bewoners.
des donredags na Sinte Pociaensdach -- tot Sinte Geertruydenberge.
Gevidimeerd in het afschrift van de oorkonde van 1 juni 1389 (Reg. no. 19).
14 1382 mei 14.
(Albrecht, hertog van Beieren enz.,) oorkondt ten overstaan van mannen van leen, dat hij: Lude Hendrikssoen van Wendelsnesse beleend heeft met 5 hoeven moer en wildernis, gelegen tegen het ambacht van Neder-Waspik tussen de Buermoer en Ludenambacht, en komende van Pieter Weerts (of Waarts).
gedaan in den Hage.
Afschrift van 15 november 1745 door J. Verlinden, notaris te Den Haag, van een afschrift van 23 november 1742 door de griffier van de lenen uit het register Liber 4 folio 196 (Inv. no.).
Onder het oorspr. stond de aant.: "Dit heeft Heijnric Ludesoen quijte geschouden minen Heer. Dirc van der Marwede heeftet weder ontfangen, ut patet in Registre 13 die Aprilis Anno 1429".
19 1389 juni 1.
Broeder Bonden, prior van de Santroosen bij Sinte Geertruydenberge, oorkondt, dat hij vidimus geeft van de oorkonde van 18 januari 1341 (Reg. no. 5).
opten dinsdage nae Ascensendag.
Afschrift van 15 november 1745 door J. Verlinden, notaris te Den Haag, van een afschrift van 1741 uit een register van overdrachten van het dorp Groot-Waspik (Inv. no.).
30 1404 februari 22.
Aelbrecht enz. oorkondt ten overstaan van leenmannen van de grafelijkheid van Holland, dat hij Willem van Wendelnesse beleend heeft met het ambacht van Groot-Waspijck, komende van Herman Haec Jacobssoon.
1403 in den Haage op Sijnte Pietersdach Cathedram -- naa den lope van onsen Hove.
Afschrift van 29 januari 1742 door de griffier van de lenen uit het register T.T.C. folio 47 (Inv. no.).
61 1420 december 30.
Johan (van Beieren) oorkondt ten overstaan van leenmannen van de grafelijkheid van Holland, dat hij Willem van Wendelsnesse erfelijk beleend heeft met het ambacht van Groot-Waspijc en het ambacht van Elf hoeven moers.
in den Hage.
Afschrift van 29 januari 1742 door de griffier van de lenen uit het register In Beijeren 9, fol. 210. ( Inv. no. 690 , D3).
79 1432 november 16.
Philips enz. oorkondt ten overstaan van zijn raad en leenmannen van de grafelijkheid van Holland, dat hij Dieric van der Merwede beleend heeft met de hoge heerlijkheid van 's-Gravenmoer en 5 hoeven land en moer, komende van Lueden Hendrikxzoon.
in den Hage.
Afschrift van 15 november 1745 door J. Verlinden, notaris te Den Haag, van een afschrift van 19 maart 1742 door de griffier van de lenen uit het register Beijeren IX, fol. 226 (Inv. no.).
82 1433 (tussen september 20 en oktober 5).
Philips enz. oorkondt ten overstaan van zijn leenmannen, dat hij Goidschalcx Ooms erfelijk beleend heeft met het ambacht van Groot-Waspijk alsmede met het ambacht van Elf hoeven en een halve hoeve moer, gelegen boven het gerecht van Groot-Waspijk en komende van Gillis van Wendelsnesse, met als naaste erfopvolger diens zoon Thielman Oom.
Afschrift van 29 januari 1742 door de griffier van de lenen uit het register Philippus A, fol. 2v. (Inv. no.).
91 1435 december 25.
Philips enz. oorkondt ten overstaan van leenmannen van Holland, dat hij Godschalc Oem, heer van Wijngaarden, raad, beleend heeft met het ambacht van Raamsdonck met molen, visserijen, veren en verder toebehoren, komende van Margareta van den Poel van Spienoet met als voogd haar echtgenoot Raessen van Linteren.
binnen onsen steede van Brussel.
Afschrift van een afschrift van 26 april 1735 door de griffier van de lenen uit het register Philips A, fol. 38v (Inv. no.).
106 1442 oktober 27.
Burgemeesters, schepenen en raad van Dordrecht oorkonden, dat ze onder nader genoemde voorwaarden besloten hebben tot de aanleg van eenweg op de moer, strekkende tot het ambacht van Besoijen, met het doen van een schouw en het aanstellen van heemraden overeenkomstig het besluit van hun gedeputeerden, de burgers van Sinte Geertruydenberg, heer Dirk van der Merwen, ridder, heer van Ethen enz., en andere personen.
op Sinte Sijmon en Judaeavont apostel.
Afschrift van 1 november 1741 door de secretaris van Waspik van een afschrift van 11 december 1720.
109 1453 oktober 18.
Philips enz. oorkondt ten overstaan van zijn raad en leenmannen van de grafelijkheid van Holland, dat hij Odelijen, dochter van wijlen heer Dirck van der Marwede, met als voogd Aarent van Wijk van Honsoirde, beleend heeft met de heerlijkheden van Eten, het slot en de dorpen Medewen en Babilonienbroek; met de lage heerlijkheid van Drongelen; met een rente ten bedrage van 100 pond per jaar, rustende op het slot te Medewen; met de hoge en lage heerlijkheid van 's-Gravenmoer met de ambachtsheerlijkheden van de Zijdwinde, Monsterkerk aan beide zijden van de Dussen en verder toebehoren; met ¼ deel van de helft van de wildernis van de Groten Wairt van Zuijd Hollant boven Sinte Geerdenberge; met hoeven moer met de ambachtsheerlijkheid in de Ham uit 's-Gravenmoer alsmede met stukken moer en wildernis gelegen naast het ambacht van Waspijk tussen de Buijeren moer.
Afschrift van 18 februari 1742 door de griffier van de lenen uit het register Principium capitulo Altena, fol. 4v (Inv. no.).
120 1461 november 30.
Philipis enz. oorkondt ten overstaan van zijn stadhouder en leenmannen van Holland, dat hij Thielman Oom van Wingaerden beleend heeft met de heerlijkheid van 5 hoeven moer en wildernis, gelegen naast het ambacht van Waspijck en genoemd Henrik Ludenszoons ambacht, komende van Oedelije van der Marweede heeren Dirkxdochter.
Afschrift van 29 januari 1742 door de griffier van de lenen uit het register Et Finis capitulo Zuyd-Holland, fol. 4v (Inv. no.).
Zie ook Reg. no. 109.
122 1462 april 13.
Philips enz. oorkondt ten overstaan van zijn leenmannen van Holland, dat hij Bertelmeus Pertant, rentmeester van Noortholland, beleend heeft met de hoge en de ambachtsheerlijkheid van 's-Gravenmoer, komende van Odelije heren Dircks geechte dochter van der Marweede met als voogd Janne die Voogt Claassoon.
1461 na den loope van onsen Hove.
Afschrift van ca. 1745 van een afschrift van 3 juli 1742 door de griffier van de lenen uit het register A. Et Finis capitulo Zuijdhollandt, fol. 6v. (Inv. no.).
Zie ook Reg. no. 109.
191 1509 februari 20.
Jacob Oom, ridder, heer van Wyngaerden en van Rubryk, baljuw van Zuythollant, oorkondt, dat hij in de hoge vierschaar te Dordrecht ten overstaan van zijn welgeboren mannen aan Andries Jans handbetoon verleend heeft van de aan de heer verschuldigde bedragen bij een sterfhuis met mondige en onmondige kinderen en aan de schout bij een erfhuis van het goed voor de weeskinderen als pondgeld.
1508 na loop 's Hoefs van Hollant.
Afschrift van 31 augustus 1745 door de secretaris van Groot Waspik van een afschrift van 1568 door de secretaris van Elf en een halve hoeve moer en Groot Waspik uit het register van het ambacht van 's-Grevelsduyn te Waspik (Inv. no.)
Reg. no. 22 no. 124 no. 125 no. 132 no. 134 no. 135 no. 146 no. 178 no 179 no, 180 no. 181 no. 258 en no. 319
De stukken dragen de letters A. tot en met BB, met dien verstande dat onder elke letter of lettercombinatie soms verscheidene nummers horen. Enkele stukken ontbreken. Hieronder retroacta van 1393 af in afschrift. Alleen van de afschriften en extracten van vóór 1500 zijn regesten gemaakt
22 1393 april 9.
Aelbrecht enz. oorkondt ten overstaan van zijn raad en mannen, dat hij Jan van Bueren beleend heeft met twee delen van het ambacht van Waspyc, alsmede met het gehele ambacht in de Hoec van de Zudewinde, komende van wijlen diens oom Willem van Wendelnesse.
tot Zerixee.
Afschrift van 29 januari 1742 door de griffier van de lenen uit het register Liber V folio 77 (Inv. no.).
124 1463 april 20.
Philips enz. oorkondt ten overstaan van zijn leenmannen van de grafelijkheid van Holland, dat hij Thielman Oom van Wijngaerden beleend heeft met het ambacht van Groot Waspyck, alsmede met het ambacht van Elffhoeven en een halve hoeve moer, gelegen boven het gerecht van Groot Waspijck en komende van zijn vader Goodschalcx Oom van Wingaerden (Zie Reg. no. 82).
Afschrift van 29 januari 1742 door de griffier van de lenen uit het register Et Finis capitulo Zuydholland, fol. XIIv (Inv. no.).
125 1463 april 20.
Philips enz. oorkondt ten overstaan van zijn leenmannen van Holland, dat hij Jan Oom van Wijgaarden beleend heeft met het ambacht van Raamsdonck met toebehoren, komende van wijlen zijn vader Goidschalcx Oom van Wingaarden. (Zie Reg. no. 91).
Afschrift van ca. 1745 van een afschrift van 26 april 1735 door de griffier van de lenen uit het register Et Finis capitulo Zuijdhollandt, fol. 13 (Inv. no.).
132 1473 oktober 1.
Karel enz. oorkondt ten overstaan van zijn stadhouder-generaal en leenmannen van de grafelijkheid van Holland, dat hij Philips van der Spaenge beleend heeft met de heerlijkheid van 5 hoeven moer en wildernis, genoemd Hendrick Ludensoons ambacht, gelegen naast het ambacht van Waspijck en komende van Tielman Oom van Wyngaerden, raadsman. (Zie Reg. no. 120).
Afschrift van 18 februari 1742 door de griffier van de lenen uit het register Karolus A capitulo Zuydholland, fol. 19v. (Inv. no.).
134 1474 september 10.
Karel enz. oorkondt ten overstaan van zijn stadhouder-generaal en leenmannen van Holland, dat hij Philips van der Spange beleend heeft met het ambacht van Raamsdonck, komende van Jan Oom van Wijngaerden. (Zie Reg. no. 125).
Afschrift van ca. 1745 van een afschrift van 24 april 1735 door de griffier van de lenen uit het register Karolus A capitulo Zuyd Hollandt, fol. 24 (Inv. no.).
135 1474 september 11.
Karel enz. oorkondt ten overstaan van zijn stadhouder-generaal en leenmannen van de grafelijkheid van Holland, dat hij Philips van der Spaenge beleend heeft met het ambacht van Groot Waspyc alsmede met het ambacht van Elffhoeven en een halve hoeve moer, komende van Tielman Oom van Wyngaerden, raadsman. (Zie Reg. no. 124).
Afschrift van 28 februari 1742 door de griffier van de lenen uit het register Karolus A, fol. 23v. ( Inv. no. 691 , H2).
146 1479 augustus 1.
Maximiliaen en Marie enz. oorkonden ten overstaan van hun stadhouder-generaal en leenmannen van de grafelijkheid van Holland, dat zij Cornelis van Bruhese beleend hebben met de hoge heerlijkheid en de ambachtsheerlijkheid van 's-Gravenmoer, alsmede met het ambacht van Groot Waspijck en het ambacht van Elffhoeven en een halve hoeve moer, gelegen boven het gerecht van Groot Waspyck en komende van Philips van der Spaenge (Zie Reg. no. 135).
Afschrift van 29 januari 1742 door de griffier van de lenen uit het register Maria Maximiliaen cap. Zuydholland, fol. 12 en 13 (Inv. no.).
178 1502 december 24.
Schepenen van Oosterhout oorkonden, dat Cornelis Bruheze overgedragen heeft aan zijn zoon Hendrick de heerlijkheid van 's-Gravenmoer, aan zijn zoon Anthonis de ambachtsheerlijkheden van Raamsdonck, Groot Waspijck, Henrick Ludens ambacht en Elve en een halve hoeve moer en aan zijn zoon Otto een hofstede met 7 morgen land, gelegen inde ban van Doveren in het Land van Heusden (Zie Reg. no. 146).
op den Heyligen Kersavont.
Afschrift van 28 februari 1742 door de griffier van de lenen uit het register A.P. Archidux cap. Zuijt Holland, fol. 34 (Inv. no.).
179 1502 december 26.
Leenmannen van de grafelijkheid van Holland oorkonden ten overstaan van schepenen van Oosterhout, dat Cornelis van Bruheze overgedragen heeft aan zijn zoon Henrick de heerlijkheid van 's-Gravenmoer, aan zijn zoon Anthonis de ambachtsheerlijkheden van Raamsdonck, Groot Waspiek, Henrick Luijdens ambacht en Elve en een halve hoeve moer en aan zijn zoon Otto een hofstede met 7 morgen land, gelegen in de ban van Doeveren in het Land van Heusden (Zie Reg. no. 178).
t' Oosterhout.
Afschrift van 28 februari 1742 door de griffier van de lenen uit het register A.P. Archidux capitulo Zuyd-Holland, fol. 34 (Inv. no.).
180 1503 april 26.
Philips enz. oorkondt ten overstaan van leenmannen van de grafelijkheid van Holland, dat hij Antheunis van Bruheze heleend heeft met de ambachten van Groot Waspyck en Elfe en een halve hoeve moer, alsmede met het amabcht van Raemsdonck, komende van zijn vader Cornelis van Bruheze (Zie Reg. no. 146, 178 en 179).
Afschrift van 28 februari 1742 door de griffier van de lenen uit het register A.P. Archidux cap. Zuyt-Holland, fol. 34v. (Inv. no.).
181 1503 mei 4.
Philips enz. oorkondt ten overstaan van leenmannen van de grafelijkheid van Holland, dat hij Hendric van Bruheze Corneliszoone beleend heeft met de hoge en ambachtsheerlijkheid van 's-Gravenmoer, de ambachten van Groot Waspyck en Elff hoeven en een halve hoeve moer en met het ambacht van Raemsdonck, komende van wijlen zijn vader (Zie Reg. no. 146, 178 en 179).
Afschrift van 28 februari 1742 door de griffier van de lenen uit het register A.P. Archidux cap. Zuyd-Holland, fol. 33v. (Inv. no.).
258 1539 april 17.
Kaerle enz. oorkondt ten overstaan van leenmannen van Holland, dat hij Willem van Gent Corneliszoon beleend heeft met het ambacht van Groot Waspyck en met het ambacht van Elfhoeven en een halve hoeve moer, komende van wijlen zijn grootvader Heyndrick van Bruheze, met het afleggen van de leenhulde door zijn vader mr. Cornelis van Gent wegens minderjarigheid van de beleende (Zie Reg. no. 181).
naar Paeschen.
Afschrift van 29 januari 1742 door de griffier van de lenen uit het Nieuwe Register cap. Zuydholland, fol. XVI (Inv. no.).
319 1554 februari 20.
Karel enz. oorkondt ten overstaan van leenmannen van de grafelijkheid van Holland, dat hij Robrecht van Gendt beleend heeft met het ambacht van Groot Waspyck en het ambacht van Elfhoeven en een halve hoeve moer, komende van wijlen zijn broeder Willem van Gendt, (Zie Reg. no. 258).
1553 naar schryven ons Hoofs van Hollandt.
Afschrift van 29 januari 1742 door de griffier van de lenen uit het register Confoederatio cap. Zuyd-Holland, fol. II (Inv. no.).
De inventaris is gemerkt A., verdere stukken ontbreken
Onder Holland moet worden verstaan het grondgebied van het voormalige graafschap en gewest Holland, omvattende de tegenwoordige provincies Noordholland, Zuid-Holland en het noord-westen van Noord-Brabant
Al deze stukken zijn afkomstig uit de nalatenschap van Hendrik van Wijk
Met aant. in dorso: "de helft van't Lantdrosthoeckjen"
Met in dorso aant. betr. de aflossing, 1606 en 1607
Onder de kleinkinderen bevindt zich Maria Keyser, weduwe van Adriaan Crucius
Reg. no. 373
Dit is Adriaen Gerritsz. van Hoorn
373 1565 april 26.
Het gerecht van Amsterdam oorkondt, dat aan Heeze Willemsz., eiser, toestemming wordt verleend tot het gebruik van een pad, lopend naar de wetering, ten nadele van Adriaen Gerritsz., gedaagde.
Oorspr. ( Inv. no. 713 ).
De grootvader van Hendrik van Wijk had deze huizen geerfd van Sara en Neeltje Caspers krachtens hun testament van 1646
Reg. no. 415
415 1569 september 24.
Philips, koning van Castillien enz., oorkondt ten overstaan van zijn leenmannen als graaf van Holland en heer van Asperen, dat hij Aernt van Renoy, baljuw van Schiedam, beleend heeft met de goederen van zijn ouders mr. Geraerdt van Renoy, heer van Spyck en eerste rekenmeester, en Anna de Potis.
Oorspr. ( Inv. no. 718 ) met het zwaar geschonden zegel in rode was van de Leenkamer van Holland.
Niet raadpleegbaar
Aangetast door vocht
Zie ook onder Uitgeest, (inv. no.828)
Vgl. het Archief van de Hofstede Oud-Alckemade, inv. no. 50 en no. 140
Zie onder Ooltgensplaat
Reg. no. 498
Met in dorso aant. betr. de aflossing in 1581
498 1577 april 20.
Schepenen van Delft oorkonden, dat Willem Pietersz. van Foreest verkocht heeft aan mr. Cornelis de Coninck en Jan Jansz. Graswinckel de jonge een rente ten bedrage van 37 carolus gulden en 10 stuiver per jaar, te lossen met de penning 16, vanwege de aankoop van een huis aan de Corenmarct, genoemd het Wapen van Dansick.
Oorspr. ( Inv. no. 726 ). De zegels van de beide schepenen zijn verloren.
Reg. no. 384 en no. 402
384 1566 november 29.
Philips, koning van Castillien enz., gelast mr. Christiaen van der Goes te Delft en Heynrick Aemen om ter dagvaart te verschijnen voor stadhouder en leenmannen van de grafelijkheid van Holland ter voortzetting van het proces tussen hen als opvolgers van wijlen Louris Pieters en wijlen Aem Heyndrycxz. met als medeprocesgenoot wijlen Adriaen Jacobs als gedaagden enerzijds en Cornelis Herweyer, koopman te Delft, als opvolger van wijlen zijn vader Anthonis Herweyer, en Floris van Oije als eisers anderzijds, inzake de verdeling van zekere leengoederen van de grafelijkheid van Holland.
in onser stadt van Mechelen.
Afschrift van een afschrift van ca. 1569 ( Inv. no. 727 ).
402 1568 oktober 4.
Philips enz. oorkondt, dat het Leenhof van Holland het proces zal voortzetten tussen Coornelis Herweyer, koopman te Delft, opvolger van wijlen zijn vader mr. Anthoenis Herweyer, en Florys van Oye te Leiden als eisers enerzijds en mr. Christiaen van der Goes, schout van Delft, als opvolger van wijlen Laurys Pietersz., en Heynryck Aemsz. als opvolger van Aem Heynrycxsz. als gedaagden anderzijds.
In den Haghe.
Afschrift van 16 juli 1569 ( Inv. no. 727 ).
Niet raadpleegbaar
Ten einde de vergoeding te kunnen betalen kreeg Johan Theodoor van Alckemade van de Staten van Holland gedaan, dat zij zeker land in de Moerdijk in de Ketel onder de Zwaluwe uit de ban van fideicommis ontsloegen, terwijl ook de huur van zekere percelen land te Zevenbergen voor de schadevergoeding werd gebruikt
De beide liassen over 1780-1787 bevatten tevens enkele stukken betreffende percelen land onder Sassenheim alsmede betreffende lesgelden voor Pieter Cousebant
Zie onder Schoorl